Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het sieraad der geestelijke bruiloft (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het sieraad der geestelijke bruiloft
Afbeelding van Het sieraad der geestelijke bruiloftToon afbeelding van titelpagina van Het sieraad der geestelijke bruiloft

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (9.91 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

Frans Erens



Genre

proza

Subgenre

traktaat
hertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het sieraad der geestelijke bruiloft

(1917)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 204]
[p. 204]

Hoofdstuk LXXVII
Van een andere partij verkeerde menschen

NOG vindt men een andere partij verkeerde menschen, die in enkele punten van deze verschillen; en deze houden er ook van ledig te zijn van alle werken, en niet anders te zijn, dan een werktuig, waarmede God werkt, wat Hij wil. En hierom zeggen zij, dat zij zijn in een staat van zuivere lijdzaamheid zonder werken, en dat de werken, die God met hen werkt edeler zijn en meer verdienen, dan eenig ander mensch verdienen kan, die zijne werken zelf werkt in de gratie Gods. En hierom zeggen ze, dat zij Godlijdende menschen zijn en zelf niet werken, maar dat God werkt al hunne werken. En deze zeggen ook, dat zij geene zonde kunnen doen, want God werkt de werken, en zij zijn van alles ledig. En al wat God wil, dat wordt met Hem gewrocht en anders niet. Deze menschen hebben zich van binnen werkeloos gelaten in ledigheid, en leven zonder eenige voorkeur. En zij hebben eene onderworpene, ootmoedige wijze; en zij kunnen zeer wel dulden en goedsmoeds lijden, al wat hun overkomt, want zij zijn een werktuig, waar God mede werkt naar zijn wil. Deze zijn op vele wijzen en in vele werken gelijk in gewoonten en manieren aan de goede menschen, en in sommige dingen verschillen zij; want alle dingen, waar zij van binnen toe gedreven worden, overeenkomstig of niet overeenkomstig met het goede, dat houden zij, dat het komt van den heiligen Geest. En hierin en in dergelijke dingen worden zij bedrogen; want de geest Gods wil, noch raadt, noch

[pagina 205]
[p. 205]

werkt in een mensch dingen, die met de leer van Christus en van de heilige Christenheid niet overeenkomen. Deze kan men moeilijk herkennen, ten zij een mensch verlicht is en hebbe de onderscheiding der geesten en der goddelijke waarheid; want sommigen zijn subtiel, en kunnen hunne tegenstrijdige wijze goed bemantelen en verschoonen. En zij zijn zoo halsstarrig, en bezitten zich zoo vast in eigenzin, dat zij eerder zouden sterven, dan eenig punt toegeven van dat, wat zij hebben gevat; want zij houden zich zelven voor de heiligsten en voor de meest verlichten, die leven. Zij verschillen van de eersten daarin, dat zij zeggen te kunnen toenemen en verdienen: en de eersten, die houden het er voor, dat zij niet meer kunnen verdienen, want, dat zij zich in eenigheid en in ledigheid hebben bezeten, waar men niet meer verhoogd kan worden, omdat daar geene oefening is. Dit zijn allen verkeerde menschen en de kwaadste, die leven, en zij zijn aldus zeer te schuwen, als de helsche vijand. Maar zoo gij wel hebt verstaan de leer, die ik u te voren gezegd heb op menige wijs, zoo voelt gij wel, dat zij bedrogen zijn. Want zij leven strijdig met God en met de gerechtigheid en met alle heiligen. En zij zijn allen voorboden van den Antichrist, die zijnen weg bereiden tot alle ongeloof; want zij willen vrij zijn zonder de geboden Gods, en zonder de deugden, en ledig en vereenigd met God zonder de minne en de liefde. En zij willen Godschouwende menschen zijn, zonder minnelijke aanstaring, en de heiligste, zonder werken van heiligheid. En zij zeggen, dat zij rusten in Dengene, dien zij niet minnen. En zij zeggen, dat zij verheven zijn in Dengene, dien zij niet willen noch begeeren. En zij zeggen, dat zij ledig zijn van alle deugden, en van alle overgave, opdat zij God niet hinderen in zijn werken. En zij bekennen wel, dat God schepper en heer is van alle creaturen, nochthans willen zij Hem noch danken, noch loven. Zij zeggen ook, dat Hij zonder einde machtig en rijk is. Nochthans

[pagina 206]
[p. 206]

zeggen zij, kan Hij noch geven, noch nemen, en dat ook zij niet kunnen toenemen of verdienen. En somtijds houden zij het tegenovergestelde vol en zeggen, dat zij meer loon verdienen, dan andere menschen, want God werkt hunne werken, en zij lijden Gods werk op ledige wijze en worden zelf gewrocht: en aldus, zeggen zij, ligt hier in het hoogste verdienen. En dit is altegader bedrog en onmogelijk, want Gods werken in zich zelf is eeuwig en onveranderlijk, want Hij werkt zich zelf uit en anders niet. En in dit werken is geen toenemen, noch verdienen voor eenig schepsel; want hier is niets dan God, die noch verhoogd, noch vernederd kan worden. Maar de schepsels hebben hun eigen werken, door middel van de kracht Gods in de natuur en in de genade en ook in de gloriën: en wanneer die werken hier in de genade eindigen, dan duren zij eeuwig in de gloriën. Ware het nu mogelijk, hetgeen niet zijn kan, dat de geestelijke creatuur te niet ging in haar werk en aldus ledig zou worden, zoo als zij was toen zij niet bestond; dat is dat zij één met God zou worden, naar de wijs waarop zij toen was, dan zou zij niet kunnen verdienen, niet meer dan zij toen deed. Dan ware zij ook niet meer heilig of zalig, dan een steen of hout; want zonder ons eigen werken en zonder de minne en de kennis van God kunnen wij niet zalig zijn. Maar God ware zalig, zoo als Hij eeuwig was, en dat zou ons niet tot voordeel zijn. En hierom is deze ledigheid een volkomen bedrog; want alle kwaadheid en alle verkeerdheid willen zij vervormen, en edeler en hooger zetten, dan eenige deugd. En het kwaadste willen zij bemantelen met subtiliteiten, zoodat het schijne het beste. Dezen zijn in strijd met God en al zijne heiligen, maar zij zijn wel gelijk aan de verdoemde geesten in de hel, want de verdoemde geesten zijn zonder minne en kennis. En zij zijn ledig van dank en lof en alle minnelijke overgave; en dat is de oorzaak, dat zij eeuwig verdoemd blijven. En dezen menschen

[pagina 207]
[p. 207]

ontbreekt ook anders niet, dan dat hun tijd valle in de eeuwigheid, en de gerechtigheid worde geopenbaard in hunne werken. Maar Christus, de Zoon Gods, naar zijne menschheid het hoofd van alle goede menschen en de regel, hoe zij leven moeten. Hij was, en is, en zal blijven voor immer met alle zijne leden, dat is met alle heiligen, minnende en begeerende, dankende en lovende zijn hemelschen Vader. Nochthans was en is zijne ziele vereenigd en zalig in het goddelijke wezen; maar tot deze ledigheid kon Hij nooit komen, en nimmermeer zal Hij er komen. Want zijne glorieuse ziel en allen, die zalig zijn, hebben een eeuwige overgave in minne, geheel zoo als degenen, die honger en dorst hebben, en God hebben gesmaakt, en nimmermeer verzadigd kunnen worden. Nochthans genieten diezelfde ziel van Christus en alle heiligen God boven alle begeeren, waar niets dan eenheid is. Dat is de eeuwige zaligheid Gods en van alle zijne uitverkorenen. En hierom is het genieten en werken de zaligheid van Christus en van alle zijne heiligen; en het is het leven van alle goede menschen, van elk naar de mate zijner minne. En het is eene gerechtigheid, die nimmermeer vergaan zal. En hierom moeten wij ons sieren van buiten en van binnen met deugden en met goede zeden, zoo als de heiligen deden; en wij moeten ons minnelijk en ootmoedig oefenen voor de oogen Gods door alle onze werken, en zoo ontmoeten wij God door middel van alle zijne gaven. En dan worden wij aangeraakt door gevoelige minne en vervuld met algemeene trouw. En zoo worden wij uitvloeiende en weder invloeiende in gerechte liefde, en bevestigd en vast blijvende in enkelvoudigen vrede en in goddelijke gelijkendheid. En door middel van deze gelijkendheid en genietende minne en goddelijke klaarheid ontvlieden wij ons zelven in eenheid, en ontmoeten God met God zonder middel in genietende rust. En aldus worden wij eeuwig inblijvende en altoos uitvloeiende en zonder oponthoud weder

[pagina 208]
[p. 208]

inkeerende. En hier mede bezitten wij een waarachtig innerlijk leven in alle volkomenheid. Dat ons dit geschiede, tot dit helpe ons God. Amen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken