Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De laatste der mannenbroeders (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De laatste der mannenbroeders
Afbeelding van De laatste der mannenbroedersToon afbeelding van titelpagina van De laatste der mannenbroeders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.30 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De laatste der mannenbroeders

(1982)–Maarten Schakel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Politicus met een ideaal


Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

De spreekbeurt (1)

Van een bruiloft komt een bruiloft. En van een spreekbeurt een spreekbeurt.

Op 15 januari 1946 sprak ik tijdens de herdenkingsdienst voor de gevallen verzetsstrijder Van den Brink, bij zijn leven veearts in Vianen. Onder het gehoor bevond zich Willem Oosterbeek, voorzitter van de ar-kiesvereniging, burgerambtenaar van de genie, die met vrouw en acht opgroeiende kinderen (later trouwe werkers in het Koninkrijk) op het Sluis-eiland in Vianen woonde. Hij strikte mij in verband met de kamerverkiezingen van 17 mei 1946 voor een spreekbeurt voor de Viaanse kiesvereniging.

Op maandag 8 april leverde ik daar mijn eerste politieke rede. Het gehoor zat in de banken van een der lokalen van de inmiddels afgebroken Dr. Steenbeekschool. Deksels van appelstroopblikjes als asbak op de pennen- en potlodenrichel. Op die eersteling zouden in de loop der jaren vele honderden volgen.

Een woord tot de jongeren was een in de herfst van 1945 van mijn hand verschenen brochure, waarin ik mij van nogal pittige en radicale taal bediende. Mijn collega Jaap Boersma confronteerde mij jaren later in onze fractie met zichtbaar genoegen met citaten daaruit. Die logen er inderdaad niet om. Deze brochure leverde nogal wat spreekbeurten op voor de jongerenorganisatie, die toen nog Arja heette. Mijn start in dat opzicht was op 27 april in de Diakoniezaal in Gorinchem. Bomvol en de stukken vlogen eraf.

De campagne van 1946 bracht mij al buiten de grenzen van eigen streek en provincie. Ik sprak in de cafézaal van het onder het Gelderse Vuren aan de Waaldijk gelegen café Ekelmans (7 mei). Dat zou nog talloze malen gebeuren. Het kwam door de nooit aflatende activiteit van voorzitter Franske den Adel. Een kleine, pittige en geestige vrijgezel. Trouwe cnv'er, krantenbezorger benevens verzorger van lokaal nieuws. Een leven van strijd met ‘de rooien’ in zijn dorp achter de rug. Een warm, gelovig man. Activist. Toonvaste voorzanger bij de openingspsalm en het slotgezang. Liederen Davids rondom het biljart, dat te zwaar was om tijdelijk weg te ruimen. Franske legde de socialisten in zijn uitvoerige openingswoord stevig over de knie en eindigde steevast met het decla-

[pagina 19]
[p. 19]

meren van een zelfgedicht rijm. Nog tijdens zijn laatste levensjaren in het rusthuis in Gorinchem belde hij mij op in tijden van hoog oplopende golfslag in het Haagse wereldje. Hij ruste in vrede, deze getrouwe arbeider in de wijngaard van zijn Heer.

Op Gelderland volgde Brabant: Wijk en Aalburg in het Land van Heusden, wij troffen elkander in de Kerkzaal, voor logies was gezorgd.

Mijn eerste verkiezingscampagne eindigde op de vooravond van de eerste vrije verkiezingen na de bezetting in Stolwijkersluis onder de rook van Gouda. Een belevenis apart. Om nooit te vergeten. Er was nog geen kiesvereniging, de uitnodiging kwam van een comité van antirevolutionairen. De zaal die voor de spreekbeurt was afgehuurd, stond bij het aanvangsuur niet ter beschikking. Eerste, tevens laatste ervaring met het verschijnsel zaalafdrijving. Die zoele meiavond sprak ik in een inderhaast provisorisch ingerichte kolenschuur. Het auditorium zat op appelkisten. Die avond heb ik 'm van katoen gegeven. De reis werd per taxi gemaakt. Het comité liet na de taxikosten te vergoeden en ik was te bleu om daarom te vragen. Ik draaide op voor ƒ 15, - plus de pontkosten van het veer Schoonhoven. Bij een jaarsalaris van ƒ 3289, - een rib uit ons lijf. Anna, die van onze eersteling in verwachting was, kreeg zo haar eigen gedachten over mijn politieke eenmansbedrijfje.

Afgezien van het financiële aspect - voor politieke spreekbeurten wordt geen honorarium verstrekt - liep dat bedrijfje goed. Het ging ermee als met de steen in de vijver, de kringen werden steeds wijder. Het uiterlijk waarneembaar resultaat was evenwel niet altijd recht evenredig met bestede tijd en verrichte inspanning.

Zijn getalsmatige dieptepunt wil de schrijver zijn lezers niet onthouden. Vrijdagmiddag 29 september 1961 stapte hij te vier uur in zijn auto, vw, om die avond in Terneuzen voor de Arjos een spreekbeurt te houden. In de salon van de veerboot Kruiningen-Perkpolder veel militairen met weekendverlof, Zeeuws-Vlaanderen is deel van Nederland. De lifter, een Belg die al elf jaar in Nederland werkt, vindt dat dit slechts in staatskundige zin geldend is. Bezuiden de Westerschelde wonen volgens hem Vlamingen. Terneuzen doemt al van ver met haar lichten op. In oostelijke richting is het sterk in uitbreiding. Over een ophaalbrug duikt men het oude Terneuzen binnen. Wat rondgescharreld voor een parkeerplaatsje. Vanaf de Markt (een paar hotels, een muziektent)

[pagina 20]
[p. 20]

voert de Jongestraat naar het waterfront van de Heerengracht.

Aan de Jongestraat links Pro Rege, op de bovenzaal verzamelt zich zijn gehoor: twee jongens en één meisje van het Arjos-bestuur, vader en zoon Simons (de zoon studeert economie) en Abrahamse, de voorzitter van de ar-kiesvereniging, zijn gastheer voor de nacht. Een auditorium van zes. De spreker tast tot op de bodem van zijn kennis en kunnen om deze Gideons-bende te belonen voor hun belangstelling. Om tien uur naar de bloemenzaak van de gastheer tegenover de gereformeerde kerk (duizend leden). De gastvrouw blijkt uit Ameide in de Alblasserwaard te stammen. De echtverbintenis is met vijf kinderen (om en om een jongen en een meisje) van 8, 7, 6, 4 en 2 jaar gezegend. Tegen twaalf uur betreedt hij de voor hem ingerichte jongenskamer. De slaap komt eerst om één uur, de cafés sluiten te middernacht, de bezoekers houden de zaak op straat nog een uur lang uiterst levendig. Om zeven uur de volgende morgen begint het nageslacht Abrahamse zich te roeren. Met een goed ontbijt in de maag rijdt ‘de geachte spreker’ om acht uur huiswaarts. Opvallend is het grote aantal scholieren dat deze zaterdagmorgen per fiets, naar de in Terneuzen gevestigde scholen voor voortgezet onderwijs peddelt. De pont van 8.20 vertrekt net voor zijn neus. Om elf uur (negentien uur na zijn vertrek) is hij in de schoot van zijn gezin weergekeerd.

Gelukkig werd ook ‘het soet’ van het grote gehoor diverse malen gesmaakt. Zoals op 20 januari 1955, de wintertoogdag van de Gelderse agrarische vrouwen (cbpb) en jongeren (cjbtb) is een tot de hanebalken gevuld Musis Sacrum in Arnhem. Massazang, tableau over Naomi, Ruth en Orpha. Onder voorzitter Markerink uit Neede sprak ik een uur lang onder de titel: ‘Leven wij van de kruimkens, die daar vallen onder de cultuurtafel van de wereld?’ Zelfs op het schellinkje bleven ze kalm. Dat tot opluchting van Markerink, want het jaar ervoor was er met mombakkessen en klapballonnen gescharreld.

Reizen in het Deltagebied, die nu door de Deltawerken in afstand en tijd zeer bekort zijn, waren voordien nogal moeizaam. Een rede in de verkiezingscampagne van 1952 in Den Bommel op Goeree-Overflakkee betekende de pont van vijf uur vanuit Numansdorp en dan weer de laatste boot van Middelharnis naar Hellevoetsluis. ‘Geen grijze vlag’, onder die titel werd de rede op de aanplakbiljetten aan telefoonpalen in Den Bommel aangekondigd, maar de Alblasserwaard lag op de thuisweg onder een gewatteerde mistdeken.

[pagina 21]
[p. 21]

Niet licht vergeet ik een spreekbeurt uit de campagne 1956. De Arjos belegde op 25 mei in de Beurs in het centrum van Hoofddorp een verkiezingsappèl. Ruim vijfhonderd toehoorders bevolkten de grote concertzaal. Mijn eveneens in 1981 uit de actieve politiek getreden vriend Anton Veerman en ik spraken. Ter opluistering was mede aanwezig Johan Bodegraven (met echtgenote), die in die tijd voor de ncrv-microfoon furore maakte met het spel mastklimmen (om een ham). Veerman en ik ontvingen, als te doen gebruikelijk, slechts reiskostenvergoeding, Bodegraven incasseerde bovendien ƒ 100, -, in die tijd geen slechte artiestenbeloning. Hij leverde waar voor zijn geld. Liet drie personen een kostuum uit papier knippen, één rood, één wit, één blauw. De blauwe - een gereformeerd predikant - won. Na mijn speech kwam het mastklimmen, compleet met jury en vier koppels. Om half elf bleek er nog één grote ham over te zijn. De voorzitter deelde mede dat die voor de spontane medewerkers was. Veerman en ik - denkend aan het briefje van honderd voor Bodegraven - meenden dat die kolossale ham voor ons beiden doormidden zou gaan. Mis poes: de ham was voor... Bodegraven. Om kwart voor elf reed ik samen met mijn buurman Arie Blokland, die het spektakel in de Haarlemmermeer mee had willen maken, door de donkere avond de 71 km (à 12½ cent) langs Aalsmeer, Vinkeveen en Utrecht naar de Dorpsweg in Hoornaar terug.

Als ik terugdenk aan die honderden spreekbeurten vóór mijn kamerlidmaatschap, dan overheerst de gemoedelijkheid. Ik denk aan Nieuwendijk in het Land van Altena; iedere winter sprak ik wel een keer in de ruime consistorie van de gereformeerde kerk ‘boven aan de hol’ aan de straatweg van de Sleeuwijkse pont naar Keizersveer. Altijd op zaterdagavond, want gedurende de werkweek zaten de dijk- en grindwerkers in de Biesbosch of elders in Nederland.

Vrijwel iedere nazomer kreeg ik het in het keurige handschrift van huisschilder De Keyzer (hij was terecht de secretaris van de kv) gestelde verzoek om voor Oosterwijk te spreken. Oosterwijk is een kleine gemeenschap in de Vijfheerenlanden onder de rook van Leerdam. Het behoort tot de vanouds in hoofdzaak vrijzinnige gemeente Kedichem. In Oosterwijk had een kleine groep hervormd-gereformeerden na de oorlog een ar-kiesvereniging opgericht. Aantal leden: vijfentwintig, op en al. En ik was om zo te zeggen hun ‘voorganger’. Het opkomstpercentage lag altijd tussen

[pagina 22]
[p. 22]

de negentig en honderd. De meest markante toehoorder heette Van Iperen. Hij woonde samen met zijn zuster aan de Achterdijk, was spoorwegman en vergaf het zich nooit, dat hij op een inspectietocht langs de spoorbaan Dordrecht-Tiel-Elst tijdens de slag om Arnhem een door mijn kornuiten en mij geplaatste kneedbom verwijderd had.

In Zijderveld, gemeente Everdingen, aan de Diefdijk vergaderden wij in de huiskamer van de weduwe Nobel, moeder van een groot en hartelijk meelevend gezin.

A.C. van Strien, secretaris van de kiesvereniging Anna Jacobapolder - bij opkomende mist is het veer Anna Jacoba-Zijpe als eerste uit de vaart - schreef mij, toen ik op 21 januari 1959 voor het eerst in ‘Ons Dorpshuis’ zou optreden: ‘U vraagt maar naar P. Boudeling, die woont dicht bij het gehucht, ik zit wat achteraf.’ Op de kapitale boerderij van Boudeling ben ik daarna nog enkele malen gastvrij ontvangen.

Je kon aan een spreekbeurt ook wel eens iets meer dan de goede herinnering overhouden. Zo sprak ik op 25 september 1958 voor de Arjos in de Rudolphstichting te Achterveld (u), een buurtschap op zich: gebouwen, een winkel, vijftien boerderijen. Toentertijd waren daar tweehonderd kinderen van uit de ouderlijke macht ontzegde ouders. Zij bleven tot de leeftijd van 16/17 jaar, ontvingen er lager-, en vandaaruit voortgezet onderwijs. Na aankomst bracht de tuinman mij in het meisjespaviljoen ‘Klimop’. Daar wachtten voorzitter Witteveen en drieëntwintig toehoorders de spreker van die avond. Een van de aanwezigen maakte tijdens de inleiding driftig aantekeningen. Dacht ik. Hij tekende een mijns inziens goed gelijkend portret. Ik bewaar het zorgvuldig, samen met de in de pauze opgedane indrukken van in hun kamer slapende kinderen, de kleinere in grote, de grotere in kleine; een groepje in de puberteit verkerende meisjes zat te breien, één speelde er piano (misschien is ze nu wel lerares aan een muziekschool).

In 1956 maakte ik een verkeerde notitie in mijn zakagenda, met nogal vervelende gevolgen. De provinciale afdeling Drenthe van de Bond van Jongelingsverenigingen op Gereformeerde Grondslag organiseerde elk jaar op de dankdag voor het gewas een groots opgezette toogdag. Het programma, dat zich over middag en avond uitstrekte, bood ernst en luim. Tot de ernst behoorde in die jaren een behoorlijk aantal redevoeringen. De sprekers werden links en rechts uit het land gerekruteerd. De Drentse oudere en

[pagina 23]
[p. 23]

jongere jeugd kwam op die dankdagen zo massaal toestromen, dat men voornamelijk aangewezen was op plaatsen als Assen, Emmen en Hoogeveen, alwaar dan alle grote kerkgebouwen de deuren openden. Op dankdag 1956 viel de eer te beurt aan Hoogeveen. Ik behoorte tot het rijtje van sprekers die als een soort van rondtrekkend gastdocent in drie of vier kerken hun onderwerp behandelden. Ik zou de Drentse jongelingschap vergasten op een verhaal dat de titel ‘Knock out?’ meekreeg. Nu, het vraagteken kon, wat mij persoonlijk betreft, gevoeglijk in een uitroepteken omgezet worden. Dankdag 1956 viel op woensdag 7 november. Ik noteerde Hoogeveen in mijn zakboekje onder 9 november. De fout zat geheel aan mijn kant. Zeker niet bij provinciaal secretaris L. Schelhaasje jr., van wie ik ook later nog vaak correspondentie zou ontvangen: correct, altijd welverzorgd. De fout was dubbel dom, aangezien dankdag in heel Nederland (Zeeland uitgezonderd) op dezelfde dag valt. Thuiskomend uit de dankdienst in de gereformeerde kerk van Noordeloos bracht Anna - aan huis gebonden door opgroeiende kinderen - de jobstijding dat er in de Noorderkerk in Hoogeveen dertienhonderd toehoorders op spreker Schakel zaten te wachten. Daaraan viel op dat moment niets meer te repareren. Drenthe vatte het sportief op, dankdag 1957 mocht ik de aangebrachte schade herstellen.

De noteerfout heb ik sindsdien gelukkig niet meer gemaakt. Wel is het mij eenmaal overkomen dat ik in de loop van een drukke verkiezingscampagne op een avond in de Krimpenerwaard rondreed zonder te weten in welk dorp men de spreker verwachtte. Een telefoontje naar mijn getrouwe Anna en een blik harerzijds in de bij de telefoon achtergebleven agenda bracht haar dolende ridder weer in het goede spoor.

De arp is opgericht in 1878. In het spreekseizoen 1953/1954 werd in de kiesverenigingen het 75-jarig bestaan van de partij herdacht. In de jaren daaraan voorafgaande had ik een diepgaande studie van Groen van Prinsterer gemaakt. Letterlijk alles wat de bibliothecarissen van Kuyperstichting en Vrije Universiteit mij van en over Groen konden leveren had ik doorploegd en in excerpten vastgelegd. Groen van Prinsterer is mij mede door deze studie dierbaar geworden. Hij ‘doet’ mij meer dan Kuyper. Naar de mens gesproken heeft hij veel minder dan Abraham de Geweldige bereikt, maar hij is naar mijn innige overtuiging in deze tijd bepaald actueler dan Kuyper.

[pagina 24]
[p. 24]

Dat 75-jarig bestaan bood een goede aanleiding om met een doorwrochte inleiding, ‘Worstelaar op vele fronten’, over Groen de boer op te gaan. Je kon in die tijd aan het ar-volk een breed opgezet en gedegen betoog goed kwijt. Met tederheid streelde ik zonet de bundel vergeelde notities, die goed zouden zijn voor een lijvige, mijns inziens ook nu nog lezenswaardige brochure. Daar gingen de mannenbroeders (bij jubileumsamenkomsten trouwens ook wel zusters) van half acht tot elf uur breeduit en aandachtigkritisch luisterend voor zitten. Heerlijk volk, waarvan ik echt ben gaan houden.

Daarnaast heb ik al in die tijd als spreker over de rand van de antirevolutionaire hoed mogen heenkijken. Op het lokale vlak hadden bij verkiezingen voor de gemeenteraad antirevolutionairen en christelijk-historischen elkander in een aantal gemeenten al gevonden. In dat verband viel voor mij de première op 20 februari 1958 in gebouw ‘De Wingerd’ te Wateringen. Medereferent was mr. H.J.K. Beernink, lid Tweede Kamer voor de chu, tevens gemeentesecretaris van Rijswijk. Met Beernink had ik reeds in 1946 in Leerdam op één podium gestaan, maar dat was nog onder de snel vervlogen naoorlogse eenheidsroes. Toen nog slechts een schielijk verdampende bevlieging. Maar in 1958 (de raadsverkiezingen vielen op 28 mei) had de samenwerking al meer bodem en body. Op 20 mei trokken jonkheer mr. L.E. de Geer van Oudegeyn en ik als koppel de Betuwe in. De samenwerkende partijen vergaderden op twee plaatsen, hotel Stockey in Geldermalsen en het Verenigingsgebouw in Meteren. Wij spraken bij toerbeurt de verzamelden toe. Gelijk in Wateringen nam de ch-man de actuele gemeentepolitiek, de ar-spreker de principiële achtergrond voor zijn rekening.

In de eerste naoorlogse jaren waren avonden met publiek debat tussen twee sprekers in trek. Vaak was het een duo pvda-arp met als onderwerp ‘Kan een christen lid zijn van de pvda’.

Mijn eerste krachtmeting terzake viel weer in Vianen en wel op 23 juni 1948. Opponent was E.J. van Sprankeren, een overtuigd doorbraakman uit Ede. In een tot de laatste plaats uitverkocht huis won ik op punten. Mijn opponent zat te zeer aan het papier vast en dan ga je bij dat soort happenings voor de bijl.

Volkomen gelijk-op verliep het openbare debat in het Nutsgebouw te Alphen aan de Rijn. Daar kruiste ik op 26 februari 1959 de degen met drs. Th.J. Westerhout uit Middelburg, sedert 1956 lid van de Tweede Kamer voor de pvda (staatssecretaris op Binnen-

[pagina 25]
[p. 25]

landse Zaken in het kabinet-Den Uyl, thans burgemeester van Vlissingen).

Maar het meest bewogen waren de woordworstelingen met de in 1900 in Den Haag geboren Johan Scheps, lid van de Tweede Kamer vanaf 1946. De relatie tot deze man zou uitgroeien tot een bijzondere. Daar kom ik nader op terug.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken