Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken (1744)

Informatie terzijde

Titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
Afbeelding van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werkenToon afbeelding van titelpagina van Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.04 MB)

Scans (1253.27 MB)

XML (3.92 MB)

tekstbestand






Vertaler

Ysbrand Gysbert Arlebout



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
verzameld werk
non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken

(1744)–Fredericus Ruysch–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1066]
[p. 1066]

IV.
Van het spoor in 't eyernest na de bevruchting, overgebleven van 't daar van daan afgerukte eytie.

DE zeer Vermaarde R. de Graaf, myn tydtgenoot en lantsman, die met zo veel lof zich gequeten heeft in de beschryving der teeldelen van mannen en vrouwen, heeft ons nagelaten een afgebeelde eyernest van een bevruchte koe, en duydelyk aangewezen de plaats, waar uyt het bevruchte eytie in de Fallopiaansche pypen overgegaan was: Deze plaats noemt hy [cicatrix] 't lidteken: Dog, om dat die plaets zich klaarblykelyk vertoont gelyk een kleyne, uytgeholde, ronde holte, die langzaam en mettertydt wederom toeloopt, gelykerwys de mont van de baarmoeder na 't kramen, zonder tusschenkomst van enigen stoffe, oordeel ik, dat het met meer recht en eygenschap de naam van een spoor verdient, als van een lidtteken, dewyl een lidtteken altydt zyn betrekking heeft op een voorgaande schyding der vaste delen, welke in de huyt plaats heeft; hier geschiet geen schyding van 't vastzittende, nog wont, nog bersting, of breking van 't Vlies, dat het eyernest omringt; maar is een enkele verwyderde opening van een mont, die te voren wel naauwer, dog evenwel in der daat daar vooraf geweest is; gelykerwys de mont van de baarmoeder ten tyden van 't baren aldus verwydert wort: naderhant ziet men eerst een spoor in 't eyernest ingedrukt, die wederom langzamerhant verdwynt.

Men moet niet geloven, 't welk veele zeggen, dat 'er in dezen uytgang van 't ey uyt het eyernest alles afgeschyden wordt, 't welk tot den naam van een ey behoort: want dan zoude deze klomp al te groot voor de opening van den Fallopiaanschen pyp wezen, maar het [Calix] schaaltie van 't ey blyft in 't eyernest, en 't ey daar van afgescheyden gaat alleen met het begin zel van 't vlies Amnion en Chorion uyt het eyernest in den voornoemde pyp.

Derhalven wort de tegenwerping weggenomen, die van vele tegen deze leer gemaakt wort, vragende, hoe zo een groot ey, en zo vast aan 't eyernest zittende, bevrucht zynde in de engtens van deze moerpyp kan ontfangen worden? Dog geenzints geschiet 'er, dat zy menen; de schaal blyft in 't eyernest, gelykerwys in de hoenderen, alwaar in der daat het zelfde gezien wort; de [vitellus Ovi] dooyr van 't ey namentlyk gaat uyt het eyerstokie, de schaal nalatende, en dat wel aldaar door een montie ge-

[pagina 1067]
[p. 1067]

lyk als een langwerpige spleet, anders als in een mensch, of viervoetig dier, alwaar 't zelve ront en hol is. Imant zal mogelyk vragen, of ik deze zaken wel gezien hebben, dan of ik uyt een verzonne onderstelling oordele dezelve aldus te zyn? Waarlyk indien ik maar eens zulks gezien hadde, ik zou 'er voorzigtiger en spaarzamer van spreken, maar ik heb 't menigmaal zodanig in kraamvrouwen na de doodt ondervonden: 't heeft my niet ontbroken aan een menigvuldige gelegentheit, die ik altydt naarstig hebbe waargenomen, en nooyt voorby laten gaan: Overweeg eens, dat ik my nu volkomen drie en zestig jaren lang op dit werk toegelegt hebbe; Overdenk, wat een bequame gelegentheit in deze zo volkryke stadt ik hier toe hebbe! Indien gy verder vraagt, of aan ieder eytie in de oppervlakte van 't eyernestie zelfs een zodanige eyge opening geschikt is, en of door deze opening het vruchtbare mannelyke Zaat in 't binnenste van 't ey doordringt, dat het aldaar het eytie bevrucht, en vervolgens tot den uytgang bequaam maakt? gewisselyk, ik bekenne, dat ik zulks gevoele: want ik oordeel, dat de uytwazemende en vlugge geesten van 't mannelyke zaat alleen daar niet toe doen; ik weet wel, dat 'er in een bevruchtende byeenkomst het Zaat voor een groot gedeelte weder wegvloeit, maar ik ben verzekert, dat het dikke zaat in de baarmoeder overblyvende genoeg is om de bevruchting te weeg te brengen. Ja niemant zal zich verwonderen, dat het zaat wederom wegvloeit, die gedenkt, hoe groot de overvloet van 't zaat in een gezont man is, en aan de andere kant hoe kleyn de holligheit van de baarmoeder, die dikmaals naauwlyks een klyne amandel bevat. Ik zie niet, dat het gevoelen aangaande de bevruchtende geesten van 't mannelyke Zaat daar door bevestigt wort, om dat het zaat gezegt wordt na de byeenkomst niet gevonden te worden in de baarmoeder, of trompetten: want ik hebbe in tegendeel de holte van de baarmoeder en de twee trompetten of moerpypen, vervult, met zeer veel mannelyk Zaat, bevonden, 't welk ik nu wederom ten mynen huyzen aan de nieuwsgierige vertonen kan; zulks kan ook in de Cabinetten van den Russischen Keizer in twee toeberydingen klaarlyk gezien worden; gelyk ik ook al over lang in myne gedrukte schriften beschreven heb. Derhalven zo het zaat zelfs niet van noden was geweest om te bevruchten, zouden de Fallopiaansche trompetten met dik zaat niet vervult zyn geweest.

Een andere zeer wonderbare zaak gebeurt 'er in bevruchte Vrouwties; namentlyk in 't eyernest geschiet 'er dan een baring met vermaak, die naderhant, als 't kint gebaart wort, met pyn en smert komt; dat 'er als een baring in het eyernest geschiet, toont de bodem van 't schaaltie in 't eyernest overgebleven, aan, welke aanstonts na de bevruchting beschouwdt

[pagina 1068]
[p. 1068]

zynde geheel hoog root zich vertoont, en in zyne inwendige oppervlakte noppig als fluweel, en ruuw, volkomen als men ziet in de baarmoeder, zo menigmaal als deszelfs inwendige oppervlakte ten eerste na 't baren onderzocht wort.

Iemant zal mogelyk daar op aandringen, en vragen, of ik deze openingen, als ik hier stelle, wel ooyt zodanig met myne ogen in een eyernest gezien hebbe? ik bekenne, dat ik ze niet altydt even wyt openstaande gezien hebbe; maar gelykerwys de togt of Zweetgaten van de huyt niet altydt, maar alleen op zekere tyden gezien konnen werden, aldus geschiet het hier ook; Indien gy myne drangredenen, die my zulks doen gevoelen, en hier boven van my bygebracht zyn, onderzoekt, gy zult, geloof ik, met my door de uytwerking en uytkomst zelfs gerust gestelt zynde, voor zeker houden, dat de gehele zaak zodanig gelegen is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken