Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 950]
[p. 950]

V.
Wederom van Klieren in andere delen; als mede zeer vele zaken aangaande de Tepeltjes van 't gevoel.

HOe naauwkeuriger en langer ik de lichaamtjes onderzoeke; dewelke in ons lichaam de ontleders gewoon zyn klieren te noemen, hoe meer ik verzekert worde, dat het geen klieren zyn, die men gemeenlyk over al daar voor houdt. Op geenerly wyze zie ik, dat die lichaamtjes, welke in 't achterste deel van de [corona glandis penis] kroon van het roeden hooftje gelegen zyn, kliertjes zyn, schoon de zeer vernuftige Morgagni in zyne aantekeningen met andere dezelve daar voor houdt. Ondertusschen, behoudens het gezach van dien braven Heer, schynen my die uytpuylingen gehouden te moeten worden, voor zenuwtepeltjes, boven de oppervlakte in den rant van de kroone van 't roedenhooftje zich verheffende, dewelke, wanneer ze door 't Venusspel opgespanne, en met een zachte vryving gedrukt zyn, in dat werk het grootste vermaak bybrengen. Maar zo menigmaal alsze door een vuyle vermenging van een onzuyvere Hoer besmet worden, zwellen ze zeer afschuwlyk op, en verliezen door de knagende scharpigheydt van 't onfange vergift haar dun velletje, daar ze mede bedekt wierden; zy dan ontbloot, en gevilt zynde, worden van een onlydelyke pyn en smert wreedelyk aangetast: 't gene tot een zeer groot bewys verstrekt, dat ze meer met den aart der zenuwen, als van klieren overeenstemmen. Ik weet wel, dat de tepeltjes op deze plaatzen geen haayrtjes hebben, dog die ziet men ook niet in den voorsten top der vingeren, als ook in de [vola manus] palm van de hant, of in 't [planta pedis] hol van de voet, op wellke plaatzen 't nogtans vol van tepeltjes is. Ik hebbe al over lang aangetekent, dat de uyteyndens der bloetvaten byna in alle gewesten van 't lichaam grotelyks verschillen in maakzel, waar uyt ze bestaan. Maar ik hebbe ook daar na geleert, dat dit ook plaats heeft in de uyterste eyndens der zenuwen; dewyl ik ze anders bevonden heb in de binnenste oppervlakte der oogschelen, wederom in de tepels der borsten heb ik die wonderbaarlyk van malkanderen verschillende aangemerkt, dewelke in 't uytstekenste deel derzelver zich onthouden, maar in de tong verschillenze verre van deze alle, als mede in de huyt hebbenze een andere gedaante, wederom van de voorgaande geheel en al verschillende: want op zom-

[pagina 951]
[p. 951]

mige plaatzen van 't lichaam, heb ik ze vernomen, dat ze aldaar in zo groote menigte waren, zo digt by malkanderen gevoegt, en in zo fraye ordre geschikt wierden, dat 'er byna geen plaats tusschen byde was, ja datze boven de oppervlakte van de huydt uytstaken, gelyk ik ze nu de geheele roede door bevonde heb, waarom dit deel tot zo veel wellust bequaam, en aan zo veel pyn onderhevig is. Maar zy, dewelke dieper onder de huydt verborgen leggen, schynen tot dien eynde te strekken, dat ze een grontslag verleenen aan de voortkomende haayren: deze vint men veel weyniger in getal, en komen ook niet voor ons gezicht, ten zy eerst alle de vaten van eenig haayrig deel met myne rode waschagtige stoffe ten eenemaal opgevult zyn, zo dat 'er geen een takje zonder deze stoffe is. Dit hebbe ik al over lang ondervonde, en in de schenkel van een mensch te weeg gebragt, 't welk ik in tegen woordigheydt van den Hr. Boerhave, een man in 't stuk der Geneeskonst en kruydtkunde zonder weerga, hebbe vertoont. Maar ik verwondere my hier over, dat alle de uyterste vaatjes deze stoffe ontfangen hebben, en roodt van Couleur zyn alleen zyn die tepeltjes, waar uyt de haayren geboren worden onaangeraakt gebleven, en onderscheyden zich zeer duydelyk door haar byzondere aangebore witte couleur van alle de naburige rootgecouleurde delen. Wat dog van deze tepeltjes in de roede, tong, Oogschelen, en andere delen te oordelen staat, zal ik na dezen zeggen, wanneer ik al den tydt, die my van myne bezigheden overschiet, zal besteedt hebben in dezelve te onderzoeken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken