Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen
Afbeelding van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

traktaat
verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 4. Dat rike der ghelieven. Vanden vier becoringhen. Vanden seven sloten. Van seven trappen

(1861)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Vanden abyte, datmen draghen sal. C. XX.

17Ende hier omme, prueft en̄ merct u selven, ofte ghi dese 18‧vij‧ slote in u ghevoelt, en̄ oܟte ghi geciert en̄ ghecleet sijt 19van binnen met den doechden die daer toebehoren. Want ic 20vrese datmen ghemeinlic in religiën en̄ in cloesteren meer

[pagina 109]
[p. 109]

1soect ende begheert den lichame te cierne en̄ te cledene van 2buten, dan die siele van binnen. En̄ hier omme segghe ic u: 3en sijt niet curioes, mer sijt onachtsam van uwen abite dat 4ghi ane draechtGa naar voetnoot(1). Eest out, eest nuwe; hoe grof, hoe versmaet 5dat si, dat laet u ghenoeghen alsoe alse ment u gheeft. 6Es uwe lichame ghedect jeghen dat coudeGa naar voetnoot(2), en̄ bescermt 7jeghen hitte, dat is ghenoech, wildi uwe reghele levenGa naar voetnoot(3) en̄ 8Gode behouden. En̄ en murmereertGa naar voetnoot(4) niet; want inden beghinne 9alle de heylighen die religienGa naar voetnoot(5) en̄ ordinen stichten 1010Ga naar voetnoot(6), die vercoren dat groefste en̄ dat onweersteGa naar voetnoot(7) laken 11datmen inde provincie vant daer si in woenden, en̄ altoes 12sonder varweGa naar voetnoot(8). Nu heeft die duvel en̄ die hoverdighe mensche 13nuwe vonde vonden: dat zwart zoude sijn, dat is 14brunet ghegreintGa naar voetnoot(9). Dat graeuwe abyt is brune gheminctGa naar voetnoot(10)

[pagina 110]
[p. 110]

1worden, blaeu, groene en̄ roet te gadere ghemingtGa naar voetnoot(1). Wit en 2can men niet gheveysenGa naar voetnoot(2); dat moet alsoe bliven: maer hoe 3die verwe isGa naar voetnoot(3), men nemt gherne die beste wolle diemen 4vercrighen mach, in wat state dat siGa naar voetnoot(4). Ende alse dat laken 5bereet is, so en weetment hoe sceppen noch makenGa naar voetnoot(5), datGa naar voetnoot(6) 6der werelt en̄ den duvel behaghen moghe. Selke makent soe 7wijt en̄ soe groet, datmenre ‧ij‧ ofte ‧iij‧ cledere af maken 8mochte. Selke makent soe inghe, oft ane hare vel ghenaeyt 9ware. Die onderrocke tote der knie cort, ende op den buuc 10gheknoept alse een sotGa naar voetnoot(7). Selke makent soe lanc, datment 11hoghe op scorssenGa naar voetnoot(8) moet. En̄ selke makent, dat achteren 12hen sloytGa naar voetnoot(9) in de modere. PrueftGa naar voetnoot(10) en̄ merct, aldus en waest 13niet gheordent int beghin: ende hier omme is wolle, ende 14varwe, ende maecsele der cledere irregheleer, dat is onhebbelic 15der ordinenGa naar voetnoot(11). God gheve hem sine wijsheit, diet 16maken doen en̄ alsoe draghen.

17Tote deser doerheit, die nu in cloesteren regneert, daer

[pagina 111]
[p. 111]

1volcht noch na andere chierheitGa naar voetnoot(1): dat sijn gordele mit 2silvere beslaghenGa naar voetnoot(2), en̄ sonderlinghe clatermeerse en̄ chierheitGa naar voetnoot(3), 3diemen daer ane hanct, dat die joncfrouwe, die 4nonne, al clinkende ga alse ene hinne met bellenGa naar voetnoot(4).

5De monike riden ghewapent, en̄ met langhen zweerden alse 6ridderen; maer jeghen den duvel, ende jeghen die werelt, en̄ 7jeghen hare quade onreine ghenuechte ende ghelost, sijn si 8onghewapent: en̄ daer omme werdense diewile verwonnen. 9Selke joncfrouwen ofte nonnen die uutgaen, gheciert, begheren 10meer te behaghene der werelt dan Gode: ende hier 11omme is hare uutganc verghiffenisseGa naar voetnoot(5) en̄ ewich venijn, dat 12den duvel wel behaechtGa naar voetnoot(6), dat si met hem ewelic drinken 13selen in die onreine camere der hellenGa naar voetnoot(7).

14Nu merctGa naar voetnoot(8), de jonfrouwen die in ordinen sijn, sy moeten 15hare cameren gheciert hebben met coetsenGa naar voetnoot(9), met sitteclederenGa naar voetnoot(10), 16mit saergien en̄ met cussenen, alse oſte sy in die 17werelt waren. En̄ hier in moechdi merken, dat leven dat die

[pagina 112]
[p. 112]

1heylighen stichtenGa naar voetnoot(1) inden beghinne van ordinen, dat destrueren 2die ghene die nu sijn. Ende al selc quaet exempel 3vinden die kindere die nu in cloestere comen; ende aldus 4vergheetGa naar voetnoot(2) ordine ende heylich leven van daghe te daghe, 5in lanc soo meer.

6Ende hier omme hebbic u gheschreven hoe ghi enen dach 7leven sult: en̄ alsoe. leeft alle uwe dagheGa naar voetnoot(3). En̄ merct u 8selven alle daghe, buten ende binnen, ofte ghi uwen daghe 9loenGa naar voetnoot(4) verdient; want ghi en cont die wijsheit Gods niet 10ghehoenenGa naar voetnoot(5) noch bedrieghenGa naar voetnoot(6). Ende de gherechticheit Gods 11sal u te rechte ordeelen in dien pointe, dat ghi in dat inde 12uus levens vonden wertGa naar voetnoot(7). Ende hier omme soe radic u:

 
Merct u nauwe, en̄ hoet u wel,
 
Die tijt is cort, die doot is snel.
15[regelnummer]
Alst comt ane die stont,
 
Dat uwe siele lijtGa naar voetnoot(8) den mont,
 
Dan seldi loen na werkeGa naar voetnoot(9) onfaen:
 
Dat wederkeren is ghedaen.

voetnoot(1)
G. aen draecht. Versta aen 't lyf draegt, gelyk men zegt een kleed aen hebben of om hebben, welk alles noodwendig verschilt: immers men kan een kleed dragen (gelyk men heden zegt), namelyk op den arm, op eenen stok, enz. zonder het nogtans aen te hebben. Zie Bormans op Christina, bl. 208.
voetnoot(2)
Ruysbroeck gebruikt dit woord elders nog met het onzydig geslacht. Zie het Tabernakel, II. bl. 220, regel 7. Zie mede Clarisse, op de Heimelijkheid der Heimelijkheden, bl. 395-96, en de aldaer beroepen plactsen.
voetnoot(3)
Zie over dit werkwoord transitivè gebruikt, het Glossarium op het Tabernakel.
voetnoot(4)
G. alleen, murmert.
voetnoot(5)
G. alleen, regule.
voetnoot(6)
Sur. Ab ipso enim initio institutarum à sanctis patribus religionum et ordinum monasticorum.
voetnoot(7)
F. onweerdste. G. onwerdste.
voetnoot(8)
G. varuwe. Surius vertaelt: pannum maximè rudem atque vilissimum, eundemque eolorium, hoc est nullo tinctum colore, deligebant.
voetnoot(9)
Sur. Niger color in fuscum versus est. Het adjectief brunet, van het italiaensch-fransch brunet, beteekent bruinachtig, by wyze van diminutief. Kiliaen vertaelt bruynet door subaquilus, subfuscus, anderen door subniger. Maer het woord is hier een substantief, gelyk aen het fransche brunette, naem eener fyne donkere stof, welke eertyds door de ryke lieden gedragen werd. Grein daerentegen beteekent eene hairen stof, eene soort van kametot, dat van kameelshair, gelyk chamois dat van geitenhair gemaekt wordt. De zin is derhalve, in stede van een zwart hairen kleed, draegt men brunet dat ghegreint is, of er uit ziet als grein, de gedaente heeft van grein.
voetnoot(10)
F, G. ghemingt.
voetnoot(1)
Sur. cincricius habitus, ex caeruleo, viridi, et rubicundo mixtus est.
voetnoot(2)
Veysen en veynsen zyn by Kiliaen synonyma, vertaeld door fingere, simulare. De schryver wil zeggen dat wit voor geene ontveinzing of vermomming vatbaer is. Surius vertaelt zeer wel: Candidus vel albus color fucum quidem non admittit, sed ita maneat necesse est.
voetnoot(3)
Sur. at tamen qualiscunque sit color.
voetnoot(4)
Sur. idque etiam in statu monastico.
voetnoot(5)
Sceppen is hier zoo veel als formare, en maken zoo veel als conficere. De zin is: men weet niet welken tooi of maeksel er aen te geven.
voetnoot(6)
Versta dat het.
voetnoot(7)
Sur. Inferiores quorundam vestes non nisi genua attingunt, et circa ventrem nodis stringuntur instar morionum.
voetnoot(8)
F, G. op scorsen.
voetnoot(9)
F. sloit. G. sloeit. Het werkwoord sloyen zegt zoo veel als stodderen, of slepen. Zie het woord opgehelderd door De Vries, in zyn Glossarium op den Lekenspieghel.
voetnoot(10)
Zie Proeven in het Glossarium op het Tabernakel.
voetnoot(11)
Sur. Itaque nulli dubium est, et lanam, et colorem, et habitûs formam, esse irregularia, id est, minimè ad ipsum ordinem sive monasticum institutum accommodata et congrua.
voetnoot(1)
Sur. Accedit autem ad hanc insaniam, qaae modò passim in coenobiis regnat, aliud quoddam ornamenti genus.
voetnoot(2)
Cingula argenteis laminis obducta, zegt Surius.
voetnoot(3)
Surius vertaelt: appendentîbus hinc indè, decoris gratia, quibusdam rebus tinnulis ac strepentibus. Het woord meerse of meersse heteekent koopwaer, hy Kiliaen merx, mercimonium. Klatermeerse is derhalve zoo veel als klatergoed, klaterend goed, gelyk men ook klatergoud zegt, enz.
voetnoot(4)
Sur. haud seeùs quàm gallinae crepitacula gestantes.
voetnoot(5)
G. vergheffenisse. K. verghevenesse. By Kiliaen staet het woord als synoniem van verghift, venenum.
voetnoot(6)
Sur. gratissimum tartareis hostibus.
voetnoot(7)
Sur. quod cum iisdem miserae illae in spurcissimo inferorum conclavi sine fine potabunt.
voetnoot(8)
Adde his, zegt Surius.
voetnoot(9)
Versta slaepkoetsen, in stede van op den grond te liggen of op eene bussel stroo.
voetnoot(10)
Wy verstaen voetiapyten, of iets van dien aert. Uit Surius is niets te gissen. Hy vertaelt de zinsnede aldus: Adde his, quod istiusmodi Deo sacratae virgines in coenobiis agentes, lectorum fulcris et pulvinaribus, ac scdilium instratis plùs aequo preciosis, et stragulis pietis ac eervicalibus non aliter quàm si in medio vivant mundo, sua instruunt atque ornant cubieula.
voetnoot(1)
Het woord staet in imperfecto.
voetnoot(2)
F, G. te gheet. K. vergaet.
voetnoot(3)
Sur. Quam ob rem eertam tibi unius diei transigendae normam praescripsi, juxta qaam omnes ipsa vitae tuae dies transigere curabis.
voetnoot(4)
F, G, K. dachloen.
voetnoot(5)
K. ghehoonen. Honen of ghehonen is nagenoeg synoniem van bedriegen. Zie het Glossarium op den Dietschen Doctrìnael, en de aldaer beroepen schryvers.
voetnoot(6)
Surius heeft geheel deze zinsnede verkeerd opgevat. Zy luidt by hem: Considera quaeso et inspiee temetipsam quotidiè forìs et intùs, utrùm etiam pensum quotidianum absolvas: ut enim divinam sapientiam perserutari non sufficis, ita etiam nec fallere poteris.
voetnoot(7)
Sur. Et divina quidem justitia, quo in statu ex hac vita decesseris, secundum eum justissimè de te feret sententiam.
voetnoot(8)
F, G. lijdt. K. lijd. 't Is weêr het oude liden, in 't fransch passer. Versta derhalve als uwe ziel door den mond gaet, als gy uwen geest geeft. Surius vertaelt: qua (hora) extremum trahes spiritum.
voetnoot(9)
F. were.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken