Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel
Afbeelding van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakelToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.75 MB)

XML (1.41 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 2. Vanden gheesteliken tabernakel

(1858)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van ·xij· vrochten des Sacraments. C. CXXII.

5Die ierste vrocht es caritate te Gode ende tote alien men- 6schen. Die andere vrocht es inneghe godleke vroude, die 7niemen ave nemen en mach. Die derde vrocht, dat es die 8vrede ons Heren, dien niemen ontsaten noch verstoeren en 9machGa naar voetnoot(1). Die vierde vrocht, verduldicheit, die niemen met 10doeghene verladen en machGa naar voetnoot(2). Die vijfte vrocht, dat es 11lancmoedicheit, die met ghestadeghen moede alles doeghens 12ende alle dine verbeidtGa naar voetnoot(3). Die sente vrocht, dat es goetheit, 13die gheen quaet in hare ghedoeghen en mach. Die sevende 14vrocht, dat es goedertierenheit, die tote allen doechden es 15bereet, ende in der noet niemene ave gaen en machGa naar voetnoot(4). Die 16achtenste vrocht, dat es sachtmoedicheit, die alle dinc effene 17ende sonder abolghe dreecht, ende die en gheen onghelijc 18ute den mensche verdriven en machGa naar voetnoot(5). Die neghende 19vrocht, dat es gheloeve, een ghewarech fundament alre

[pagina 165]
[p. 165]

1doechde ende alre heilecheit, dat gheene creatureGa naar voetnoot(1) met 2valschen lichte, noch met gheenre behendicheit, in twivele 3ochte in wane buten den gheloeve verleiden en mach. Die 4tiende vrocht, dat es ghematicheitGa naar voetnoot(2); si gheeft den mensche 5een oetmoedich rijp wesen van butenGa naar voetnoot(3), ende een wel 6ghesaedt ghemoede van binnenGa naar voetnoot(4); ende si laet hare met 7cleinre noedorft ghenoeghen, ende si besludt de begherte 8jeghen alle onordene overdaet ende overtollecheitGa naar voetnoot(5). Die 9ellefste vrocht, dat es continencie, een wederhouden ochte 10een bedwanc alle der ghelost ende alle der gheneichtheit in 11siele ende in lijf, die ongheordent es ende Gode contrarie 12ende den doechden. Die tweellefste vrocht des gheests, dat 13es suverheit, een verhaven herteGa naar voetnoot(6) dat heme oefent in ons 14Heren doeghenGa naar voetnoot(7), ende daer mede verbeelt es ende doer- 15gaenGa naar voetnoot(8), ochte een bloet verstaen daer God inne licht met 16hemelscher claerheitGa naar voetnoot(9).

17Dit sijn de ·xij· vrochte die wi ontfaen, alse wi ons Gode 18gheheel gheven, ende in hoegher weerdicheit dat sacrament 19ontfaen. Wille wi aldus Gods ghesmaken, so moete wi heme 20voeden in ons een gheesteleec leven dat heilich siGa naar voetnoot(10), ende 21dat leven moede wi voeden met reinre ghesonder spisen, dat 22sijn heileghe werken wel ghewracht, sonder dolinghe. Ende

[pagina 166]
[p. 166]

1hier ave leest men eene figure in Levitico, dat es in den 2boeke der sacrificien. Daer leest men aldus, dat onse Here 3ondersceet gaf den Joden, welke spise hen onreine waren, 4ende welke hen reine waren van beesten, van vesschen, ende 5van voghelenGa naar voetnoot(1). Maer dese spise, die den lichame voedt, die 6en roert ons nietGa naar voetnoot(2); want sijn wi reine van sonden, so sijn 7ons alle dinc reine die God ghemaect heeft tote onser noet- 8dorftGa naar voetnoot(3). Maer dat den Joden gheboden was lijfleec te doene, 9dat es ons gheesteleec gheboden: ende hier omme wilt God 10dat wi ghespijst werden buten onsGa naar voetnoot(4) overmids uutwendeghe 11goede werke, ende binnen ons overmids devocien ende 12inwendeghe ufeninghe, ende boven ons overmids een scou- 13wende aencleeven ane GodeGa naar voetnoot(5). Ende aldus werde wi met den 14werkenden levene ghespijstGa naar voetnoot(6), ende wandelen met den bees- 15ten op der eerden, eest dat wi leven de ghebode Gods. Ende 16met den inneghen levene werde wi ghespijst onsen 17inkeereGa naar voetnoot(7), alse wi swemmen met den vesschen in de watere 18der gracien, daer wi Gods ghesmaken ende sijnre menech- 19fuldegher gaven. Maer met den scouwenden levene werde 20wi ghespijst, alse wi vlieghen met den voghelen, boven onse 21verstaen, in die locht der claerheit Gods. Ende aldus es onse 22wandelinghe ende onse gheesteleke spise drivoldich, daer 23wi Gode inne behaghen moghen ende ewech leven verdienen. 24Maer wi moeten proeven ende merken welke werke dat reine 25sijn ende ons gheorloeft, ende welke onrcine sijn ende ons 26verboden.

voetnoot(1)
Sur. Tertius, pax Domini, quam perturbare nemo potest.
voetnoot(2)
Sur. Quartus patientia, quae nullis afflictionum oneribus opprimitur aut vincitur.
voetnoot(3)
Sur. Quintus, longanimitas stabili ac firmo animo omnem afflictionem et omnia sustinens.
voetnoot(4)
Sur. Septimus, benignitas, quae ad virtutes omnes prompta et parata est, et in necessitate neminem deserit.
voetnoot(5)
Sur. Octavus, mansaetudo, quae aequabiliter et absque indignatione omnia suffert, quaeque nullis rebus adversis ex homine expelli se patitur.
voetnoot(1)
Sur. quamque nulla creatura quovis fallaci ac fictitio lumine, enz.
voetnoot(2)
Sur. Decimus, modestia.
voetnoot(3)
Sur. quae foris quidem hominem banè maturum, compositum ac humilem efficit.
voetnoot(4)
Sur. et intùs animum praestat sedatum et tranquillum.
voetnoot(5)
Sur. atque ab omni inordinata superfluitate et abundantia refrenat et continet appetitum sive concupiscentiam.
voetnoot(6)
Sur. cor sublevatum.
voetnoot(7)
Sur. in Dominica sese passione exercens.
voetnoot(8)
Sur. cujus etiam imagines sibi habet impressas, eaque penetratum est.
voetnoot(9)
Sur. aut nudus intellectus, in quem Deus coelesti claritate irradiat.
voetnoot(10)
Sur. vitam illi intra nos spiritalem, eamque sanctum alamus oportet.
voetnoot(1)
Cfr. Levit. 11.
voetnoot(2)
Sur. Verùm quatenus cibus ad corpus tantùm pertinet, nihil haec ad nos spectant.
voetnoot(3)
Cfr. Tit. 1, 15.
voetnoot(4)
Sur. foris.
voetnoot(5)
Sur. et supra nos contemplativa ad Deum adhaesione pascamur.
voetnoot(6)
Sur. Ita nimirum vita activa alimur, et cum bestiis gradimur in terra.
voetnoot(7)
Sur. Et in nostrà introversione vita interna pascimur.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken