Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Een ghelikenisse hoemen ghehindert mach werden in deser vierder wisen. C. XXX.

20WantGa naar voetnoot(3) nu in desen tide vanden jare evennachtich esGa naar voetnoot(4), 21soe nedert die sonne en̄ vercoelt die tijt. En̄ soe laden selke 22onbehoede menschen quade humore, die vervullen de ma- 23ghe, en̄ maken onghesonde, en̄ menigherhande siecheit; en̄ 24si doen verliesen die ghelost ende den smaec alre goeder

[pagina 94]
[p. 94]

1spisen. En̄ selken mensche bringhen si ter doot. Van quaden 2humoren ontaerden selke mensche, ende laden dat water, 3daer si langhe af quelen en̄ sommighe af sterven. Van over- 4tollighen humoren comen sochte en̄ redenGa naar voetnoot(1), daer vele 5menschen af quelen en̄ bi wilen af sterven. Also gheliker- 6wijs alle die menschen die van goeden wille sijn ofte die 7Gods ye ghesmaecten en̄ daer na snevenGa naar voetnoot(2) en̄ verdolen van 8Gode en̄ vander waerheit, die quelen alle in gherechten 9voirtgane, ofte si sterven der doghede ofte ewichs doots, van 10enich derre siecheden, en̄ selke van allen drien. En̄ sonder- 11linghe in deser ghelatenheit behoeft de mensche groter 12stercheit, en̄ hem te oefene na die wise die ie u te hants 13leerde: soe en wert hi niet bedroghen. Maer die onwise 14mensche die hem qualike regeert, hi valt lichte in dese 15siecheden, want die tijt es in hem vercoelt. Hier omme ver- 16treecht de nature in dogheden en̄ in goeden werken, en̄ 17begheert ghemac en̄ saechtheit des lichamen, selke wile 18onbesceedelike en̄ meer dan noct es. Ende selke namen 19gherne troest van Gode, mochte hi hem werden sonder cost 20en̄ arbeit. En̄ selke soeken solaes in creaturen, daer dicwile 21grote scade na volcht. En̄ selken dunct dat si cranc en̄ 22teeder sijn, ende al verteertGa naar voetnoot(3), en̄ dat al hare noot is datse 23vercrighen connen, ofte dat si haren lichame in rasten en̄ 24in ghemake ghedoen moghenGa naar voetnoot(4). Alse de mensce aldus hem

[pagina 95]
[p. 95]

1neyghet en̄ volcht onbescedelike lijfliken dinghen en̄ lijfliken 2ghemake, dit sijn al quade humoren die vervullen de maghe 3dat is des menschen herte, en̄ benemen hem den smaec en̄ 4de ghelost alre goeder spisen, dat is alre doghede.

voetnoot(3)
Versta als of er stond Want het.
voetnoot(4)
Sur. At verò quia hoc anni tempore aequinoctium agitur.
voetnoot(1)
Sur. existunt languores varii et febres. Inderdaed sochte is niets, anders dan de plur. van socht of zucht, by Kiliaen morbus, languor, dolor, en nog van dagelyksch gebruik in composita als geelzucht, waterzucht, enz. En rede heet by Kiliaen ook nog febris Het woord komt voort van het oude rîdôn, beven, rillen, tremere. Zie Graff's Sprachschatz, II, col. 475.
voetnoot(2)
Versta vallen, strunkelen, het gewoone sneuvelen is er het frequentatief van.
voetnoot(3)
Sur. et exhaustis viribus esse.
voetnoot(4)
Sur. ideoque necessariam sibi esse corporis quietem et refocillationem tantam, quantam aut ipsi sibi impendere, aut aliundè obtinere possint.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken