Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

VI.
Van 't Hart.

MEt recht oordelen by na alle, dat het hart het voornaamste onder de ingewanden is; dit houdt men volkomen voor zeker, dat 'er nog vele dingen in deszelfs maakzel niet genoeg nagespeurt zyn, derhalven verdient dit uytnemende, dog te gelyk duystere maakzel, en de eygenschappen deszelfs, dat men zommige zaken daar van aanmerkt. De ontlederen hebben ons niet zeer wel de natuurlyke legging en plaats van 't hart beschreven. Want schoon ze alle verzekeren, dat het hart in de borst geplaatst is, echter hebbenze oprecht niet afgebeelt, wat legging 't zelve hadde. Govert Bidlo heeft het in zyn groot ontleetkundig werk zodanig uytgedrukt, als of het hing met een kegelswyze punt na 't middel-

[pagina 952]
[p. 952]

rift, maar met de gront na de [jugulum] keelziende. Dit is in de beesten, welke het hooft voor over houden, gemeen, dog nooyt in een mensche lichaam; in 't welke het hart zodanig op het middelrift legt, dat deszelfs gedeelte, waar mede het het middelrift aanraakt, door zyn opleggende gewicht, gelyk als in een gedrongen is, 't welk nergens in viervoetige voor overbukkende beesten plaats heeft, maar in tegendeel in deze verheelt de figuur van 't hart, de gedaante van een [conus] kegel, 't gene men nogtans aan 't hart van een mensch niet mag toeeygenen, dewyl deszelfs vorm veel daar van verschilt, zynde namentlyk korter en veel meer in een gedronge. Andreas Vesalius, de voornaamste onder de Autheuren, heeft dit alles in zyne platen in dier voegen laten afbeelden, als de zaak zelfs in een levendig mensch gestelt is.

Indien ge begeerte hebt om 't maakzel van 't hart te kennen, zie, wat Steno, dat heldere licht in de konst, daar over geschreven heeft, gy zult 'er geen berouw van hebben; dewyl hy door een naauwkeurige onderzoeking ontdekt heeft, dat het maakzel van 't hart, 't welk men voor dezen voor [parenchyma] een bloetstolzel gehouden heeft, in een oprechte spier bestaat; dit heeft hy zo klaarblykelyk aangetoont, dat hy, het gevoelen van Hippocrates bevestigende, 't zelve voor een zeer konstige spier verklaart heeft, hebbende zyn [finis] eynde, alwaar 't syn [mitium] begin heeft, beyde namentlyk in den gront van 't hart.

Vervolgens was van een ider aangenomen, dat al 't bloet, 't welk door de kroonslagaderen aan 't hart zelfs toegebragt was, geen een droppeltje uytgezondert, door de kroonader alleen in de holader te rug gevoert wierdt, ja ook dat dat bloet, 't welk volgens de wet van den omloop van 't bloet uyt beyde de hartoortjes wederom quam, insgelyks langs deze eenigste weg wederom keerde. Maar ik hebbe naderhant klaar ontdekt, en in 't openbaar vertoont, dar 'er zommige adertakken zich openen in de hartoortjes, zodanig, datze het aderlyk bloet regelrecht in 't rechter hartoortje nederstorten, zonder ooyt de holader, of deszelfs [magnus venae cavoe sinus] grote groef aan te raken. Niet minder nieuws is de ontdekking geweest van den zeer vermaarden Vieussens, en daar na van den zeer geleerden Thebesius, wanneer ze gevonden hadden, dat 'er uyt de zelfstandigheydt zelfs van 't hart eenige adertjes voortquamen, dewelke het bloet van 't hart door de takken van den kroonslagader toegebragt, met opene monden in de holligheydt van 't hart stortte, zon-

[pagina 953]
[p. 953]

der enige omweg in de groef van de holader, of holligheydt van 't hartoortje. Dit zelfde hebbe ik ook menigmaal vertoont, gelyk de brave Thebesius klaarblykelyk genoeg betuygt, dewyl hy zegt, dat schynt Ruysch volkome gemerkt te hebben. Maar indien iemant begeerig is, het beloop der bloetvaten, en 't wonderbare gewrocht van 't Hart te zien, hy kome my bezoeken, ik zal hem gaarne niet alleen de slagaderen vertonen, dewelke zich door de buytenste oppervlakte van 't hart verspryden, en hoe veel ze in getal zyn, maar ook die, dewelke door de binnensten oordt van 't hart verdeelt worden. Eenige Jaren geleden was ik boven mate verheugt, wanneer ik een kleyn slagadertje ontdekte, 't welk na de binnenste oppervlakte van 't hart liep: dewyl het iets nieuws was, en zulks ontdekt hebbende, zyn wy gewoon ons daar over te verblyden. Dog nu, na dat ik deze konst meer en meer geoeffent hebbe, vertoone ik aan alle liefhebberen de zichtbare inwendige holligheyd van 't hart met zo veel opgevulde vaatjes voorzien, dat desselfs geheele maakzel enkel uyt bloetvaatjes over al gewrocht schynt te zyn.

Maar 't is veel frayer, dat de vlezige [lacerti carnei] spierdraatjes, en hare pezen zelfs, wegens de veelheydt der bloetvaten geheel en al roodt zyn: Ja, 't welk iemant misschien niet zou willen geloven, zelfs de [valvulae] klapvliezen, welke de verziende natuur geschikt heeft tot het bestieren van den doortogt van 't bloet door 't hart, en welkers bloetvaatjes met deze stoffe door die zelfde fraye konst opgevult zynde, schitteren en glinsteren voor 't gezicht.

Merk aan; Waarde lezer, dat ik de hartvaten door inspuyting van deze wassige stoffe zodanig opgevult hebbe, dat die stoffe, alwaarze gekomen is aan de alleruyterste uyteyndens, dunder zynde als dons en spinrag, uyt de vaatjes uytgaande gelyk als een daauw uytgestort wort, en zich verspreydt over de zagte vezelen van de vlezige zelfstandigheydt van 't hart, en dezelve met een zeer roode bloedtcouleur beverft. Ik zou voor zeker geloven, dat dit werk ten enemaal op dezelfde wys zodanig in een levendig mensch volbragt wierdt, als ik 't in een doodt mensch door myn konst te weegbrenge. Want byaldien 't bloet, over al in zyne vaten wederhouden zynde, regelregt uyt de slagaderen in de aderen overgestort wierde, zonder enige uytstorting van 't zelfde, dan zou 't voetzel aan de deelen van ons lichaam niet konnen gebragt worden. Eyndelyk in deze menschen harten, dewelke ik aldus toebereydt hebbe, kan ik klaar voor oogen stellen de andere bloetvaten welke door de bloetvaten zelfs lopen, zo datze daar door gevoed kunnen worden: ja ook de verscheyde [directiones] lydingen,

[pagina 954]
[p. 954]

en uytstrekking van deze onderschyde vaten, terwylze door de binnenste en buytenste oppervlakte van 't hart heen lopen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken