Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Wat de ghelaten mensche doen sal. C. XXIX.

17Hier sal de mensche merken met oetmoedigher herten, 18dat hi van hem selven niet en heeft dan ghebrec en̄ hi sal 19spreken, in verduldicheden en̄ in ghelatenheden sijns selfs, 20dat woert dat die heylighe man Job sprac: ‘God gaf,

[pagina 91]
[p. 91]

1God nam: Alsoe alst den herc behaghede, alsoe eest 2ghesciet. Die name Gods si ghebenedijtGa naar voetnoot(1).’ Ende hi 3sal hem selven laten in allen dinghen, ende spreken ende 4meinen metter herten: ‘Here, alsoe gherne willic arm 5sijn van alle dien dies ic beroevet bin, alse rike, Here, 6op dat ghijt wilt ende u eerlic si. Here, niet mijn wille 7nader naturen, maer u wille, ende mijn wille naden 8gheeste, die moeten ghescien. Here, want ic u eyghen 9bin, ende alsoe gherne sijn wille in die helle alse inden 10hemel, opdat u loffelic siGa naar voetnoot(2), doet u edelheit, Here, 11met miGa naar voetnoot(3).’ Van allen doghenGa naar voetnoot(4) ende van alre ghela- 12tenheit sal die mensche ene inwendighe vroude maken, 13en̄ offeren hem in die hande Gods, en̄ verbliden hem dat 14hi doghen mach in die ere Gods. Es hem recht in deser 15wisenGa naar voetnoot(5), soe en smaecte hi noyt soe ynnighe vroude; want 16gheen dinc en is ghenoechelikere den minnare Gods, dan 17dat hi ghevoelt dat hi sijns liefs eyghen esGa naar voetnoot(6). En̄ es hi 18rechte op ghegaen inden wech der doghede tote in dese 19wise, al en heeft hi alle die manieren niet ghehadt die hier 20vore ghetoent sijn: dies en es ghene noet, op dat hi den 21gront der doghede in hem ghevoelt; dat es in werkene, 22oetmoedighe ghehoirsamheit; en̄ in lidene verduldighe ghe- 23latenheit. In desen tween besteet dese wise in ewigher 24sekerheit.

25In desen tide vanden jare loept de sonne des hemels 26in libra, dats inde waghescale; want dach en̄ nacht staen 27dan in eenre ghelijcheit, en̄ die sonne deylt dat licht yeghen

[pagina 92]
[p. 92]

1die donkerheitGa naar voetnoot(1). Alsoe ghelikerwijs steet Christus met den 2ghelatenen mensche in de waghescaleGa naar voetnoot(2). Ghevet hi suete 3ofte suer, donckerheit ofte claerheit, wat hi op leecht, de 4mensche weghet effene; alle dinc staen hem ghelijc sonder 5die sonde allene: die sal te male verdreven sijnGa naar voetnoot(3). Alse 6dese ghesaette mensceGa naar voetnoot(4) aldus alles troests beroevet sijn, 7en̄ rechte na haren dunkene alre doghede quite sijn, en̄ 8van Gode en̄ van allen creaturen ghelaten sijn: eest dat 9si wel gaderen connen, alrehande vrucht, coren ende wijn 10es nu volbracht rijp en̄ tidechGa naar voetnoot(5). Dat is wel in scijnGa naar voetnoot(6) al 11dat de lichame doeghen mach, in welkerwijs dat si, dat 12sal men Gode gaerne offeren, vrilike, sonder wedersegghen 13dies oversten willenGa naar voetnoot(7). Alle die uutwendighe ofte die 14inwendighe doghede, diemen ye in brande van minnen 15met gheloste oefende, die salmen nu, na datmense bekint 16en̄ vermachGa naar voetnoot(8), oefenen met arbeide en̄ met goeder herten 17en̄ offerense Gode: soe en warense Gode noyt soe weert. 18Si en waren oec noyt soe edel, noch soe fijn. Alle dies 19troests die God ye ghegaf, dies salmen gherne ontberen 20en̄ ledich sijn, op datGa naar voetnoot(9) Gode eerlijc si. Dit is die vergade-

[pagina 93]
[p. 93]

1ringhe des corens en̄ alrehande tidegher vruchte daermen 2ewelike af leven sal en̄ rike sijn met Gode. Aldus werden de 3doghede volbracht en̄ mistroest wert ewich wijnGa naar voetnoot(1).

4Van desen menschen, en̄ van haren levene, en̄ van hare 5verduldicheyt werden ghebetert en̄ gheleert alle diese kin- 6nen en̄ die bi hem sijn; ende alsoe wert dat coren haerre 7doeghede ghesayt en̄ ghemenichfuldicht in orbore alre goe- 8der menschen. Dit is die vierde maniere die den mensche, 9naden lijfliken crachten en̄ naden nedersten deele sijns selfs, 10chiert en̄ volmaect in ynnigher oefeninghen: niet alsoeGa naar voetnoot(2), 11si en moghen sonder onderlaet toenemen ende volmaecter 12werden; mer want dese menschen van Gode, en̄ van hem 13selven, en̄ van allen creaturen starkelike besocht, en̄ ghe- 14proeft, en̄ becoert, en̄ bestreden werden: hier omme es hem 15die doecht der ghelatenheit ene sonderlinghe grote volmaect- 16heit. Nochtan is ghelatenheit, ofte verteghenheit eyghens 17willen inden wille Gods, van noede noet allen menschen 18die behouden willen sijn.

voetnoot(1)
Vglk. Job, 1, 21.
voetnoot(2)
Sur. si potest ad tuam esse laudem.
voetnoot(3)
Sur. Fac mecum, Domine, secundum excellentissimae majestatis tuae voluntatem.
voetnoot(4)
D, F, G en I. hebben kwalyk dogheden.
voetnoot(5)
Sur. Reverà si hac in parte rectè se gesserit.
voetnoot(6)
Sur. ut sentiat se dilecti sui proprium esse.
voetnoot(1)
Sur. solque lucem tenebris exaequet.
voetnoot(2)
Sur. librae aequamentum vel aequilibrium obtinet.
voetnoot(3)
Sur. semper tamen peccato excepto, quod penitùs oportet esse profligatum.
voetnoot(4)
Aldus alle onze Codices, behalve L en N. die ghelaten hebben, en zoo schynt Surius ook te hebben gelezen. Wy meenen echter dat de lezing van onzen tekst de ware is.
voetnoot(5)
Sur. si benè colligere et coacervare nôrit, frumentum et vinum et generis omnis fruges suam jam adeptae sunt maturitatem.
voetnoot(6)
Aldus alle onze brabantsche Mss. L en N. hebben enkelyk dat is. Sur. vertaelt: Quo significatur.
voetnoot(7)
Sur. quicquid corpus quovis modo perpeti potest, id totum Domino Deo sine superioris voluntatis detractione vel contradictione libenter ac ultrò offerendum esse.
voetnoot(8)
Sur. quatenùs cognosci possunt et vires suppetunt.
voetnoot(9)
Versta mits, dummodo.
voetnoot(1)
Sur. et desperatio in vinum sempiternum commutatur.
voetnoot(2)
Sur. non usque eò tamen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken