Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het sieraad der geestelijke bruiloft (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het sieraad der geestelijke bruiloft
Afbeelding van Het sieraad der geestelijke bruiloftToon afbeelding van titelpagina van Het sieraad der geestelijke bruiloft

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (9.91 MB)

ebook (3.18 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

Frans Erens



Genre

proza

Subgenre

traktaat
hertaling


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het sieraad der geestelijke bruiloft

(1917)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 219]
[p. 219]

Hoofdstuk V
Van een eeuwig uitgaan, dat wij hebben in de geboorte des Zoons

HIER ontspringt en begint een eeuwig uitgaan en een eeuwig werken zonder begin, want hier is een begin zonder begin. Want na dat de almachtige Vader in den grond zijner vruchtbaarheid zich zelf volkomen heeft begrepen, is de Zoon, het eeuwige Woord des Vaders uitgegaan, de tweede persoon in de Godheid. En door middel van die eeuwige geboorte zijn alle schepselen uitgegaan, eeuwiglijk voor aleer zij geschapen waren in den tijd; zoo heeft God ze aangezien en erkend in zich zelven met onderscheid in levende redenen en in de anderheid van zich zelf; doch niet eene anderheid op alle wijzen, want alles wat in God is, dat is God. Het eeuwige uitgaan en het eeuwige leven, dat wij in God eeuwiglijk hebben en zijn zonder ons zelf, dat is een oorzaak van ons geschapen wezen in den tijd. En ons geschapen wezen hangt in het eeuwige wezen, en het is één daar mede naar het wezenlijke zijn. En dit eeuwige wezen en leven, dat wij hebben en zijn in de eeuwige wijsheid Gods, dat is Gode gelijk; want het heeft een eeuwig inblijven zonder onderscheid in het goddelijke wezen. En het heeft een eeuwig uitvlieten door middel van de geboorte des Zoons, in eene anderheid met onderscheid naar eeuwige redenen. En door middel dezer twee punten is het God aldus gelijk, dat Hij zich zonder ophouden herkent en herbeeldt in deze gelijkendheid naar wezen en naar personen. Want al is hier onderscheid en anderheid naar de rede, dit

[pagina 220]
[p. 220]

gelijken is nochthans één met het zelfde beeld der heilige Drievuldigheid, dat de wijsheid Gods is, waar God zich zelven in beschouwt, en alle dingen, in een eeuwig Nu zonder voor en na. Met een enkelvoudig zien ziet Hij zich zelven aan, en alle dingen. En dit is Gods beeld en Gods gelijkenis, en ons beeld en onze gelijkenis; want hierin herbeeldt God zich zelf en alle dingen. In dit goddelijk beeld hebben alle schepselen een eeuwig leven, zonder zich zelven als in hun eeuwig voorbeeld, en naar dit eeuwig beeld en naar deze gelijkenis heeft ons gemaakt de heilige Drievuldigheid. En hierom wil God, dat wij ons zelf doen uitgaan in het goddelijk licht; en dit beeld, dat ons eigen leven is, bovennatuurlijk vervolgen, en het met Hem bezitten, werkend en genietend in eeuwige zaligheid.

Want wij vinden duidelijk dat de schoot des Vaders is onze eigen grond en onze oorsprong, waar wij ons leven en ons wezen in beginnen. En uit onzen eigen grond, dat is uit den Vader en uit alles, wat in Hem leeft, schijnt een eeuwige klaarheid, dat is de geboorte des Zoons. En in deze klaarheid, dat is in den Zoon, is de Vader openbaar aan zich zelven en alles wat in Hem leeft; want alles wat Hij is en wat Hij heeft, dat geeft Hij den Zoon, alleen niet de eigenschap van het vader-zijn: dat blijft Hij zelf. En hierom leeft alles, wat in den Vader leeft verborgen in de eenheid, in den Zoon uitgevloeid in de openbaarheid: en altoos blijft de enkelvoudige grond van ons eeuwig beeld in duisternissen en zonder wijze. Maar de ongemeten klaarheid, die hieruit schijnt, openbaart en brengt voort de verborgenheid Gods in wijzen. En alle menschen, die boven hunne geschapenheid verheven zijn in een schouwend leven, zijn één met deze goddelijke klaarheid. En zij zijn de klaarheid zelve, en zij zien, en gevoelen, en vinden zich zelf, door middel van dit goddelijk licht, te zijn die zelfde enkelvoudige grond volgens de wijze van hunne ongeschapenheid, waar de klaarheid zonder

[pagina 221]
[p. 221]

mate uit schijnt op goddelijke wijze, en naar de simpelheid des wezens enkelvoudig inblijft, eeuwig zonder wijze. En hierom zullen de innerlijk schouwende menschen uitgaan naar de wijze des schouwens boven de rede, en boven het onderscheid, en boven hun geschapen wezen met eeuwig instaren. Door middel van dat ingeboren licht worden zij vervormd en één met dat zelfde licht, waarmede zij zien en dat zij zien. En aldus vervolgen de schouwende menschen hun eeuwig beeld, waar naar zij gemaakt zijn, en beschouwen God en alle dingen zonder onderscheid in een eenvoudig zien in de goddelijke klaarheid. En dit is het edelste en het nuttigste schouwen, waar men toe komen kan in dit leven; want in dit schouwen blijft de mensch het allerbest meester over zich zelf en vrij, en kan toenemen in hoogheid van leven in elken minnelijken inkeer boven alles, dat men verstaan kan; want hij blijft vrij en meester over zich zelven in innerlijkheid en in deugden. En dat staren in het goddelijk licht houdt hem boven alle innerlijkheid, en boven alle deugden, en boven alle verdiensten; want het is de kroon en het loon, waar wij naar streven, en die wij nu hebben en bezitten op deze wijze, want het schouwende leven, dat is een hemelsch leven. Maar indien wij uit deze ellende waren bevrijd, zoo zouden wij naar onze geschapenheid bekwamer zijn de klaarheid te ontvangen, en zoo zou de glorie Gods ons beter en edeler op alle wijzen kunnen doorschijnen. Dit is de wijze boven alle wijzen, hoe men uitgaat tot een goddelijk schouwen, en tot een eeuwig staren en hoe men vervormd en overvormd wordt in de goddelijke klaarheid. Dit uitgaan des schouwenden menschen is ook minnelijk; want door middel van de genietende minne gaat hij zijne geschapenheid te boven, en vindt, en smaakt de rijkheid en de weelde, die God zelf is, en die Hij vloeien doet zonder oponthoud in de verborgenheid des geestes, waar de mensch gelijkend is op de edelheid Gods.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken