Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Menschen en boeken. Verspreide opstellen. Deel 5 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Menschen en boeken. Verspreide opstellen. Deel 5
Afbeelding van Menschen en boeken. Verspreide opstellen. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Menschen en boeken. Verspreide opstellen. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.18 MB)

PDF van tekst (1.18 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Menschen en boeken. Verspreide opstellen. Deel 5

(1903)–H.J.A.M. Schaepman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

Generaal v.d. Schrieck.

Bij dit graf zijn wij te zamen gekomen, om een laatste hulde te brengen aan een waardig man. Daartoe dringen ons hart en geest, daartoe dringen ons het bewustzijn van wat wij verliezen en de dankbaarheid voor wat ons gegeven werd.

Geen lofrede, maar een woord van herinnering. Een woord van herinnering in den zin en in den trant van hem, dien het geldt. Een woord van herinnering, dat ten grondslag heeft: Alle goede gave en alle volmaakte gift is van boven, van den Vader der lichten, den Schepper van alle leven, den Gever van alle goed, den Rechter en den Koning in Eeuwigheid.

Het lange en eervolle leven van den luitenant-generaal Pierre Guillaume Jean van der Schrieck bied geen verrassende verwikkelingen, geen grootsche schouwtooneelen aan. Het is het leven van een soldaat, en van een soldaat in vredestijd. Na den Tiendaagschen Veldtocht klinkt voor hem het ‘voorwaarts’ niet weder dan op het oefeningsveld. Slagvelden zal hij alleen nog betreden om er te garen, wat er voor de krijgswetenschap te garen valt. Voor het overige is zijn leven rechtmatig en ordelijk. Hij is altijd in dienst, in dienst, bijna altijd bij het staande leger, in dienst ook bij het militair onderwijs. In on door den dienst wint hij al zijn graden tot en met dien van generaal-majoor. De gunst des Konings schenkt hem zijn hoogsten rang, een daad van koninklijke genade en van koninklijke gerechtigheid.

In 1876 verwisselde de generaal den werkelijken krijgsdienst met het lidmaatschap van de Tweede Kamer der

[pagina 43]
[p. 43]

Staten-Generaal. Een andere dienst, een zwaarder dienst, Een dienst waarbij geen uiterlijke tucht iemand ter hulp strekt en ten steun. Een dienst waarbij geen reglementen den weg wijzen en afbakenen, maar alleen klaarheid van geweten, trouw aan beginselen, karakter en eergevoel. Een dienst waarbij men door alle warreling en dwarreling van lagere en hoogere belangen steeds dit ééne hooge en heilige moet weten te onderscheiden: het belang van het Vaderland. Een dienst, die zware plichten oplegt en zware werkzaamheden vordert.

Aan dezen dienst heeft generaal Van der Schrieck de laatste twintig jaar van zijn leven gewijd. Gewijd, zooals alleen een soldaat van zijn soort dat kan doen.

Wanneer op dit oogenblik het beeld van dezen soldaat voor mij verschijnt, dan zie ik hem in zijn volle gestalte als de christen-soldaat, dien de groote monnik en prediker van den kruistocht, dien St. Bernardus van Clairveaux ons in de eerste helft der twaalfde eeuw heeft geteekend. Vele en groote eigenschappen moet hij bezitten deze christen-soldaat: kracht, en voorzichtigheid, moed en edelmoedigheid. Hij moet matig zijn en gestreng jegens zichzelvon; niet dingen naar ijdele eer en weidschen lof. Meer dan in eenig ander moet in hem de waarheid uitblinken van het oude woord:

 
‘De wapens van den Christenstam
 
Zijn deze twee: de leeuw, het lam.’

Want deze strijder moet geen vijanden kennen dan de vijanden van waarheid, recht en vrijheid; de teederheid moet de gezellin zijn van zijn kracht. In gehoorzaamheid moet hij vinden zijn sterkte en in tucht de schoonheid en waardigheid van zijn leven. Maar boven alles moet hij doordrongen zijn van de hooge zedelijke waardij, die het soldatenleven moet bezitten, van de hooge zedelijke idee, die het moet verwerkelijken; de idee van zelfverloochening, zelfverzaking, zelfopoffering. Door deze idee, en door deze idee alleen, behoudt het leven van den soldaat, ook in vredestijd, zijn hooge en heerlijke beteekenis en blijft de

[pagina 44]
[p. 44]

krijgsman in rustige dagen een voorbeeld van de groote deugden, die de Maatschappij altijd behoeft. En door deze idee wordt de soldaat des Konings de soldaat van den Heere Christus, strijdende voor het vrederijk Gods.

Ziedaar wel de generaal. Zoo heeft hem het leger, zoo heeft hem de Kamer, zoo heeft hem het volk gezien. In zijn hoogen rang een voorbeeld van gehoorzaamheid en tucht. Voor zijn mannen, zijn ‘jongens’ een vader, waakzaam en bezorgd. Onverbiddelijk waar het den plicht betrof, zacht en minzaam waar de plicht eerlijk werd nageleefd. Edelmoedig zonder hooghartigheid, waarheidlievend en trouw zonder aanzien des persoons, in alle personen het goede erkennend en vereerend. In zijn eigen leven een man van de hooge tucht, die de éénheid van het leven schepte en steeds strevend naar éénheid en ééndracht en broederlijke gezindheid, ook bij diepgaand verschil van meening.

Ziedaar wel de generaal. In zijn aan Hugo de Paganis gericht schrijven ontdekt men dat de groote abt van Clairveaux voor den soldaat twee dingen noodig achtte: eenvoud en ernst. Eenvoud en ernst..... eenvoudige ernst en ernstige eenvoud, hoe zelden men die tot één geworden aanschouwt, weten allen die het leven der menschen zien. Ernst zonder overdrijving, eenvoud zonder den schijn van aangeleerd of aangenomen te zijn. Hier, bij den generaal, vond men deze twee vereenigd. Overal was hij dezelfde, in zijn huisgezin.... maar van deze teedere heilige dingen gewaagt men niet in het openbaar. Overal was hij dezelfde, kalm, rustig, kloek, vroolijk, welgemoed, nooit terneergeslagen, steeds vol zorg en nooit zonder vertrouwen en hoop. Hij wist dat het leven ernstig was en hij leefde het ernstig, zijn slagen dragend, zijn gaven nemend, in dankbaar genot.

In dezen eenvoud, en dezen ernst spreekt de trek, die het karakter maakt.

De generaal van der Schriek had genoten wat men een zorgvuldige, keurige opvoeding noemt. Hij was bekend met de beste dingen, wenschen en werken van zijn tijd. Die bekendheid was veelzijdig. Het zou dan ook wel wonder geweest zijn, als de jonge officier, die een tijdlang

[pagina 45]
[p. 45]

ook Fransche taal en letteren doceerde, onbekend was gebleven met de grootsche en geweldige wrochters van poezie, als Lamartine en Hugo. Van den laatste kon hij geheele strophen herhalen, strophen uit soldatenrythmen en heldenrijmen. Daar was er onder deze strophen een, die hij bizonder lief had. De wereld kent haar:

 
Non, l'avenir n'est à personne
 
Soie, l'avenir est à Dieu

en telkens als hij haar herhaalde met den vollen klank van haar:

 
Toutes les choses de la terre
 
Gloire, fortune militaire,

met haar:

 
Victoire aux ailes embrasées

kwam het alles overstelpende slot:

 
Demain c'est Waterloo, demain c'est St. Hélène
 
Demain c'est le tombeau!’

Demain c'est le tombeau!... Maar hier ligt de kern van zijn leven. Voor hem is het morgen niet geweest het graf, maar voor hem was het morgen: de eeuwigheid.

De eeuwigheid.... niet de ijdele glans en glorie onder de menschen, maar de eeuwigheid in de genade en de glorie van zijn God. De eeuwigheid, die het oordeel brengt, maar ook de barmhartigheid. De eeuwigheid, die het leven verheerlijkt, na het door haar majesteit te hebben beheerscht. Het leven, heeft St. Bernardus gezegd, kan zijn grootheid hebben en de zegepraal haar glorie; boven deze beiden gaat met recht de heilige dood. Zulk een dood is de generaal gestorven.

Geloovende in zijn God en Zijn barmhartigheden, gesterkt door het Brood des Levens, is hij, als in een laatsten marsch, ter eeuwigheid ingegaan.

In deze herinnering brengen wij hem onzen dank, onze hulde en onzen groet. En wij bieden hem ons laatste saluut met de Roomsche bede:

God geve hem de eeuwige rust, het eeuwige licht verlichte hem, dat hij ruste in vrede!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken