Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen
Afbeelding van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinenToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.42 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

Jan Baptist David



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 5. Vanden twaelf beghinen

(1863)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hora nona.
Quid hac hora Dominus pertulerit, et ut ejus sanctissina Mater affecta fuerit. C. LXXXII.

17Hier na volghet die ‧viij‧ ureGa naar voetnoot(3) vanden daghe dat Jhesus 18hinc an dat cruce in groter noet: sijn lichame was verstoet, 19verdroecht ende bloedich roet, en̄ hi sach sijnre MoederGa naar voetnoot(4)

[pagina 277]
[p. 277]

1en̄ sinen discipel dien hi minde, staen biden cruce. En̄ hi 2sprac tot sijnre moeder: ‘Wijf, sich dinen sone;’ en̄ 3tote sinen discipel dien hi minde: ‘Sich hier dijnre moederGa naar voetnoot(1).’ 4Ende hi ontfine die edel Maghet in sijnre hoeden, 5recht als ofte si hadde gheweest sijn eighen moeder van 6ghenaden ende van naturen. Doen bedroevede haer Maria, 7Jhesus moeder, en̄ dat zweert van rouwe en̄ van compassien 8doerghinc siele ende lijf, herte ende sin, alse ofte si sterven 9soude. Doen dat Jhesus sach, sant hi sinen gheest en̄ dade 10haer ghedinken die woerde des inghels Gabriels, dat hare 11sone soude heten ende sijn des almachtighen Gods Sone; hi 12soude sitten op den stoel Davids sijns Vader, ende regneren 13met Gode in Jacobs huus ewelic, ende sijns rijes en sal sijn 14gheen eindeGa naar voetnoot(2). Ende si ghedachte der miraculen ende der 15woerde di hi ghesproken hadde van beghinne, ende der 16propheten en̄ diere heyligher Scrifturen, dat Jhesus haer 17sone moeste doghen ende sterven om alre menschen sonden 18en̄ salicheit. Ende die gheest Gods gaf hare soe grote caritate, 19dat si gherne selve ghestorven hadde, hadt moghelic 20gheweest, die bitter doot om alre menschen salicheit ende 21noot. Hadden die naghele uut sinen voeten ghesprongen en̄ 22uut sinen handen, si hadse weder in ghesleghen om verlatenisse 23van onsen sonden. Si neyghede neder in die arme 24Johannes; si hadde bliscap van binnen en̄ groten vrede: hi 25sal haer bliven in dat ewighe leven. Doen dat sach en̄ hoerde 26die scakerGa naar voetnoot(3) die ter rechter siden ons Heren hinc, doen riep 27hi met luder stemmen: ‘Here, ghedinet mijns, als ghi 28comt in u rijcGa naar voetnoot(4).’ Doen sprac Jhesus: ‘Voirwaer segghic

[pagina 278]
[p. 278]

1di, ghi selt noch heden met mi sijn int ParadijsGa naar voetnoot(1).’ Die 2scakere ghelovede hem wale, want hi was van sinne vroet 3en̄ wijs. En̄ Jhesus riep met oetmoedigher stemmen: ‘Mi 4dorstGa naar voetnoot(2).’ Doen namen der Joden knechten edic, met 5gallen gheminct, in eene spongie op enen stock van riete, 6ende hielden hem die spongie voir sinen mont. En̄ doen hi 7dien dranc ghesmaecte, doen en woude hys niet drinken. 8Doen riep hi met luder stemmen: ‘Mijn God, mijn God, 9waer toe hevestu my ghelatenGa naar voetnoot(3).’ En̄ doen sach hi, in 10sinen gheeste, al dat God ewlic voirsien en̄ gheordent hadde 11van hem, ende al dat die propheten van beghinne der werelt 12ghesproken en̄ ghetuycht hadden van hem. En̄ daer op antwoerde 13hi met bliden gheeste: ‘Het is al voldaenGa naar voetnoot(4); ende 14hi neychde sijn hooft op sijn borst, ende sprac: ‘Vader, in 15dine hande bevelic minen gheestGa naar voetnoot(5).’ En̄ al segghende 16die woerde, braken sine oghen, ende sijn herte scoerde, en̄ 17hi sant sinen gheeste in die glorie sijns Vader.

18En̄ dit was in die neghende ure vanden daghe, dat wi 19Noene heeten. Die eerde bevede, die stene cloven, die kortine 20die inden tempel hine, scoerde in ‧ij‧ partien; vele dode 21stonden op uten grave, ende openbaerdem velen menschen 22in die heilighe stat. Doen stont daer bi CenturioGa naar voetnoot(6), een 23edel man die hondert ridderen hadde onder hem. Doen hi 24dit wonder sach en̄ hoerde, sprac hi: ‘Waerlic, dese mensche 25is die Gods SoneGa naar voetnoot(7).’ Ende al dat vole, dat daer bi 26stont, was vervaert, en̄ ele sloech voir sine herte en̄ keerde 27weder in die stat.

voetnoot(3)
Lees negende ure.
voetnoot(4)
Zie dezen genitivus verklaerd in ons Glossarium op Maerlants Rymbybet op het woord Genitivus.
voetnoot(1)
Vglk. Joann. 19, 26-27.
voetnoot(2)
Vglk. Luc. 1, 32-33.
voetnoot(3)
Surius vertaclt te regt dit woord door latro. Zie Kiliaen.
voetnoot(4)
Vglk. Luc. 23, 42.
voetnoot(1)
Vglk. Luc. 23, 45.
voetnoot(2)
Vglk. Joann. 19, 28.
voetnoot(3)
Vglk. Marc. 15, 34.
voetnoot(4)
Vglk. Joann. 19, 30.
voetnoot(5)
Vglk. Luc 23, 46.
voetnoot(6)
Men ziet, de Schryver houdt dit voor eenen eigen naem.
voetnoot(7)
Vglk. Marc. 15, 39.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken