Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
Afbeelding van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

traktaat
verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

(1861)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Van der derder misen van oefeninghen. C. VIII.

4 Hier na volcht die derde wise, die ons volmaect in doechden 5 en̄ in alre chierheit van beylighen levene. Die wert 6 gheoefent in ‧iij‧ punten, dat is Gode danken, loven en̄ benedien. 7 Nu merct, wi selen danken, loven en̄ benedien Gode, want 8 hi heeft hemel en̄ eerde ghescapen en̄ alle creaturen, te sijnre 9 cren en̄ te onsen behoef; en̄ hi heeft ons ghemaect te sinen 10beelde en̄ te sinen ghelike, en̄ heerscap ghegeven boven al dat 11in die werelt is. Nochtan brac onse ierste vader inder naturen 12sijn ghebod, en̄ viel in sonden en̄ wi alle met hem; maer onse 13ewighe almachtighe Vader heeft onse sonden overdect met 14sijnre ghenaden, want hi gaf ons sinen Sone, die onsen last 15ghedraghen heeft. Hi heeft ons gheleert, gheleeft en̄ ghewijst 16den wech der waerheitGa naar voetnoot(1). Hi heeft ons ghedient oetmoedich, 17ghehoirsam tote der doot, om dat wi leven souden ewelic 18mit heme in sine glorie, sonder einde. Met rechte selen wi 19danken, loven en̄ benedien onsen hemelscen Vader, en̄ sinen 20gloriosen Sone, en̄ harer beider Gheest, die dit grote wonder 21ghewracht hebben van minnen in onser naturen. Wi selen oec 22danken, loven en̄ benedien onsen lieven Here Jhesum Christum, 23die een met den Vader is, dat hi ons ghegeven en̄ ghelaten 24heeft sijn vleesch en̄ sijn bloet en̄ sijn gloriose leven 25inden heylighen Sacramente, daer wi in vinden spise en̄ dranc 26en̄ ewich leven, en̄ al dies ons ghelusten mach, meer dan wi

[pagina 24]
[p. 24]

1verteren moghen. Wi selen offeren onsen Vader sinen Sone 2ghewont, ghemartelyt, doot van minnen om onsen wille. Wi 3selen offeren onsen Vader sinen Sone met alle der heyligher 4sacrificienGa naar voetnoot(1), die ye gedaen was van goeden priesteren in 5sinen name. Ende daer mede selen wi offeren der werdicheyt 6GodsGa naar voetnoot(2) al den dienst der heyligher kerstenheit en̄ alle der 7goeder menschen vanden iersten tote den lesten. Wi selen 8oec danken en̄ loven onsen lieven Here Jhesum Christum 9met der werdicheit Marien sijnre liever moederGa naar voetnoot(3), die hi vercoes 10ute al der werelt sijn moeder te sine, en̄ hi ghewerdichde 11dat sine onfinc van den heylighen Gheeste, droech en̄ ghebaerde 12sonder smette en̄ sonder wee, moeder en̄ maghet: en̄ 13hi ghewerdichde hare edele borste te sughene. Die inghele 14songhen hem glorie inden hemel, en̄ hi weende biGa naar voetnoot(4) sijnre 15moeder inder cribben. Si aenbeedene ende sachene ane alse 16haren God en̄ haren sone. Si diende hem met groter werdicheit, 17en̄ hi hare weder alse een goet kynt sijnre liever moeder. 18Si mochte hem bidden en̄ ghebieden alse haren sone. 19Soe grote wonder en wart noyt ghesien. Marien edelheit van 20doechden en̄ van heylighen levene, die en mach men niet 21bescriven noch vertellen. Si is diep in oetmoedicheden, 22hoghe in reynicheden, wijt en̄ breet in caritaten, lanc in ontſarmherticheden 23allen sondaren die haers begheren. Want 24si is moeder alre gracien en̄ alre genaden, en̄ si is onse advocaet 25en̄ onse middellersse tusschen ons en̄ haren Sone, en̄ hi 26en mach hare niet onsegghen dat si begheert; want si is sijn

[pagina 25]
[p. 25]

1moeder en̄ sit te sijnre rechter siden, coninghinne met hem 2ghecroent, vrouwe en̄ mechtich in hemel en̄ in erde, boven 3alle creaturen alre hoechst, en̄ alre naest hem selven.

4Hier omme selen wi hem danken en̄ loven vander groter 5eren die hi ghedaen heeft sijnre moeder, en̄ onser alre, in 6mensceliker naturen; want ondancsamheit doet verdroghen 7die fonteine der ghenaden Gods. Danken, loven en̄ eren Gode, 8dat was dat ierste were dat ye gheoefent wart van creaturen, 9en̄ dat sal ewelic duren. En̄ dat begonste inden hemel, want 10doe die inghel Sinte Michiel met sinen inghelen street jeghen 11Luciferre en̄ jeghen sine inghele wie den hemel behouden 12soude, doe wart Luciſer verwonnen en̄ alle sijn here, ende 13viel ute den oversten hemele alse blixemeGa naar voetnoot(1) en̄ bernende 14vlamme: want die hem selven hoecht, hi wert ghenedert. 15Doe verbliden alle die choere, en̄ alle die ordinen, en̄ alle die 16moghende heerscapeGa naar voetnoot(2) des hemels, en̄ die overste inghel van 17den Seraphinnen gaf Gode ewighen lof, en̄ al dat hemelsce 18here volchde hem na. Si dancten alle Gode vander victorien, 19en̄ si aenbeden en̄ loven hem, want hi hare God is. En̄ si 20minnen en̄ ghebruken sijns ewelic in sijnre eren.

voetnoot(1)
Sur. viamque veritatis vivendo culcavit, eamque nos doeuit ac nobis demonstravit.
voetnoot(1)
Ruysbroeck gebruikt veelal dit woord in het vrouwelyk geslacht.
voetnoot(2)
divinae praestantiac ac Majestati, zegt Surius.
voetnoot(3)
Sur. cum dignitate et excellentia amantissimae matris suac, enz.
voetnoot(4)
A. en G. hebben dit bi niet, maer stellen alleen sijnre moeder in dativo. Surius vertaelt: ipse in maternis auribus, positus in praesepio, moestos dabat vagitus.
voetnoot(1)
A.G. blixene.
voetnoot(2)
D. alleen, heerscapie.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken