Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoemen comt in een verwonderen van den ghemeyne utevloyene Gods C. XXXVIII.

18Die onbegripelike rijcheit en̄ hoecheit en̄ uutvloyende 19milde ghemeinheit godliker naturen, die trect den men- 20sche in een verwonderen, en̄ sonderlinghe verwondert desen 21mensche die ghemeinheit Gods en̄ sijn uutvloyenGa naar voetnoot(4) boven

[pagina 110]
[p. 110]

1alle dine; want hi siet dat onbegripelike wesen een ghe- 2meyne gebruken Gods en̄ alre heylighenGa naar voetnoot(1). Ende hi siet 3die Godlike persone een ghemeyne uutvloyen en̄ werken 4in gracien en̄ in glorien, in naturen en̄ boven nature, 5in allen staten en̄ in allen tiden, in heylighen en̄ in 6menschen, in hemel en̄ in erde, in allen creaturen die 7redelic ofte onredelic ofte materilic sijn, na yeghewelcs 8weerde en̄ behoefte en̄ onfenclicheit. En̄ hi siet ghescapen 9hemel ende erde, sonne en̄ mane, en̄ die viere elemente 10met allen creaturen, en̄ den loep des hemels ghemeyneGa naar voetnoot(2). 11God is ghemeyne met allen sinen gaven; die inghele sijn 12ghemeyne, die siele is ghemeyne in allen crachtenGa naar voetnoot(3), en̄ 13in alle den live, en̄ in allen den leden, en̄ in elken lede 14al; want men en machse niet deylen het en si na redeneGa naar voetnoot(4). 15Want die overste crachte en̄ die nederste, gheest en̄ siele, 16hebben ondersceet na redene: nochtan eest één inder 17naturen. Aldus es God yeghewelken al ende sonderlinghe, 18ende doch ghemeine allen creaturen; want overmits hem, 19sijn alle dine; en̄ in hem en̄ ane hem, hanghet hemel en̄ 20eerde, ende alle nature. Alse de mensche aldus merket die 21wonderlike rijcheit en̄ die hoecheit godliker naturen, en̄ 22alle die menichfuldighe gaven die hi gheeft ende biedet 23sinen creaturen, soe wast inwendich in hem een verwon- 24deren van alsoe menichfuldigher rijcheit en̄ hoecheit en̄ 25ongheyntder trouwenGa naar voetnoot(5) die hi hevet te sinen creaturen. 26Hier ute ontsprinet ene sonderlinghe inwendighe vroude

[pagina 111]
[p. 111]

1des gheests en̄ een hoghe toeverlaet in GodGa naar voetnoot(1), ende dese 2inwendighe vroude omveet en̄ doregheet alle die crachte 3der sielen en̄ ynnicheit des gheests.

voetnoot(4)
Alle onze codices hebben der ghemeinheit en sijns uutvloyens in genitivo. De zin echter vordert hier den nominativus subjecti en den dativus personae, gelyk men leest in de uitgave van 1624. Surius vertaelt: sed idem is (homo) singulariter ae supra omnia Dei divinorum effluxuum communicationem stupet et miratur.
voetnoot(1)
Sur. Adspicit enim et contemplatur ut incomprachensibilis illa divinitatis essentia, communis Dei et sanctorum omnium fruitio sit: utque, enz.
voetnoot(2)
Sur. omnibus communia.
voetnoot(3)
Sur. cunctis viribus suis.
voetnoot(4)
Sur. Non enim potest nisi ratione dividi.
voetnoot(5)
immensam fidelitatem zegt Surius.
voetnoot(1)
Sur. et ingens in Deum spes et fiducia emergit.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken