Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen
Afbeelding van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

(1863)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 50]
[p. 50]

De primo errore, qui Deum Spiritum sanctum impugnat. C. XIX.

1Nu meret dese valsche propheten, op dat ghi niet bedroghen 2en wert. Si segghen dat si sijn Gods wesenGa naar voetnoot(1), boven 3die godlike persone, en̄ dat si sijn alsoe ledich alse ofte si 4niet en waren; want dat wesen Gods en weret niet, maer 5die heylighe Gheest die weret. Nu dunct hemGa naar voetnoot(2) dat si sijn 6boven den heylighen Gheest, ende dat si sijns niet en 7behoeven noch sijnre ghenaden: want si segghen dat hem 8ghene creature nemen noch gheven en mach, noch God 9selve.

10Ende sulke segghenGa naar voetnoot(3) dat hare sielen ghescapen sijn 11vander substancien Gods; ende alse si sterven, soe selen si 12die selve sijn dat si voir waren, ghelikerwijs datmen eenen 13pot waters scept uut eenre fonteynen: alsemen dat weder 14inghiet, soe ist dat selve dat voir was. Si segghen noch 15meer, die alden hemel doer ginghe, hi en vonde niet 16onderseeit van enghelen, noch van sielen, noch van ordinen, 17noch van glorien, noch van loene; want hem dunct dat 18daer anders niet en is dan een simpel, salich wesenGa naar voetnoot(4), 19sonder were. En̄ si segghen noch meer dat wi alle, quade 20en̄ goede, en̄ God selve, naden lesten dach, soe selen wi 21alle Gods wesen sijn, ledich ende sonder were in der 22ewicheitGa naar voetnoot(5). En̄ hier omme en willen si noch weten, noch

[pagina 51]
[p. 51]

1kennen, noch willen, noch minnen, noch danken, noch 2loven, noch begheren, noch hebben; want si willen sijn 3boven Gode en̄ sonder Gode, en̄ Gode nerghent in soeken 4noch vinden, ende van allen docchden quite.

5Siet, dit hieten si volmaecte armoede van gheeste. Mer 6alsulke armoede en vintmen in hemelrike niet, noch in 7Gode, noch in inghelen, noch in heylighen, noch in goeden 8menschen in al die werelt. En̄ hier omme eest ene duvelië 9ende ene helsche armoede. Want daer en is kennen noch 10minnen, danken noch loven, noch waerheit noch wijsheit, 11noch gherechticheit; maer scande en̄ pine, helsch vier, en̄ 12ewighe onsalicheit.

13Mer die uut den heylighen Gheeste gheboren sijn en̄ hem 14leven, si pleghen alre doechde; si kennen, sy minnen, si 15soeken, si vinden, si smaken en̄ besitten gracie en̄ glorie, 16ewighe bliscap sonder mate, die God selve is; want si sijn 17ghewarighe arme van gheeste, haers selfs ghestorven in minnen, 18levende inden heylighen Gheeste, ghebrukende ewighe 19salicheit. Mer die met hem selven willen clymmen sonder 20den gheest ons Heren en̄ sine ghenade, al moghen si ledicheit 21vinden in haren gronde, boven hare eyghen wesen en̄ hare 22nature en vinden si niet, daer ewighe salicheit in gheleghen 23is; want si sondighen jeghen den heylighen Gheest, die een 24ghevere is alre ghenaden en̄ gracien, en̄ alre glorien, ende 25alre wise van salicheden. Siet, dit is die ierste wise van 26onghelove, daer die sotte blinde menschen in verdolen en̄ in 27verdoemt sijn.

voetnoot(1)
Sur. Dei essentiam se esse aiunt.
voetnoot(2)
Putant ergo, zegt Surius.
voetnoot(3)
Sur. Quidam etiam ejus sunt sententiae.
voetnoot(4)
Sur. nisi simplieem quandam beatamque essentiam.
voetnoot(5)
Sur. Addunt his, post extremum judicii diem omnes omninò homines, malos acquè ac bonos, et simul Deum ipsum, non nisi unam eandemque Dei essentiam, quae in omnem aeternitatem absque ulla actione semper ocio vacatura sit, esse futuros.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken