Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen
Afbeelding van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

(1863)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Homo loquitur ad Deum, extollens mirifice gratiam Eucharistiae. C. V.

5[regelnummer]
‘O Here! ghi seghetGa naar voetnoot(4) den wille mijn.
 
Ghebenedijt soe moeti sijn.
 
Ic onfa gherne dat heylighe Sacrament,
 
Dat is my een weerdich presentGa naar voetnoot(5).
 
Ic onfa daer inne uwen heylighen lichameGa naar voetnoot(6),
10[regelnummer]
Die is my soete en̄ wel bequame;
 
Want hi is mijn hemelsche broot
 
Diene niet en eten, die sijn doot.
 
Hi is oec der inghelen spise:
 
Die sijns ghesmaken, dat sijn die wise.
15[regelnummer]
Die werelt en machs niet ghesmaken,
 
Want si verblijt en̄ bedroeft in anderen sakenGa naar voetnoot(7).
 
O Here! ghi hadt u vermetenGa naar voetnoot(8)
[pagina 15]
[p. 15]
 
Dat wi te gadere souden eten.
 
Here, ic ghiereGa naar voetnoot(1), ic gape, ic beghereGa naar voetnoot(2),
 
Ende ic en can u niet verterenGa naar voetnoot(3).
 
Soe ic meer ete, soe my meer lust;
5[regelnummer]
Soe ic meer drinke, soe my meer dorst:
 
Altoes blijſt my meere over,
 
Dan alle die leven verteren moghenGa naar voetnoot(4).
 
Here, ghi sijt een milde weertGa naar voetnoot(5);
 
Ghi betaelt al datmen verteertGa naar voetnoot(6).
10[regelnummer]
Here, ic drinke soe gherne u levende bloet,
 
Dat uut uwer siden woetGa naar voetnoot(7),
 
Ende uut uwen heylighen live,
 
Dat edele is, van groten prise.
 
Het is soe soete mijnre kelen.
15[regelnummer]
Ic bin half dronken, en mach niet helenGa naar voetnoot(8).
 
Here, u bloet is edelre dan garnateGa naar voetnoot(9);
 
Ic wil vollen alle mine vate:
 
Soe bin ic stoltGa naar voetnoot(10) ende harde coene.
[pagina 16]
[p. 16]
 
Ic en hebbe buten niet te doeneGa naar voetnoot(1).
 
Ic bin al vol, ende ic beghere;
 
Dat ic hebbe, ic en cant verterenGa naar voetnoot(2).
 
Al dat ic hebbe en acht ic niet;
5[regelnummer]
Ic volghe dien na, datGa naar voetnoot(3) my ontvlietGa naar voetnoot(4).
 
Mijn begheren moet volghen, wetie wale;
 
Mer wise en mach onwise niet verhalenGa naar voetnoot(5).
 
Wise en̄ onwise dat sijn si tweenGa naar voetnoot(6),
 
Die nimmermeer en werden eenGa naar voetnoot(7);
10[regelnummer]
Want si moeten onderlinghe gheseedenGa naar voetnoot(8) bliven:
 
Dat een en mach dat ander niet verdrivenGa naar voetnoot(9).
 
Ghelove, ordene en̄ goede wisenGa naar voetnoot(10),
 
Die machmen wel met rechte prisen;
 
Want oefeninghe der heyligher Kerken
15[regelnummer]
Bestaet in ordineGa naar voetnoot(11) in wisen en̄ in goeden werkenGa naar voetnoot(12).
 
Want sonder wise en mach niemen leven
[pagina 17]
[p. 17]
 
Noch inden hemel, noch inder erden.
 
In ordinen, in wisen, in ghewichte en̄ in maten
 
Heeft God alle dine ghescapen.
 
Aldus selen wi leven in redeliken wisen,
5[regelnummer]
Op dat wi, boven redene, een scouwende leven vererighenGa naar voetnoot(1).

voetnoot(4)
F.G. Ghi segt. Versta, gy zegt 't geen ik verlang. Het is eene bybelsche wending. Surius vertaelt, doch niet letterlyk, qui meo satisfacis desiderio.
voetnoot(5)
Sur. quippe quod mihi dignissimum munus est.
voetnoot(6)
Dit woord was oudtyds mannelyk.
voetnoot(7)
Sur. Mundus eam (escam) gustare non potest, eò quòd ex rebus extraneis et à Deo alienis modò hilarescit, modò moerore afficitur.
voetnoot(8)
Sur. Jam paulò antè, Domine mi, promittere dignatus es, quòd una ederemus. Het werkwoord hem (zich) vermeten werd oudtyds zoo wel in goeden als in kwaden zin gebruikt. Hier geldt het voor zeggen, met het bykomend denkbeeld van inschikkelykheid. Versta alsof er stond, Heer, gy hebt uwe goedheid zoo verre gedreven, dat gy my gezegd hebt. Zie het Glossarium op Karel den Grooten.
voetnoot(1)
By Kiliaen avidè petere, inhiare.
voetnoot(2)
Sur. Et ego multùm aveo, multùm inhio, magnoque flagro desiderio.
voetnoot(3)
Sur. Nec tamen te consumere possum.
voetnoot(4)
Sur. Et semper multò amplius reliquum mihi manet, quàm possint mortales omnes absumere. Deze vier verzen rymen niet. Waerschynlyk heeft in het eerste lost gestaen, of in het tweede durst; doch wat er aen het volgende ontbreekt om op moghen te slaen, is niet ligt te raden.
voetnoot(5)
F. alleen. een blide weert. Kwalyk. Sur. Et tu, Domine, multùm liberalis es hospes.
voetnoot(6)
Sur. solvis enim quicquid consumitur.
voetnoot(7)
't Is het imperf. van waden, zoo veel als vloeijen. Zie Kiliaen, en Huydecoper op Stoke, III, bl. 126-27.
voetnoot(8)
Sur. qui (sanguis) me jam semi-ebrium reddidit, nec celare possum. Het werkwoord helen beteekent inderdaed verbergen of verzwygen, maer het is een verbum activum: derhalve zal er oorspronkelyk wel gestaen hebben (ic) en macht niet helen.
voetnoot(9)
Versta, dan het sap, of den wijn, of zelfs het bloed des granaetappels. Sur. Reverà, Domine, sanguis tuus musto malorum granatorum sive Punicorum preciosior atque praestantior est.
voetnoot(10)
F, G. stout.
voetnoot(1)
Sur. nec quiequam mihi forìs negocii est.
voetnoot(2)
Sur. Plenus sum totus, et tamen desidero et appeto, quamvis id quod habeo, consumere non possum.
voetnoot(3)
F. alleen, die my. Kwalyk. De afschryver heeft den dativus dien in sensu neutro niet begrepen.
voetnoot(4)
Sur. Sed quicquid id est quod habeo, non magnipendo: id potiùs quod mihi elabitur ac praeter fluit, insequor.
voetnoot(5)
Dat is, inhalen, het latynsche assequi. Surius vertaelt: Verùm tametsi desiderio sequor et persequor, non tamen potest id quod modum habet, illud quod modi est expers, assequi. Men ziet, het eerste lid van dezen volzin verschilt zeer veel van den nederduitschen tekst; maer toch is het moeijelyk dezen anders weêr te geven.
voetnoot(6)
F. dat sijn si twee. G. dat sijn twe.
voetnoot(7)
Sur. Quod enim cum modo conjunctum est, et quod modo caret, duo quaedam sunt, quae nunquam possunt prorsùs unum effiei.
voetnoot(8)
F, G. versceden.
voetnoot(9)
Sur. sed semper diversa distinetaque maneant necesse est, nec alterum potest alterum depellere.
voetnoot(10)
Sur. Fides quidem, ordo et boni modi seu bona instituta.
voetnoot(11)
F. ordenen. G. oerdenen.
voetnoot(12)
Sur. Etenim sanctae Ecclesiae exercitia et instituta in ordine, modis et bonis aetionibus consistunt.
voetnoot(1)
Sur. quo supra rationem contemplativam obtineamus vitam.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken