Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dwaaltocht, een stukje eigen leven (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dwaaltocht, een stukje eigen leven
Afbeelding van Dwaaltocht, een stukje eigen levenToon afbeelding van titelpagina van Dwaaltocht, een stukje eigen leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

Scans (6.22 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dwaaltocht, een stukje eigen leven

(1977)–Jeanne van Schaik-Willing–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

Een verloving?

Het is alsof Alwyn na de ontvangst van mijn zotte telegram zijn best deed moeders veronderstelling te ontzenuwen, maar daarmee werd niets gered. Integendeel; het was alsof de gunstige wending, door zijn komst bewerkstelligd, verflauwde. Er ontstond een zekere grimmigheid in moeders gedrag. Afgelopen was het met de verwennerijen. Het leek zelfs alsof in de klanken van haar weer op volle kracht ingezette vioolstudie, die groeiende norsheid te beluisteren viel.

Vermoedelijk kwam het onze monnik in spe goed uit dat ik hem, een week of drie na die ontmoeting met Vic, (die ik sindsdien niet teruggezien had), te spreken vroeg.

‘Ik moet je wat bekennen’, zei ik. ‘Ik geloof dat ik bezig ben verliefd te worden op Vic’.

‘Daar heb ik op gewacht’, antwoordde hij, ‘ik ken je nu wel. Ik weet dat jij intelligent genoeg bent om te begrijpen, wat ik je nu ga zeggen: De liefde, de liefde tussen man en vrouw, dat is een val, door de natuur gesteld en ik ken je nu wel zó dat jij het formaat bezit om daar niet in te lopen. Jij zult je schrap zetten. Jij zult je niet door de schijn laten bedriegen. Na elke illusie volgt trouweloos verraad’.

[pagina 64]
[p. 64]

Ik zag weer de gelende bomen van de Scheveningse weg. Ik zag de stroom mensen en Vic, die zich daar bijvoegde en zich eraan conformeerde nadat hij gezegd had: ‘Liefje, tot gauw, tot heel gauw.’ Het was alweer een flink tijdje geleden. In zijn aktetas had ik nog meer van die rooie boekjes gezien. Als hij die naar de anderen bracht, die, naar hij zei, op hem wachtten, zou hij dan ook erboven hebben gezet: ‘Voor... van V.v.V.?’ ---Natuurlijk, allicht, maar zou hij ook weer zo gekeken hebben?---

Alwyn vervolgde: ‘Liefde is een truc van de natuur ten behoeve van het voortbestaan van de soort, waartoe zij allerlei tijdelijke gevoelens en drogbeelden in de mensen wekt, gedoemd om in niets te vervluchtigen, zodra aan de opdracht is voldaan. Daarna blijven de partners, dupe van een grimmige, bovenmenselijke kracht, voor hun hele verdere leven met de brokstukken zitten! Kijk om je heen, zie, hoe het je ouders is vergaan!’

Het vioolconcert van Max Bruch was duidelijk hoorbaar. Het was alsof ik de krul van de viool als razend op en neer zag schokken, terwijl de stok bij een slotaccoord met kracht de vier snaren te pakken nam. ‘Kijk naar mevrouw aan de overkant en naar dat zielige mens van no. 61! Allemaal ontredderde wezens, die erin gevlogen zijn. Kind, heb ik voor niets al deze maanden met je gepraat, je gewezen op de diepere zin van het bestaan? Jeanne, jij hebt het geluk een talent te bezitten. Jij hebt het vermogen meegekregen om het leven te doorzien. Gehoorzaam aan die opdracht! Beter, laat ons samen aan die levensopdracht gehoorzamen. Jij en ik samen! Wij

[pagina 65]
[p. 65]

tweeën zullen bewijzen dat we het kunnen. Samen zullen we ons wapenen tegen de bedrieglijke, gemene aanval van de natuur. Wil je? Wij samen?’

Ik wist niet waar hij heen wilde, maar ik voelde me gevleid. Vond hij me heus waardig om iets samen met hem te doen? Ik keek hem met diep verbaasde ogen aan. ‘Mijn vrouwke, dit wordt een levensexperiment’, zei hij nog en zijn Raspoetinkop boog zich glimlachend over me heen.

Ik werd, zonder me van enig kwaad bewust te zijn aan de bitter-gevaarlijke verleiding onderworpen, waaraan jonge vrouwelijke gijzelaars blootstaan. Die zien, onder druk van de opwinding van het gevaar, een soort regenboog aanlichten boven de tekortkomingen van het verleden. Een regenboog, door de ontvoerder, als was hij een bovenmenselijk tovenaar, ontstoken. Alwyn's glimlach, eerst als van vader naar kind, werd bemoedigend, verlangend, toen gebiedend.

‘Ja?... Wij gaan dus samen naar het klooster van St. Arjaan?’ (dat dit het motto is van een ironisch versje, wist ik niet.) ‘Ja?... wij trouwen! Voor de wereld trouwen we! Dit heilige moment, dit is onze verloving. Alleen wij tweeën en niemand, níemand anders, niet je moeder, niet je vrienden, kennen de verheven zin van deze overeenkomst. Zij mogen niet weten dat dit een heilige band is om de verleiding der menselijke liefde te weerstaan’.

Ik stond perplex, ik was beduusd, maar toen ik de volgende dag aan mijn opdracht voldeed en mijn lezing

[pagina 66]
[p. 66]

voor de V.V.S.L. hield over Theodor Herzl en het zionisme, besloot ik mijn betoog, dat mezelf koel gelaten had, met de woorden: ‘Het zal u, na wat ik u vanmiddag heb verteld misschien verbazen, maar hierbij maak ik u mijn verloving bekend met de katholiek Aloysius van S’.

 

Het werd een verloving met de traditionele onechte rompslomp daarbij destijds gebruikelijk: bloemen, telegrammen, bezoek, felicitaties, feestelijke ontvangst, cadeaux. Ik onderging alles, volstrekt niet gelukkig, voelde me bij al dat geklets over liefde en geluk oneerlijk, maar ik verbeeldde me dat de plicht van me eiste dat spel te spelen.

De maanden van de verloving waren een dode tijd. Ik leefde zonder smaak. Ik probeerde een cerebrale opwinding te vinden, die uitbleef. Zouden nonnen, die pas toegetreden zijn, ook soms niet aan een dergelijke aanloop tot vertwijfeling ten prooi zijn?

Er zijn wel degelijk mensen geweest, die me trachtten te waarschuwen, maar ze wisten van de geheime ondergrond niet af en daardoor waren hun woorden ontkracht. Wij werden op de lunch gevraagd bij mijn oom en tante, de lieve oudste zuster van mijn vader, wier man mijn voogd was. Volgens gebruik lagen er naast de borden van het verloofde paar boeketten. Maar na afloop deed mijn tante mij de veelbetekenende bekentenis dat het haar niet lukte mijn aanstaande man bij de voornaam te noemen. Ze zei het niet zo plomp, maar het kwam erop neer dat zij van hem griezelde.

[pagina 67]
[p. 67]

Ik bleef koppig, of liever, ik meende dat karaktervastheid van mij geeist werd.

Verschrikkelijk werd het toen de moeder van Alwyn overkwam ter kennismaking. Zijn vader, die een functie bij de haven van Antwerpen gehad had, was allang overleden.

Ik vermoed, dat er in onze kamers nog nooit een taal is uitgeslagen als door Alwyn's moeder. Door haar schaterend gedebiteerde porno-moppen leerde ik tenminste, dat de wetten van het klooster van St. Arjaan op iets anders duidden dan enkel op gevoelsonthouding, iets anders, waar ik destijds minder van wist dan tegenwoordig een kind van vijf jaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken