Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het huis in de hitte: drie jaar Deli (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het huis in de hitte: drie jaar Deli
Afbeelding van Het huis in de hitte: drie jaar DeliToon afbeelding van titelpagina van Het huis in de hitte: drie jaar Deli

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (10.11 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het huis in de hitte: drie jaar Deli

(1933)–Annie Salomons–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

XVI.

Langs begroeide bergen, langs kale bergen, langs bergen met dennen overdekt en andere met zóó steile paadjes, dat de schapen die er tegen op klabasterden, den indruk maakten er tegen vastgeplakt te moeten zijn, bereikte onze kleine motorboot eindelijk de resten van een steigertje: een paar smalle dwarsleggers, waarvan de planken grootendeels waren verdwenen, terwijl er waarschijnlijk van een leuning nooit sprake was geweest.

‘Moeten we er hier af?’ vroeg ik een beetje onzeker; maar de dokter, die ons meegevraagd had, vermoedde zelfs niet, wat de grond van mijn weifeling was; hij vond zoo'n debile landingsplaats blijkbaar zoo volkomen normaal, dat hij zelfs het kalmeerende woord vergat, waarmee anders oud-gasten een onwennig singke'tje plegen te troosten: ‘Het is Indië, moet u maar denken’.

Hij stak me een stevige hand toe en zei: ‘Stapt u daar niet op, want deze plank lijkt wat vermolmd; wacht, deze houdt wel...... Als u nu langs dien dwarslegger balanceert...... als u duizelig wordt, moet u uw handen maar op m'n schouders leggen......’

‘Hat mancher mehr vollbracht, als er wohl selbst gedacht......’ zuchtte ik, toen we eindelijk op den vasten grond waren aangeland. Is er beter middel tegen angst, dan de gêne om voor die bangheid uit te komen? Zou ik nu in de toekomst ook over de kettingbrug in Roozendaal durven, en op de moving-staircase van den underground?

[pagina 78]
[p. 78]

‘Moving staircase’, ‘underground......’! en ondertusschen liepen we op een landweg, in 't hartje van de Gajolanden, op weg naar een dorp, welks eenige communicatie met de buitenwereld via een totaal vervallen steigertje ging met een sampan, of, als uiterste van modern snelverkeer, met de kleine, aftandsche motorboot, die, voor twintig jaar, in stukken den berg opgesjouwd was, (waarschijnlijk nog door een der olifanten die, voordat de auto de afstanden verslond, het grootste deel van het vervoer voor hun rekening hadden gehad), en die hier door Inlanders in elkaar was geklonken. Welke afgelegenheid in Europa haalde ooit bij dit echte ‘binnenland’ van Indië? En hoe verschilde het werk van dezen dokter, die er bijna dag aan dag op uittrok, te paard, per auto, per boot, en nu weer eens een flink eind te voet, van de praktijk van zijn collega-in-de-stad, die rustig in zijn spreekkamer ontvangt en geregeld zijn visites rijdt, zonder onderbrekingen van stukken weg, die kapot geslagen zijn, noodweer op het meer, of een paard, dat voortdurend uitglijdt over het natte bergpad......

De veearts was ons al voorgegaan; de mantri met den trommel vol medicamenten kwam achter ons aan en toen we ongeveer 'n half uur geloopen hadden, zagen we een klein huisje, waar een dichte schare omheen gedromd stond.

‘Zijn dat allemaal patiënten?’ vroegen we verbaasd, maar de dokter stelde ons gerust met de verzekering, dat 't grootste deel belangstellenden waren.

‘U moet denken: de komst van den dokter is hèt pretje van de week. Alles gebeurt hier in volkomen openbaarheid...... Kiezen trekken vinden ze b.v. prachtig. En ze komen met hun kwaaltjes nog niet eens, omdat ze er zoo erg veel last van hebben, maar vooral om mij een plezier te doen......’

Maar toen we eenmaal in de kleine kamer zaten, terwijl de patiënten bij twee en drie tegelijk werden toe-

[pagina 79]
[p. 79]

gelaten, en door alle openingen in de muren de donkere hoofden van familie en vrienden naar binnen staken, die de gebeurtenissen in gespannen aandacht meeleefden, toen wist ik niet meer, of ik het dwaas of aandoenlijk vinden zou. De enscèneering van die samengeschoolde menigte en ook de joligheid van den dokter, die met een grap en een vriendschappelijken opstopper den gang in het zielige défilé hield, riepen onontkoombaar de schilderijen van Jan Steen in de herinnering; - maar als je je realiseerde, hoe wij, groote, sterke, wei-doorvoede Europeanen, afstaken bij dit tengere ras; en hoe wonderlijk het was, dat Hollandsche wetenschap op dit allerafgelegenste plekje van de aarde, genezing en verlichting kwam brengen; als je de zachtheid zag, waarmee de stoere dokter een kereltje, mager van de malaria, optilde, of een oude vrouw over het haar streek, nadat hij haar zieke oogen had ingedruppeld; - dan zwenkten je gedachten opeens van Jan Steen naar het evangelie...... Want als een weldoener moesten deze onwetende zielen den blanke beschouwen, die een wit poeder op hun tong uitstrooide - en hun hoest was genezen; die hun wonden met zalf bestreek - en ze werden geheeld; die hun tabletjes gaf - en hun moeheid verdween, ze waren niet langer afwisselend koud en warm......

Alle medicamenten werden onmiddellijk verstrekt, en iedere patiënt slikte ze droog door, zonder een kik te geven; alleen een armetierige zuigeling, over wier toestand de vader uitvoerige en bezwaarlijke verhalen had staan doen, terwijl de moeder er zwijgend en zonder blijk van meeleven bijstond, - alleen die zuigeling stak haar tongetje met het genezende poeder onmiddellijk weer uit haar mond: de moeder gaf het ijlings de borst, om het zoo te helpen doorspoelen.

‘Kettol, kettol,’ riep de mantri naar buiten, toen de patiënten met beenwonden, met uitslag, met schurft, oogziekten en malaria waren afgehandeld...... Dit bleek de oproep te zijn voor de kinderen, die aan wormen

[pagina 80]
[p. 80]

leden; de dokter, met z'n kepi al op, speelde nog even met de jongetjes, die allemaal geduldig hun mond voor het geneesmiddel open hielden; toen stapten we naar buiten, waar de patiënten nog genoeglijk bij elkaar zaten; het kleine meisje met het Engelsche pluksel op haar wang speelde met de patiëntjes van de wormen; de man met de oogziekte zat te knipoogen tegen het licht, en de Atjeher, die een injectie had gekregen, bekeek belangstellend de prik op zijn arm. Naakte kereltjes liepen over het gras; vrouwen, vuil en met weinig bedekking, hurkten bij hen neer, en weer trof het ons zóó, dat deze menschen het goede oogenblik in zijn volle breedte konden beleven, dat we verzuchtten: ‘Wat een eenvoudig, gemakkelijk leven.’

‘Toch hebben ze 't niet zoo pleizierig, als wij denken,’ zei de dokter peinzend. ‘Ze zijn bang voor booze geesten, die hun altijd en overal kwaad willen. Ze hebben geldzorgen, waar ze nooit meer uitkomen. Want als ze eenmaal in handen van een soortgenoot zijn gevallen, aan wien ze schuld hebben, dan plukt die hen ook, tot de laatste veer toe; niet alleen dat hij hun hun oogst, hun huis, hun gereedschap, hun veld ontneemt, maar tenslotte legt hij zelfs beslag op henzelf...... Het pandelingenschap mag hier nu officieel zijn afgeschaft, - in de practijk gaat 't heel anders toe...... Nee, zij hebben veel narigheid, waar wij geen idee van hebben; en als zij ons zien, houden zij ons natuurlijk voor bizonder bevoorrecht: geld, mooie kleeren, veel eten, macht...... Zij denken, dat wij daarom gelukkig moeten zijn...... zoo zie je weer, schijn bedriegt’.

Maar twee van het gezelschap glimlachten tegen elkaar, achter zijn betoogende hoofd om. Omdat ‘schijn’ ook wel eens ‘waarheid sprak’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken