Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Namens Tamar (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Namens Tamar
Afbeelding van Namens TamarToon afbeelding van titelpagina van Namens Tamar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

Scans (7.67 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

column(s) / cursiefjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Namens Tamar

(1964)–Renate Rubinstein–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 106]
[p. 106]

Afgunst

Ik ben afgunstig. Dit geheim vermeed ik met wie dan ook te delen indertijd. - De ik uit de twee voorafgaande zinnen is niet de ik uit deze, maar de Russische dichter Jewtoesjenko wiens gedicht ‘Afgunst’ ik uit Het Parool geknipt heb. In zijn geheel kan ik het uit plaatsgebrek niet overnemen, maar het einde zal ik voor u overschrijven.

 
Mijn jaloezie verheel ik door volmaaktheid
 
Ik houd mij van de domme voor de schijn:
 
‘Imand moet toch zeker fouten maken,
 
Iedereeu kan immers zo niet zijn?’
 
Maar hoe ik mij zelf poog wijs te maken
 
‘Een ieglijk is zijn eigen lot beschikt’
 
het lukt niet dit besef weer kwijt te raken,
 
dat er een jongen leeft die 't verder schopt dan ik.

Dit vers bevalt mij goed. Het komt niet vaak voor in de poëzie dat iemand het zo openlijk over zijn ondeugden heeft. Dat wil zeggen, het komt wel voor, maar dan toch meestal met een ironische, berustende of filosofische strekking aan het eind, waarmee de betrekkelijkheid des dichters ondeugd of des lezers deugd wordt aangetoond. En afgunst is geen kleintje onder de ondeugden. Ontrouw, oneerlijkheid, lafheid, of gierigheid, hoe vervelend ook, laten zich allemaal eerder toegeven dan afgunst. Op die andere ondeugden kun je, als je het goed wilt bekijken, nog wel prat gaan, maar op afgunst, zeker die diepe waarover Jewtoesjenko het heeft, die berust op ontevredenheid met je zelf en bewondering voor iemand anders, kun je dat, per definitie, niet.

‘Ik ben jaloers op jou, op hem, op haar,’ - dat heb ik geloof ik

[pagina 107]
[p. 107]

nog nooit iemand horen zeggen. Wel op bijkomstigheden: jouw kamer, zijn slagvaardigheid, haar kookkunst, maar zelfs dan haast men zich meestal daar iets uit eigen bezit tegenover te stellen. En toch ben ik eraan gewend mensen de onaangenaamste dingen over zichzelf te horen toegeven. Impliciet bij zulke bekentenissen is blijkbaar toch een zekere trots erop: ik ben wel zo, maar ik heb het toch maar door, en misschien zou ik niet eens anders willen zijn, gesteld dat ik de keus had, die ik nu eenmaal niet heb. Amor vitae, zegt zelfs Nietzsche, is nergens spijt van hebben, en alles als je de keus had, precies zo opnieuw willen doen en doormaken. Een mooie uitspraak heb ik dat altijd gevonden en een troost in zwakke momenten. Inderdaad, maar in sterke denk ik wel eens dat het leuker, avontuurlijker, onzekerder ook, zou zijn, om als je de keus kreeg aan een nieuw leven vol ándere vergissingen te beginnen.

Bovendien vind ik het een aardig gedicht, omdat het op een ongewone manier een zelfportret van de dichter geeft. Met zeggen hoe je niet bent, maar wel zou willen zijn, beschrijf je dat deel van je zelf dat voor de toeschouwer even verborgen is als de achterkant van de maan, waarvan wij alleen weten dat zij bestaat, omdat er een voorkant is die wij zien. Verborgen, maar toch beslissend, want ook voor de toeschouwer maakt het verschil of keurige Ronald, vrijgezel en sinds twintig jaar ambtenaar op het departement van Landbouw en Visserij, in zijn hart jaloers is op de nozem die met een meid achterop per motorfiets de Nieuwendijk afraast, of juist op even keurige maar veel hoger geplaatste Donald die getrouwd is met de dochter van de minister van l. & v. Hij zal het je niet vertellen, maar dat wat maakt dat je hem aardig vindt, is misschien niets anders dan de kwaliteit van zijn afgunst.

Want men kiest weliswaar niet zich zelf maar wel zijn afgunst. Hoewel ik er wellicht alle reden toe heb, ben ik toch

[pagina 108]
[p. 108]

niet jaloers op Marga Klompé, Ank van der Moer, of Sjoukje Dijkstra. Op wie dan wel? Ja, hoor eens... Ik weet het trouwens niet altijd. Mijn afgunstig ideaalbeeld verandert nogal eens. Van iemand die wijs weet te zwijgen tot iemand die briljant weet te grappen, van verblindende schoonheid tot imponerende eruditie, van moeder van zes tot zwerfster zonder kind of kraai, van jou tot jou.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken