Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit
Afbeelding van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheitToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F.A. Snellaert



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 6. Die chierheit der gheestelijker brulocht. Vanden blinckenden steen. Dat boec der hoechster waerheit

(1868)–Jan van Ruusbroec–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Hoe der gracien Gods noot is, die ons ghelijc maect, ende sonder middel leydet tot Gode. C. LX.

14Nu gheleghet alle heylicheit en̄ alle salicheit daer ane, 15dat die gheest, overmits ghelijcheit en̄ middel der gra- 16cien ofte der glorien, werde ingheleyt in rasten in die 17weselike enicheit; want die gracie Gods es de wech 18dien wi emmer liden moeten, selen wi comen in dat blote 19wesen, daer hem God in gheeft sonder middel in alle sire 20rijcheit. En̄ hier omme sijn de sondaren en̄ de verdoemde 21gheeste inder duysternissen, om dat hem de gracie Gods 22ontbrect, diese verclaren soude en̄ leiden en̄ wisen tot 23der ghebrukeliker enicheit. Nochtan es dat weselike sijn 24dies gheests alsoe edel, dat die verdoemde niet ghewillen en

[pagina 143]
[p. 143]

1connen dat sy te nieute ghinghen. Maer die sonde maect 2middel, en̄ duysternisse en̄ onghelijcheit soe groet tusschen 3crachte en̄ wesen daer God in levet, dat de gheest niet vere- 4nighen en can in sijn eyghen wesen, dat hem eyghen ware 5ende sine ewighe raste, en daet die sonde. Want die sonder 6sonde levet, hi levet in ghelijcheden en̄ in gracien, en̄ God is 7sijn eyghenGa naar voetnoot(1). En̄ aldus es der gracien noetGa naar voetnoot(2), die de sonde 8verdrivet en̄ den wech bercydet, en̄ al onse leven vruchtbaer 9maket. En̄ hier om comt Christus altoes in ons mit middele, 10alse met gracien ende met menichfuldighen gavenGa naar voetnoot(3); ende 11wi gaen oec te hem met middele alse met dogheden, en̄ met 12menigherhande oefeninghenGa naar voetnoot(4). En̄ soe hi ynnighere gaven 13ghevet en̄ subtyllikere beweghet, soe onse gheest ynnighere 14oefeninghe en̄ ghelosteghere hevet, alsoe alse ghi wel ghe- 15hoert hebt in alle die wisen die vore ghetoent sijn. En̄ dit 16es altoes in een vernuwen, want God gheeft altoes nuwe 17gaven, ende onse gheest keert hem altoes weder na diere 18wisen dat hy van Gode gheeyscht en̄ ghegavet is: en̄ in 19dien ontmoete ontfect hi altoes een hoghere nuweGa naar voetnoot(5), en̄ 20aldus nemt men altoes toe in een hogher leven. En̄ dit wer- 21kelike ontmoet es al met middele; want die gaven Gods, 22en̄ onse doghede, ende die werkelicheit ons gheests maken 23dit middel; en̄ des middels es noet allen menschen en̄ allen 24gheesten: want sonder middel der gracien Gods en̄ minlijcs 25toekeers met vriheden, en wert nie creature behoudenGa naar voetnoot(6).

voetnoot(1)
Sur. Deusque illi proprius est.
voetnoot(2)
Sur. Ex quo perspicuum fit, gratiam esse necessariam homini.
voetnoot(3)
Sur. Semper igitur hic Christus venit in nos per media, hoc est, per gratiam et multifaria dona sua.
voetnoot(4)
Sur. putà (per) virtutes ac multimoda exercitia.
voetnoot(5)
Sur. Atque in hac obviatione vel occursu semper sublimiùs renovatur.
voetnoot(6)
Sur. quando absque divinae gratiae et amorosae ac liberae ad Deum conversionis mediis, nulla unquàm servata, aut beatitudinem adepta est creatura.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken