Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel
Afbeelding van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakelToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.75 MB)

XML (1.41 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

(1858)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vanden ·v· offeranden voor den volke. C. XCVII.

21Al te hans hier na gheboet Moyses dat men al dat vier 22utc den outare dade, dat men tote op dien dach gheorboert 23haddeGa naar voetnoot(1); want in dien daghe soude hem God vertoenen ende 24sine glorie. Doe nam Aaron vive offeranden (na dat die mees-

[pagina 56]
[p. 56]

1ter sprect in der IstorienGa naar voetnoot(1), ende oec die text vore in den 2selven capitele; maer hier en esser maer ·iij· ghenoemt) ende 3dese offeranden waren van ghemeinre cost alle des volcs. 4Die eerste offerande was een calf vore haerre alre sonden; 5die andere offerande was ·j· boc vore des princen sonden; 6die derde offer was ·j· lam vore die sonden elker sielen, 7dat es elcs menschen in der ghemeinheit; die vierde offerande 8was ·j· osse, dat es een stier al te verberne; die vijfte ·j· weder 9omme vrede ende pays te makene van allen dinghen tusschen 10Gode ende sijn volc.

11Siet dese figure leert ons wat wi Gode sculdich sijn ende 12onsen prelaet, ons selven ende onsen evenkersten.

13Wortele ende beghin alre doechde dat es kinnesse ons 14selfs. Ende hier omme sele wi ons altoes sondich ende ghe- 15breckeleec bekinnen, ende al stervende, ende verwinnende 16vleesch ende bloet, sele wi ons Gode offeren in penitencien. 17Want die synagoghe der Joden offerde Gode ·j· calf van 18ghemeinre cost vore haerre alre sonden, ende dit was ieghen- 19welken gnoech; want elc mensche en hadde niet connen 20vercrighen ·j· calf, noch men hads oec niet connen verpleghen 21soe vele te verberneGa naar voetnoot(2).

22Ende alsoe gheliker wijs so offert die heileghe Kerke nu 23Gode ·j· leven van penitencien met enen stervene der son- 24denGa naar voetnoot(3), ende dit sijn alle menschen sculdich, niemen ute 25ghenomen, paus ende bisscoppe, moneken ende papen, ghe- 26leerde ende ongheleerde; want die sonder penitencie ende 27sonder bedwanc sijnre naturen leeft, hi en es niet ·j· levende 28let der heilegher Kerken. Ende omme dat die offer der

[pagina 57]
[p. 57]

1sonden ghemeine was, ende hi den priesteren toe behoerde 2ende alle den volke van werdicheit des bisscops ende der 3priestereGa naar voetnoot(1), so droech Aaron van den ghemeinen bloede in 4den tabernakel, ende hi nette sinen vingher in dat bloet, ende 5sprayde met den bloede seven werven jeghen die cortine 6vore die jeghenwerdicheit Gods; ende hi bestreec die 7·iiij· hoerne van den guldenen outare met den selven bloede, 8op dat dat ghemeine bloet verbidden mochte die sonden des 9volcs; want ghemeine penitencie der heilegher Kerken, die 10heeft grote macht vore Gode.

11Alle die inwendeghe vetheit, vleesch, ende huut, ende 12mes, dat sele wi offeren ende verberren alsoe alse hier vore 13gheseghet es ende ontbonden.

voetnoot(1)
Sur. quo usus fuerat iis diebus.
voetnoot(1)
De schryver meent Petrus Trecensis, aliàs Comestor, opsteller van de Historia scolastica.
voetnoot(2)
Sur. non tamen tanta multitudo vitulorum cremari potuisset.
voetnoot(3)
Sur. vitam offert poenitentiae et vitiorum mortificationi deditam.
voetnoot(1)
Sur. Et quia oblatio pro peccatis generalis erat, pertinebatque ad sacerdotes et omnem populum ob reverentiam Pontificis et sacerdotum, Aaron, enz.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken