Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel
Afbeelding van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakelToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.75 MB)

XML (1.41 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

(1858)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vander achtender vlecken. C. LXXVI.

16Hier na volcht die achtende vlecke, dat waren die ghene 17die onsuvere hoefde hadden. Hier mede versteetmen gulsec- 18heit ende oncuuscheit; want dese twe sonden, boven alle 19andere sonden, soe makense onsuver dat gheesteleke hoet des 20menschen, dat es sine vriwilleghe ghedachte, die op gherecht 21soude staen Gode te scouwene ende te besittene in purhei- 22den: die wert neder ghetrocken, overmids dese ·ij· sonden, 23in een beestelec leven; ende daer inne wert die mensche 24alsoe verkeert, dat heme God onsmakelec went ende alle 25doechde.

[pagina 12]
[p. 12]

1Want wanneer dat ghelost des lichamen overgheet des 2menschen ghedachteGa naar voetnoot(1), soe es sijn hoet onsuver, want hi 3wert vermiddelt ende verbeeldt met senleken beeldenGa naar voetnoot(2), ende 4met vleeschleker neighinghen: ende daer inne wert hi alsoe 5verdwaest ende verblent, alsoe dat hi verliest kinnesse ende 6smaec van allen gheesteleken goede. Ende dan verdrinct hi 7in ene blende wellust der naturen, ende alsoe dat heme dunct 8dat heme onmoghelec es weder te Gode te keerne. Ende dit 9merke wi in der Ewangelien met den ghenen die sprac dat hi 10·j· wijf ghetrouwet hadde, ende daeromme en mochte hi niet 11comen ten avont etene. Ende onse Here leert ons oec dat die 12rike man, die alle daghe at ende dranc verweendelekeGa naar voetnoot(3), 13ende droech preciose cledere ende sachte: hi wart in die helle 14begraven. Ende aldus ghedaneGa naar voetnoot(4) liede beweende Sente 15Pauwels, ende sprect dat si sijn viande des crucen ons Heren; 16hare inde sal sijn, sprect hi, een verderfnesse, want hare 17buuc es hare GodGa naar voetnoot(5). Ende hi sprect voert: ‘Die niet en sma- 18ken dan ertsche dinghe, hare vroude ende hare glorie sal 19verwandelt werden in confusien ende in scandenGa naar voetnoot(6).’ Ende 20hier omme seldi merken roet ernste dese ·ij· sonden. Gulsec- 21heit, sprect Sente Augustijn, dat es ene onghesaedte ghireghe 22ghelost te spisen ochte te dranke; ende hier na volcht ·j· ghi- 23rech verslendende eten ende drinken. Ende in desen etene 24en laet heme die gulseghe mensche niet ghenoeghen met

[pagina 13]
[p. 13]

1noedorste der naturen; maer hi wilt hebben preciose leckere 2spise, ende kume can hi ghebeiden dat die spise bereet esGa naar voetnoot(1). 3Dicwile edt hi ende drinct te vele, ende meer trectene die 4smaec der spisen dan die hongher, want hi soect meer ghelost 5dan noet des lichamen. Hier ute comt ommate ende onor- 6deneGa naar voetnoot(2), vele sprekensGa naar voetnoot(3), idele waerdeGa naar voetnoot(4) ende onnutte 7waerde, truffenGa naar voetnoot(5) ende boerdenGa naar voetnoot(6), ongheordende bliscapGa naar voetnoot(7), 8onghesaetheit der naturenGa naar voetnoot(8), ende ombesette sedenGa naar voetnoot(9), onbe- 9dwongenheit der senneGa naar voetnoot(10) ende verblentheit der redenenGa naar voetnoot(11), 10uutwendeghe ende inwendeghe traeeheit toe den dienste 11Goods, ende plompheit der ghedachtenGa naar voetnoot(12), onnutte ghe- 12peise, dronkenscap ende onweettentheit, ende menegherande 13onsuverheit van buten ende van binnen. Maer dese dinghe 14en sijn altoes niet doetsonde; maer wanneer dat si comen ute 15der wortelen der gulsecheit, dan sijnse altoes swaerre ende 16meer te ontsieneGa naar voetnoot(13). Voertmeer, atse men gulsecheit ende 17alle dese dinghe niet en wedersteet noch en verdrijft, soe 18valt men harde lichte in oncuuscheiden, ende dan wert die 19vlecke twevoldech.

voetnoot(1)
Sur. Cùm enim carporis voluptas mentem hominis superat el occupat.
voetnoot(2)
Sur. siquidem imagines sensitivae vel sensuales, carnalesque affectus et propensiones, medium illi praestant, eumque depingunt et occupant.
voetnoot(3)
Sur. splendidè. De beteekenis van hoerlyk, prachtig is eigen aen dat woord van onzekeren oorsprong. Zie het Glossarium van De Vries, bl. 657, en Bormans op Christina, bl. 370.
voetnoot(4)
Versta dusdanige, dergelyke, en zie Bormans, bl, 422.
voetnoot(5)
Cfr. Philip. 3, 18-19.
voetnoot(6)
Cfr. ib.
voetnoot(1)
Sur. vixque dum praeparetur cibus, temperare sibi et expectare potest.
voetnoot(2)
Sur. Ex hoc vitio nasci solet immoderatio, inordinatio.
voetnoot(3)
Sur. multiloquium.
voetnoot(4)
Sur. vaniloquium.
voetnoot(5)
Het woord komt, met het oud fransche truffe, van het italiaensch truffa, en beteekent bedrog, leugen, beuzelry. Zie Kiliaen.
voetnoot(6)
Het woord is afkomstig van het fransche buorde, en heeft daer ook de beteekenis van, by Kiliaen, nugae, jocus.
voetnoot(7)
Sur. inepta laelitia.
voetnoot(8)
Sur. corporis indispositio vel mala affectio.
voetnoot(9)
Sur. mores incompositi.
voetnoot(10)
Sur. sensuum irrefrenatio.
voetnoot(11)
Sur. caecitas rationis.
voetnoot(12)
Sur. mentis hebetudo.
voetnoot(13)
Sur. Non tamen isthaec semper exitialia et mortifera sunt peccata; sed cùm ex gulae radice proficiscuntur, semper gruviora magisque verenda sunt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken