Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Meleager en Atalante (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Meleager en Atalante
Afbeelding van Meleager en AtalanteToon afbeelding van titelpagina van Meleager en Atalante

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.29 MB)

Scans (3.31 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

C.M. Geerars



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Meleager en Atalante

(1966)–Lukas Schermer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]


illustratie

II. Bedryf.

 
DIanaas auter druipt van stroomend offerbloed,Ga naar voetnoot1
 
Waar na dcHeldenGa naar voetnoot1 't zwyn in 'r bosch gaan ringelooren,Ga naar voetnoot2
 
Wyl troostelooze Alkmeen door haat en hefde woedt,Ga naar voetnoot3
 
Nu Atalante wordt voor haare min verkooren,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Uit welk een razerny de Vorst veel onheil spelt,Ga naar voetnoot5
 
Schoon Meleagers arm het monster heeft gevelt.Ga naar voetnoot6
[pagina 56]
[p. 56]

Tweede Bedryf.

Eerste Tooneel.
Alkmene, Dianira

 
alkmene.
 
KOm Dianira laat ons vluchten.
 
dianira.
 
Laat ons wachten
 
Mevrouw, misschien krygt hy weer andere gedachten.
 
alkmene.
 
Hoe zou ik blyven, daar men 't voorwerp van myn haatGa naar voetnoot333
 
Met zo veel heuschheit eert, en daar ik word versmaatGa naar voetnoot334
335[regelnummer]
Van dien ondankb'ren, neen ik wil zyn vreugt niet breeken,Ga naar voetnoot335
 
Maar 't zynder tyt my naar vermogen op hem wreeken.
 
dianira.
 
Hebt gy zyn min bespeurt Prinses.
 
alkmene.
 
Ja, zoude ik niet?
 
'k Heb zelfs het aangehoort, en zwygende verspiet,Ga naar voetnoot338
 
Hy, uitgelaten in zyn spoorelooze minne,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Aanbadthaar voor geen mensch, maar voor de Jachtgodinne,Ga naar voetnoot340
 
My hoonde hy, ik was een plaag in zyn gemoet.
 
Nu zoek ik wraak: o Goôn! zo gy mijn wensch voldoedt,
 
Zo hoor ik haast, dat zy verscheurt zyn door de tandenGa naar voetnoot343
[pagina 57]
[p. 57]
 
Van 't Everzwyn, dat hart en lillende ingewanden
345[regelnummer]
Het lichaam uitgerukt vertreden zyn in 't stof.
 
Kom vluchten wy.
 
dianira.
 
Prinses, ons byzyn in het Hof
 
Is noodig, hy is u ten bruidegom gegeeven,
 
Het Kalidonsche volk, door blytschap aangedreeven,
 
Juicht langs de stadt, en roept al zegenwenschend uit,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Lang leeve d'Erfprins met zyn' Vorstelyke bruit.
 
Hun' Majesteiten zelfs beminnen u, zy hoopenGa naar voetnoot351
 
U saamen aan den bant des huwelyks te knoopen,
 
Eer d'avontzon weêrom in 't westen nederdaalt.
 
alkmene.
 
Kondt gy, gy zoudt my wel vertroosten, maar verhaaltGa naar voetnoot354-356
355[regelnummer]
Myn droevig nootlot vast, schoon z'alle my beminnen,Ga naar voetnoot355
 
Ach d'Erfprins bandt alleen Alkmene uit zyne zinnen.
 
dianira.
 
Men kan hem dwingen, zo hy weigert uwe trouw.Ga naar voetnoot357
 
alkmene.
 
Neen Dianira 'k haat uw voorstel; hoe? ik zou
 
My dan verbinden aan myn haater; 'k wilde eer draagen
360[regelnummer]
De straf der Goden, en de vreeselykste plaagen
 
Van 't duistere Acheron.Ga naar voetnoot361
[pagina 58]
[p. 58]
 
dianira.
 
Helaas Mevrouw, waar voert
 
De wanhoop u.Ga naar voetnoot362
 
alkmene.
 
Ik word noch meer en meer ontroert.
 
dianira.
 
Gy zult hem door gebeên en smeeken licht verzachten.Ga naar voetnoot363
 
alkmene.
 
Nooit moet dees laffe daat my komen in gedachten.
 
dianira.
365[regelnummer]
Rampzalige Prinses ei troost u in uw lot.
 
alkmene.
 
o Wreede, ben ik dan onwaardig het genotGa naar voetnoot366
 
Van uwe wedermin, zo hoor naar uwen Vader.
 
Of treft het zuchten van dien ouden u niet nader,Ga naar voetnoot368
 
Dan myne traanen? zo zyt gy geenzints zyn zoon,
370[regelnummer]
Geen wettig Erfprins van de Kalidonsche kroon,
 
Die zo vermetel durft dien afgeleefden trotsen.Ga naar voetnoot371
 
Gy zyt in 't kille Noort geworpen op de rotsen,Ga naar voetnoot372Ga naar voetnoot372-379
 
En van een Klipbeerin met haare melk gevoetGa naar voetnoot373
 
In een spelonk, die nooit de blonde Aurora groet,Ga naar voetnoot374-375
375[regelnummer]
Die nooit de Zon beschynt met flaauwe morgenglanssen;
[pagina 59]
[p. 59]
 
Maar daar Boötes blinkt aan d'onbewolkte transsen,Ga naar voetnoot376Ga naar voetnoot376-377
 
En schroomt te duiken in den zilten oceaan.Ga naar voetnoot377
 
Alwaar de winden, uit vier oorden vreeslyk aan-Ga naar voetnoot378-379
 
Gedrongen, een orkaan verheffen op de baaren.Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Leer Meleager van de winden eens bedaaren:
 
Op dat Alkmene eens mag de stormen van uw haat
 
Verandert zien in min, op dat uw trots gelaat
 
My aanblik met den glans van wederlievende oogen.
 
Geef dit o Venus, die, naar uw geducht vermogen,
385[regelnummer]
Hem my doet haaten, my hem minnen, die zyn min
 
Heeft opgedraagen aan een vreemde Jagerin.Ga naar voetnoot386
 
Zie daar my dunkt hy komt met vriendelyker wezen,Ga naar voetnoot387-393Ga naar voetnoot387
 
Een goede balszem, om myn hartwont te geneezen:
 
O ja, ik zie hem: kom myn minnaar, laat ons gaan
390[regelnummer]
Naar 't bloeiend mirtebos, langs dees kamillepaân,Ga naar voetnoot390
 
Daar 's koele lommer, daar kan ons de Zon niet steeken,Ga naar voetnoot391
 
Daar zullen w'ongeveinst van onze liefde spreeken,
 
Gemengt met kusjes en met duizent tederheên.
 
Maar ach! daar vlucht hy weêr. o Wreede! zyn gebeên
395[regelnummer]
Dan machteloos? zo zal ik gaan de hel bestooken,
 
Met helsche Furiën, en opgevloekte spooken,Ga naar voetnoot396
 
Tot paajing van myn wraak u volgen, waar ik kan.Ga naar voetnoot397
 
dianira.
 
Mevrouw ...Ga naar voetnoot398
[pagina 60]
[p. 60]
 
alkmene.
 
Hoe durft gy noch, o eerlooze, o Tiran
 
My treeden in 't gezicht.
 
dianira.
 
Verzamel uwe zinnen,
400[regelnummer]
Zo veer verstrooit.Ga naar voetnoot400
 
alkmene.
 
Hoe my noch spreeken van te minnen!
 
ô Neen, myn wraakzucht heeft myn liefde al lang verkoelt,
 
Vertrek uit myn gezicht, eer gy myn strengheit voelt,
 
Ontaarde, ga naar uw Diaan, maar wacht haar' slagen,Ga naar voetnoot403
 
Licht zal z'u, spoorelooze, Akteons straf doen draagen.Ga naar voetnoot404
 
dianira.
405[regelnummer]
Prinses!Ga naar voetnoot405
 
alkmene.
 
Ach Dianier zyt gy het, 'k word helaas
 
Geslingert door de drift van myne liefde, ik raas
 
Gelyk op Nizaas top de reien der Bacchanten.Ga naar voetnoot407
 
Ach ondersteun my, ik bezwyk, aan alle kanten
 
Breekt my het klamme zweet 't vermoeide lichaam uit.
 
dianira.
410[regelnummer]
Help, help, wie nadert ons?Ga naar voetnoot410
[pagina 61]
[p. 61]

Tweede Tooneel.
Eneus, Althea, Alkmene, Dianira.

 
eneus.
 
ô VOrstelyke bruit
 
Welk ongeval heeft u dus schielyk aangegreepen.Ga naar voetnoot411
 
alkmene.
 
Ach myne liefde geeft my doodelyke neepen.Ga naar voetnoot412
 
althea.
 
Wat drukt myn Nicht.Ga naar voetnoot413
 
alkmene.
 
Helaas, ik zie hem, van zyn paart
 
Gerukt, zyn dierbaar bloet uitstorten op der aardt.
415[regelnummer]
Hy sterft, en na zyn doot begeer ik niet te leeven.
 
eneus.
 
Wat mymery is dit? Hy leeft Prinses,Ga naar voetnoot1Ga naar voetnoot416
 
alkmene.
 
Verheeven
 
En dappre Ridders, ei, schiet toe, gy redt hem licht.Ga naar voetnoot417
 
Hoe bleek besturven is dat jeuchdig aangezicht!
 
Myn lief, myn schult alleen heeft u om hals doen raaken,
420[regelnummer]
'k Heb u gevloekt.Ga naar voetnoot420
 
althea.
 
Hy leeft Prinses.
[pagina 62]
[p. 62]
 
alkmene.
 
Wie komt my naaken?
 
Zyt gy 't o bleeke schim! en rust gy niet beneên,Ga naar voetnoot421
 
Voor gy tot paajing van uw wraak d'ontmenschte AlkmeenGa naar voetnoot422
 
Ziet nederstorten; kan ik met my zelf betaalen.Ga naar voetnoot1Ga naar voetnoot423
 
Geniet dan eeuwig rust in d'Elizeesche dalen.Ga naar voetnoot424
 
eneus.
425[regelnummer]
Bedaar myn Nicht hy leeft.Ga naar voetnoot425
 
alkmene.
 
Ja daar de Heldenstoet
 
In 't groen Cipressebos malkaar omhelst en groet.Ga naar voetnoot426
 
althea.
 
o Neen; hy zal haast in verwinning herwaarts koomen.Ga naar voetnoot427
 
alkmene.
 
Wat stem verquikt myn ziel zo ras. Hoe, zyn het droomen?Ga naar voetnoot428
 
Waar ben ik? ... dat myn dienst den Vorst en Ryksvorstin
430[regelnummer]
Zich onderwerpe.
 
eneus.
 
Ach Nicht keert uw verdwaalde zin
 
Eens weder.
 
alkmene.
 
'k Bid verlof, om myn vermoeide leden
 
Wat uit te rusten.Ga naar voetnoot432
[pagina 63]
[p. 63]

Derde Tooneel.
Eneus, Althea.

 
eneus.
 
DIt 's 't begin der tegenheden:Ga naar voetnoot432
 
Wat duistere onweerswolk hangt over deze stadt?
 
Myn Nicht Alkmene welk een vreeze perst het nat
435[regelnummer]
Uw' treurende oogen uit langs uwe ivoore kaaken;
 
Wat bliksem dreigt den val der koninklyke daken!Ga naar voetnoot436
 
'k Zie, waar 'k my wende of keer, een voorspook van verdriet.Ga naar voetnoot437
 
althea.
 
Myn Lief uw zwaare geest steur dog de vreugde nietGa naar voetnoot438
 
Van deezen Feestdagh': laat Alkmene u niet beweegen,Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Haar liefde alleen is om haar bruidegom verleegen.
 
eneus.
 
Ach myn zwaarmoedigheit voorspelt een deerlyk lot,
 
Hoe sprak d'Aartswichelaar, wanneer hy driemaal totGa naar voetnoot442
 
Dianaas autaar trat, en driemaal zyne handen
 
Ten hemel heffende beschoude d'ingewanden,
445[regelnummer]
En taaje vezelen van 't bloedende offervee,
 
De Goden geeven u op reis hun' hulpe mee,Ga naar voetnoot446-449Ga naar voetnoot446
 
Gevreesde Ridders: lang moet onze Vorst regeeren,Ga naar voetnoot447
 
En zyn geducht gebiet door Azië vermeeren;Ga naar voetnoot448
 
Maar ieder wacht' zich, want de Hemel dreigt te slaan.
[pagina 64]
[p. 64]
450[regelnummer]
'k Was naauw'lyks na den dienst den tempel uitgegaan,
 
(Gy weet het alles) of een nachtuil op de transsen
 
Van 't hof gezeeten hief een naar geschreeuw, de glanssen
 
Der zon verflaauden door een opgedrongen mist.Ga naar voetnoot453
 
't Ontroerde my, doch 'k veinsde, en, zonder dat gy 't wist,Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Ging voor een korten stont op myne slaapkoets leggen;Ga naar voetnoot455
 
De slaap bekroop mijn leên; maar ach, ik schroom 't te zeggen,
 
o Droom, o voorboo van den grootsten tegenspoet!
 
My dacht, ik zag Diaan, terwyl men 't offerbloetGa naar voetnoot458
 
Uitstortte in 't midden van de Kalidonsche volken,
460[regelnummer]
Uit d'oogen bliksemen van gramschap in de wolken.
 
De Pylbus rammelde aan haar zyde, wyl haar hantGa naar voetnoot461
 
Den gulden Jachtboog zwaaide. o Kalidon! o lantGa naar voetnoot462-463
 
Van myn getergde wraak, zo riep zy, wil niet waanen,
 
Dat ik zo licht verzoen door offerbloet en traanen.Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Gedwonge Godtsdienst heeft de minste macht op my.Ga naar voetnoot465
 
Uw wreev'lig hof, dat noch, van straf en plaagen vry,Ga naar voetnoot466-468
 
Van verre u kermen hoort in d'opgepronkte zaalen,
 
Wil 'k zonder uitstel mee zyn reuk'loosheit betaalen.
 
Uit hadt z', en, nederziende op 't zuchtend hofgezin,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Doorschoot uw blanke borst, myn' lieve Koningin,Ga naar voetnoot470
 
Alkmene volgde uw lot, en haar bedroefde vader.
 
Dit zag ik oude man, wat droefheit trof ooit nader!Ga naar voetnoot472
 
En, door den schrik ontwaakt om zulk een felle strafGa naar voetnoot473
 
Vloog ik al beevende van 't hooge rustbet af.
[pagina 65]
[p. 65]
475[regelnummer]
Rampzaalig Kalidon, wat lot staat u te treffen!
 
't Is noodeloos u zelf grootmoedig te verheffen
 
Op Meleagers arm, gy stryt nu met de Goôn.Ga naar voetnoot477
 
Gy zult dien jongen helt, nastreever van myn kroon
 
Met hantgeklap nu niet in zegepraal ontfangen.
480[regelnummer]
Uw feestgejuich zal haast in droeve lykgezangenGa naar voetnoot480
 
Veranderen; 't gesteente en 't waardig goutsieraatGa naar voetnoot481
 
Met roufloers zyn gedekt, als d'eerzuil van uw staatGa naar voetnoot482
 
Wordt in het hof gebracht van 't heiloos zwyn vertreeden.Ga naar voetnoot483
 
althea.
 
Zwaarmoedigheit en vrees voor zo veel tegenheedenGa naar voetnoot484
485[regelnummer]
Heeft uw gemoet ontstelt, en wekte in uwen droom
 
Dit ydel denkbeelt, 't welk is 't voorwerp van uw schroom.Ga naar voetnoot486
 
Myn Vorstgy moet dees waan door vreugde weêr verzetten.Ga naar voetnoot487
 
eneus.
 
Zou ik beletten, dat geen Godt zelf kan beletten.Ga naar voetnoot488
 
Wie weert d'indruksels, die, naar tyts gelegentheit,Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
Ons brein verheugen of ontstellen? ga, bereit
 
Gy vast het feest, ik moet in weerwil my dus draagen.Ga naar voetnoot491
 
althea.
 
Heeft dan een yd'le droom den Ryksvorst dus verslaagen?
 
eneus.
 
Wie heeft een yd'len droom niet dikwils zien vervult.
[pagina 66]
[p. 66]
 
althea.
 
De vrees is tweederlei, voor straf van onze schult,
495[regelnummer]
Of voor 't verliezen van het geenen wy beminnen,
 
En krygt zy d'overhant, z'ontstelt steets onze zinnen
 
Door 't minste voorwerp, ja beneemt al onze vreucht,
 
En brengt den ouderdom door 't quellen van de jeucht.Ga naar voetnoot498
 
Een, die vol vrees is, denkt op duizende gevaaren,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Op droomen, voog'lezang, en blinde wichelaaren,
 
Die yd'le boden zyn van leven of van doot.Ga naar voetnoot501
 
't Is ongegront, myn Vorst, te vreezen buiten noot.Ga naar voetnoot502
 
Wy hoorden even noch d'orakelprofecye,Ga naar voetnoot503
 
Dat op het hantgeklap der blyde borgerye
505[regelnummer]
't Geslachte zwyn eerlang voor 's Konings voeten zouGa naar voetnoot505
 
Geoffert worden.
 
eneus.
 
Ach kon uwe troost Mevrouw
 
't Denkbeelt verwinnen, 't welkdoedtGa naar voetnoot1 beeven al' myn leden,
 
En meer gevoet wordt, als ik al d'omstandigheden
 
Van 't droevig voorspook moet herdenken. Is 't niet goet
510[regelnummer]
Te vreezen? als het valt in een stantvast gemoet,Ga naar voetnoot510
 
't Welk, door geen kleen gerucht van enig ding bewoogen,
 
Een ongeluk voorziet met meer dan Argus oogen,Ga naar voetnoot512
 
En wapent zich by tyts, om 't fors te wederstaan.
 
Te zorgeloos te zyn was nimmermeer geraân:
515[regelnummer]
De zorgeloosheit is een pest in alle staaten,
[pagina 67]
[p. 67]
 
Roeit gantsche ryken uit en geeselt d'onderzaaten.
 
Maar vrees, gevest op rede, is nimmermeer beklaagt.Ga naar voetnoot517
 
althea.
 
Voor my 'k voorspel iets goets, laat vreezen, dien 't behaacht.

Vierde Tooneel.
Eneus, Althea, Licidas.

 
licidas.
 
TRiomf grootmachtig Vorst, het Boschzwyn leit verslaagen
520[regelnummer]
Door Meleagers vuist, daar 't al de Ridders zaagen,Ga naar voetnoot520
 
En poogden te vergeefs naar deeze onsterf'lyke eer.Ga naar voetnoot521
 
eneus.
 
Is 't waarheit Licidas!
 
licidas.
 
Ik heb hem zelf de speer
 
Zien duuwen in de schoft, en 't zwyn met voeten treeden;
 
Waar op ik schielyk naar dees ryksstat quam gereeden,
525[regelnummer]
Om u, gelukkig Vorst, dit heil te doen verstaan.
 
althea.
 
Verhaal ons, Licidas, hoe is de Jacht vergaan.
[pagina 68]
[p. 68]
 
licidas.
 
De Helden waaren naauw twee uuren veer gekoomen,Ga naar voetnoot527-637Ga naar voetnoot527
 
Of raakten in het bosch van Faunus, dicht van boomen,Ga naar voetnoot528
 
En nimmer door de byl gekerft in 't heilig hout.
530[regelnummer]
Hier spanden anderen de netten, and'ren, stoutGa naar voetnoot530
 
Op den aanstaanden roem, ontkoppelden de brakken,Ga naar voetnoot531
 
Wyl anderen het zwyn door kreupelbosch en takkenGa naar voetnoot532
 
Opspoorden over al, in weêrwil van 't gevaar.
 
Daar leit een duistere vallei, heel diep en naar,Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Wiens binnenste is begroeit met riet en wilgespruiten:
 
Hier schiet het schrikdier, als een bliksem, uit naar buiten,
 
En stuift heel vreeselyk op zynen vyant in.
 
De Jagers schreeuwen, elk steekt met een kloeken zin
 
De jachtspeer, scherp van spits, voor uit, om 't aan te randen.
540[regelnummer]
Maar 't wilt schiet echter toe, en ryt met scherpe tandenGa naar voetnoot540
[pagina 69]
[p. 69]
 
Den buik der bassende jachtrekelen van een.Ga naar voetnoot541
 
Echions taaje speer, die d'eerste was, vloog heen,Ga naar voetnoot542
 
Doch miste, en wierdt in een ahornen stam gedreeven.
 
De tweede spiets hadt in den rug een wont gegeeven,
545[regelnummer]
Zo zy niet was te fel geworpen uit de vuist
 
Van den Tessaliër helt Jazon, die ze juistGa naar voetnoot546
 
Daar boven heen schoot. Toen riep Ampix zoon', myn dagenGa naar voetnoot547
 
O Febus, hebbe ik steets ten dienste u opgedraagen,Ga naar voetnoot548
 
Vergun uw dienaar dan, dat zyn gevelde speer
550[regelnummer]
Mag treffen 't woedend wilt, Apol gaf hem deeze eer,Ga naar voetnoot550
 
Hy trof het, doch vergeefs, vermits Diaan, vol tooren,
 
De spiets in haaren vaart hadt afgekapt alvooren,Ga naar voetnoot552
 
Waar door de stompe steel weêr afstiet zonder bloet.
 
Het Zwyn, hier door verhit gelyk een bliksem, woedt,Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Afgryselyk, het dreicht met vreeselyke blikken,
 
Snuift vuur ten neuze uit, en doedt zelf den stoutsten schrikken.Ga naar voetnoot556
 
Gelyk een zwaare kei, die uit een stormschut snort,Ga naar voetnoot557
 
Op torens, vol van volk, en wallen nederstort,
 
Zo schichtig vliecht het toe op 't heir der Jachtgenooten.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Eupalamon wordt fluks ten zadel uitgestooten,Ga naar voetnoot560
 
Met Pelagon, beide aan den rechter drom gestelt:Ga naar voetnoot561
[pagina 70]
[p. 70]
 
De jagers rukkenzeGa naar voetnoot1 terstont van 't bloedig velt;
 
Dus wierdt Enezimus ter aarde neergesmeeten,Ga naar voetnoot563
 
En schoon hy bevende 't ontvluchten wou, gebeetenGa naar voetnoot564
565[regelnummer]
De gantsche knieschyf af. En Nestor hadt misschienGa naar voetnoot565
 
Den blyden uitslag van dees' zege nooit gezien,
 
Zo hy niet, smytende zyn' speer en schilt ter zyden,
 
Was op den naasten boom geklautert, daar hy 't strydenGa naar voetnoot568
 
In veiligheit kon zien. Terwyl het Boschzwyn gramGa naar voetnoot569
570[regelnummer]
Door't ringelooren wet zyn tanden op den stamGa naar voetnoot570
 
Eens eikenbooms, 't schiet toe op d'ed'le strytgenooten,
 
En, steunende op zyn' kracht, rukt het den dy des grooten
 
Orithias van een met zyn gescherpt gebit.Ga naar voetnoot573
 
Kastor en Pollux, door een braave wraak verhit,Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Op witte rossen, trots den Adeldom, gezeeten,Ga naar voetnoot575
 
En, sling'rende met kracht hun' spietsen op 't vermeetenGa naar voetnoot576
 
Boschmonster, hadden 't schier getroffen, maar 't stoof heenGa naar voetnoot577
 
Ter zyden af in 't wout, alwaar geen paart kon treên,
 
En 't dichte kreupelbosch weêr afstiet al de slaagen
580[regelnummer]
Der speeren. Telamon, te driftig in het Jaagen,Ga naar voetnoot580
 
Valt door een wortel, die hem stuitte, neêr in 't zant,
[pagina 71]
[p. 71]
 
En, wyl hem Peleus helpt, zet moedige AtalantGa naar voetnoot582
 
Een pyl op haare pees, die, van den boog gevloogen,
 
't Woutmonster onder 't oor getroffen heeft, voor d'oogen
585[regelnummer]
Der Jag'ren, die, beschaamt om 't dapper vrouwenwerk,
 
Malkander moedigen, en, heffende aan het zwerk
 
Een yselyk geschreeuw, in 't hondert hunne schichten
 
Verspillen, om niet voor dees Jachtheldin te zwichten.
 
Maar 't groot getal belet malkander in zyn' vaart:
590[regelnummer]
Waar onder Anceus een Arkadiër, van aartGa naar voetnoot590
 
Vermetel, moedig zwaait den zwynspriet in zyn handen,
 
Om, trots den gantschen hoop, de doot zelf aan te randen,Ga naar voetnoot592
 
Hy roept, nu zult gy zien, o Spitsbroers, 't onderscheit
 
Van Heldendaaden, by een vrouwedapperheit.Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Benyt myn roem maar niet, ik sal het Boschzwyn moorden,
 
In weerwil van Diaan: wyl hy dees dolle woordenGa naar voetnoot596
 
Uitsnorkt, en, staande op zyne teenen, fluks de speerGa naar voetnoot597
 
Wil werpen, smakt het Zwyn den armen stoffer neêr,Ga naar voetnoot598
 
En hort hem in den buik met twe geschaarde ryenGa naar voetnoot599Ga naar voetnoot599-600
600[regelnummer]
Baktanden, scherp van beet. 't Gedarmte hing ter zyen
 
Den wont uit, en het bloet liep neder in het stof,
 
Toen ging Perithoüs op zynen Vyant of,Ga naar voetnoot602
 
Maar Thezeus, wien 't gevaar zyns metgezels deedt weenen,Ga naar voetnoot603
 
Riep in den vollen troep van veer hem toe: waar heenenGa naar voetnoot604
605[regelnummer]
Myn vrient, dien 'k meerder, als myn eigen zelf bemin?Ga naar voetnoot605
[pagina 72]
[p. 72]
 
Blyf staan, myn halve ziel, een helt van dappren zinGa naar voetnoot606
 
Houdt zich wel scheutvry, en blyft echter onbesprooken.Ga naar voetnoot607
 
Vermeet'le kloekheit is Helt Anceus opgebrooken.
 
Dit sprak hy: maar die Prins dreef een kornoeljen schichtGa naar voetnoot609
610[regelnummer]
Met eenen koop'ren punt naar 't boschzwyn, dat hy licht,Ga naar voetnoot610
 
Heel fix op 't werpen, hadt ter aarde neergeschooten,Ga naar voetnoot611
 
Zo niet een eekeltak den schicht hadt afgestooten,Ga naar voetnoot1Ga naar voetnoot612
 
Daar na dreef Thezeus ook de jachtspeer uit zyn vuist,
 
Die, mits zy by geval het doel niet raakte, juistGa naar voetnoot614
615[regelnummer]
Een fellen jachthont door den darm aan 't aartryk hechtte.
 
Toen Meleager zich ook eindelyk oprechtte,Ga naar voetnoot616
 
En twee zwynspeeren van verscheide uitwerks'len dreef,Ga naar voetnoot617
 
Want, d'eerste, die hy naar den woutschrik smakte, bleef
 
In d'aarde steeken, maar zyne andere afgezonden
620[regelnummer]
Met beter toeleg quam die akkerpest te wonden.
 
Zy draeide al woedende, gelyk een tol, in 't ront,Ga naar voetnoot621
 
En, wyl zy schuimbekt, en het bloet braakt uit den wont,Ga naar voetnoot622
 
Stort zy ter neder, en de dapp're Meleager,
 
Zyn kans nu ziende, sart, gelyk een edel jager
625[regelnummer]
Het neergeworpe zwyn, zyn weergaloozen buit,
 
En wringt den jachtspriet in zyn borstelige huit.
 
Straks ryst'er een gejuich der Ridderen naar booven,Ga naar voetnoot627
 
Zy geeven hunne hant den lantverlosser, looven
 
Zyne overwinning, en verwonderen zich zeer
630[regelnummer]
Om 't groote Jachtzwyn; elk doopt zyn beproefde speerGa naar voetnoot630
 
Noch eenmaal in den wont. Dit 's nu die groote zegen,
[pagina 73]
[p. 73]
 
Gelukkig Koning, door den arm uws Zoons verkreegen,
 
Helt Meleager d'eer der Helden onzer Eeuw,
 
Die, edelmoedig als een Afrikaansche Leeuw,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
En dapper, d'aarde schuimt van woedende gedrochten,Ga naar voetnoot635
 
En van Dianaas plaag u wrykGa naar voetnoot1 heeft vrygevochten,
 
Hy nadert met zyn buit in zegepraal uw troon.
 
eneus.
 
Wat offer geeven w'u onsterfelyke Goôn,
 
Tot volle dankbaarheit! wat heil mag ons gebeuren!
640[regelnummer]
Het ryk Arabië geef' nu zyne eelste geuren,
 
Om, groote Jupiter gevreesde Vader, voorGa naar voetnoot641
 
Dees overwinning in uw hooge tempelkoor
 
U toe te zwaajen, dat nu honderd witte stieren
 
Uwe auters heiligen, terwyl wy zegevieren,Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Op deezen feestdagh, die nooit grooter is gezien.
 
althea.
 
Geluk myn Vorst, wy staan verbaast. Ach kan 't geschien,
 
Dat ons de Goden dit geluk zo spoedig geeven.
 
Wie doch beseft het heil, hetgeen wy nu beleeven!Ga naar voetnoot648
 
Kom gaan wy Licidas, herhaal uw rede weêrGa naar voetnoot649
650[regelnummer]
Aan Meleagers bruit, die door zyn afzyn teêrGa naar voetnoot650
 
Getroffen is: hoe zal deeze ed'le maacht verquikken!Ga naar voetnoot651

Vyfde Tooneel.
eneus.

 
JA juich myn Lief, myn vreucht wordt noch alle oogenblikken
 
Gematicht, als 'k herdenk aan 't voorspook van 't verdriet.
[pagina 74]
[p. 74]
 
Wy zyn door dit geluk 't aanstaande nootlot niet
655[regelnummer]
Ontworstelt. Tegenspoet volgt steets na vreugdetyden,
 
Ons heil is al te groot, ja waardig te benyden
 
Van Hemelgoden zelfs,Ga naar voetnoot1 Hoe kan het dan bestaan!Ga naar voetnoot657
 
Daar 't alles onvolmaakt op aarde, en alles aan
 
Een staage wisselkeer der wereltlyke dingenGa naar voetnoot659
660[regelnummer]
Is onderworpen? Laat dan and're feestzang zingen;Ga naar voetnoot660
 
'k Hou myn' gedachten, maar bidde u, o Hemelgoon,
 
Dat g'ons uw straffe onttrekt, doch zegent van uw troon.
Einde van het tweede Bedryf.

voetnoot1
auter: altaar.
voetnoot1
de Helden drukfout voor: de Helden
voetnoot2
ringelooren: in het nauw brengen.
voetnoot3
Wyl terwijl; woedt raast.
voetnoot4
voor: in plaats van.
voetnoot5
spelt: voorspelt.
voetnoot6
Schoon: ofschoon.
voetnoot333
daar: waar; 't voorwerp van myn haat: d.i. Atalante.
voetnoot334
heuschheit: welwillendheid, beleefdheid.
voetnoot335
Van: door; dien ondankb'ren: d.i. Meleager.
voetnoot338
zelfs: zelf; wij zouden i.p.v. de tweede komma een dubbelpunt plaatsen.
voetnoot339
spoorelooze: uitzinnige.
voetnoot340
voor geen: niet als een.
voetnoot343
haast: spoedig.
voetnoot349
langs de stad: door heel de stad heen (het Latijnse per).
voetnoot351
zelfs: zelf.
voetnoot354-356
Gij zoudt mij wel vertroosten als gij (dat) zoudt kunnen, maar gij doet niet anders dan mijn droevig noodlot herhalen; (immers), ofschoon zij allen mij beminnen, ach, bant alleen de erfprins Alkmene uit zijn hart.
voetnoot355
vast: gedurig; schoon: ofschoon.
voetnoot357
uwe trouw: een huwelijk met u.
voetnoot361
Acheron: zijrivier van de Cocytus in Epirus, volgens het geloof der Grieken de ingang van de Onderwereld; metonymisch de Onderwereld zelf.
voetnoot362
ontroert: opgewonden.
voetnoot363
licht: mogelijk, misschien; verzachten: vertederen, vermurwen.
voetnoot366
Wreede: d.i. Meleager.
voetnoot368
nader: meer.
voetnoot371
afgeleefden: oude man; trotsen: trotseren, weerstaan.
voetnoot372
geworpen: ter wereld gebracht.
voetnoot372-379
Gebruikelijk beeld om de barbaarsheid van de tegenstander te doen uitkomen. Zie o.m. Vergilius, Aeneis, IV vs. 365-367.
voetnoot373
van: door; Klipbeerin: ijsberin.
voetnoot374-375
die: object. De bedoeling is: waar nooit de dageraad en de zon licht brengen.
voetnoot376
Boötes: de ossendrijver, ploeger of Berenhoeder, naam van een sterrenbeeld aan de noordelijke hemel.
voetnoot376-377
waar de sterren niet ondergaan, waar het eeuwig nacht is.
voetnoot377
schroomt te duiken: in de poolstreek blijft Boötes het gehele jaar zichtbaar.
voetnoot378-379
Een dergelijk enjambement is in de classicistische poëzie zeldzaam.
voetnoot379
verheffen: doen oprijzen.
voetnoot386
opgedraagen: toegewijd.
voetnoot387-393
Hallucinaties van de tot razernij vervallende Alkmene.
voetnoot387
vriendelijker. vriendelijker dan tevoren (immers afgeschilderd als hater); wezen: gelaat.
voetnoot390
mirtebos: de mirt is een om de liefdeverwekkende kracht aan Venus gewijde plant; kamillepaân: de kamille is een geurende en geneeskrachtige plant.
voetnoot391
Daar 's: daar is.
voetnoot396
Furiën: wraakgodinnen die de misdadiger tot waanzin drijven; opgevloekte: door het uitspreken van vervloekingen opgeroepen.
voetnoot397
paajing: voldoening.
voetnoot398
In haar waanzin meent Alkmene, dat Meleager i.p.v. Dianira tot haar spreekt.
voetnoot400
veer: ver; Alkmene verstaat in haar waanzin i.p.v. zinnen (r. 399) minnen.
voetnoot403
Uw Diaan: bedoeld wordt Atalante, in wie Meleager de godin Diana ziet (zie r. 317).
voetnoot404
Licht: wellicht; spoorelooze: bandeloze, uitzinnige; Akteon: jager uit Boeotië, bespiedde Diana en haar nimfen bij het baden en werd daarom door de vertoornde godin in een hert veranderd en door zijn eigen honden verscheurd.
voetnoot405
2 Alkmene komt weer tot zichzelf.
voetnoot407
Nizaas top: Nys(s)a is een stad in Indië waar de god Bacchus is opgevoed; Bacchanten: vrouwelijke volgelingen van Bacchus, de god van de wijn, die zich aan dronkenschap en wellust overgeven tot zij in razernij vervallen.
voetnoot410
Help, help: Dianira is door de razernij van Alkmene kennelijk nerveus geworden.
voetnoot411
schielyk: plotseling.
voetnoot412
neepen: knepen.
voetnoot413
2 e.v. Een nieuwe hallucinatie van Alkmene.
voetnoot1
Prinses, drukfout voor: Prinses.
voetnoot416
mymery: dwaasheid, waanzin, ijlhoofdigheid.
voetnoot417
licht: wellicht, misschien.
voetnoot420
naaken: naderen.
voetnoot421
beneên: in de onderwereld.
voetnoot422
paajing: voldoening; ontmenschte: wrede, ontaarde.
voetnoot1
betaalen. drukfout voor: betaalen,
voetnoot423
kan ik met my zelf betaalen: indien ik voor mijn schuld (zie r. 419) met mijn leven boeten kan, ....
voetnoot424
d'Elizeesche dalen: zie de noot bij r. 24.
voetnoot425
daar: waar.
voetnoot426
In 't groen Cipressebos: in het dodenrijk; de cypres is de boom van het dodenrijk, omdat hij afgeknot, niet meer uitloopt.
voetnoot427
haast: spoedig; in verwinning: als overwinnaar.
voetnoot428
Wat stem: welke stem; de stem van Althea; Alkmene die weer bij zinnen komt, herkent nu de stem van de koningin.
voetnoot432
tegenheden. tegenslagen, rampspoeden.
voetnoot432
tegenheden: tegenslagen, rampspoeden.
voetnoot436
Wat bliksem dreigt den val der koninklyke daken!: een prolepsis (een logisch te vroeg plaarsen van een woord): welk een bliksem bedreigt het koninklijk huis, zodat het ten val komt. Vgl. r. 1427.
voetnoot437
voorspook: dreigend vóórteken.
voetnoot438
zwaare: zwaarmoedige; steur: verstore.
voetnoot439
beweegen: in de war brengen.
voetnoot442
d'Aartswichelaar: het hoofd der wichelaars, priesters die uit voortekenen, de vlucht van vogels, uit ingewanden van offerdieren ook, de toekomst weten te voorspellen; wanneer: toen.
voetnoot446-449
Letterlijke aanhaling van de woorden door de Aartswichelaar gesproken tot de deelnemers aan de jacht op het zwijn.
voetnoot446
geeven: mogen geven.
voetnoot447
moet: moge.
voetnoot448
door: in; vermeeren: vergroten, uitbreiden.
voetnoot453
opgedrongen: plotseling opgekomen.
voetnoot454
Ontroerde: bracht in de war, verontrustte.
voetnoot455
slaapkoets: bed; leggen: liggen.
voetnoot458
dacht: docht.
voetnoot461
wyl: terwijl.
voetnoot462-463
o lant / Van myn getergde wraak: o land dat mij heeft uitgedaagd en dat ik (door het monsterzwijn) straf.
voetnoot464
licht: gemakkelijk; verzoen: verzoend word; of: tot verzoening bereid ben.
voetnoot465
Gedwonge Godtsdienst heeft de minste macht op my: niet uit vrije wil gehouden erediensten maken op mij geheel geen indruk.
voetnoot466-468
Uw (d.i. Calydons) halsstarrig hof, dat, vrij van straf en rampen, vanuit de verte, in de versierde zalen, u (d.i. het volk door het zwijn geplaagd) nog hoort kermen, zal ik zonder uitstel ook voor zijn vermetelheid doen betalen.
voetnoot469
zuchtend: klagend.
voetnoot470
Doorschoot: doorschoot zij (zij uit vs. 469: z').
voetnoot472
nader: meer, directer.
voetnoot473
om moet met schrik worden verbonden; vgl. de noot bij r. 156.
voetnoot477
arm als teken van kracht en macht.
voetnoot480
haast: spoedig.
voetnoot481
't gesteente en 't waardig goutsieraat: de hofgebouwen en de gouden gewaden of siervoorwerpen.
voetnoot482
d'eerzuil van uw staat: nl. Meleager.
voetnoot483
van 't heiloos zwyn vertreeden: doodgetrappeld door het onheilbrengende zwijn (hoort bij d'eerzuil van uw staat = Meleager).
voetnoot484
tegenheeden: rampspoeden.
voetnoot486
ydel: leeg, waan-.
voetnoot487
verzetten: wegnemen.
voetnoot488
dat: wat; zelf: zelfs.
voetnoot489
naar tyts gelegentheit: naar de omstandigheden van het ogenblik.
voetnoot491
ik moet in weerwil my dus draagen: ik moet, zij het tegen mijn wil, zo bedroefd zijn.
voetnoot498
En brengt den ouderdom door 't quellen van de jeucht: en (de vrees) brengt (een vroege) ouderdom, doordat wij onze jeugdige jaren met bekommernissen vullen.
voetnoot499
denkt op: is bedacht op.
voetnoot501
Die yd'le boden zyn: die valse boodschappers zijn omtrent ...
voetnoot502
buiten noot: wanneer dit niet nodig is.
voetnoot503
even: zoëven.
voetnoot505
Geslachte: gedode.
voetnoot1
welkdoedt drukfout voor: welk doedt
voetnoot510
Wij zouden het vraagteken aan het einde van r. 513 plaatsen; het: het vrezen.
voetnoot512
Argus oogen: Argus, reus met 100 ogen of met ogen over het gehele lichaam, door Hera als wachter bij de in een koe veranderde 10 geplaatst, maar door Hermes die hem met zijn fluitspel deed inslapen, gedood, waarna Hera al zijn ogen op de staart van haar lievelingsvogel, de pauw, overplantte.
voetnoot517
gevest op rede: gebaseerd op het verstand.

voetnoot520
daar: waar.
voetnoot521
poogden: streefden.
voetnoot527-637
Door middel van het bodeverhaal, waarin gebeurtenissen van elders worden verteld, handhaaft de schrijver de eenheid van plaats. In dit bodeverhaal levert de jonge Schermer ook een bewijs van zijn translatio-vermogen door in de regels 528 t/m 631 een vertaling te geven van de vss. 329 t/m 424 uit het VIIIste boek van Ovidius' Metamorfosen. Voor de begrippen Translatio - imitatio - aemulatio zie het artikel onder deze titel van Dr. J.D.P. Warners in De Nieuwe Taalgids, Jg. XLIX, blz. 289 e.v. en Jg. L, blz. 82 e.v. en blz. 193 e.v. Bij Ovidius telt de heldencatalogus van deelnemers aan de jacht 38 namen, in het verslag van de eigenlijke jacht treden 16 helden op. Bij Schermer vinden wij slechts deze 16 handelingspersonen vermeld in dezelfde volgorde als bij Ovidius. Buiten het jachtverhaal worden door Schermer geen andere dan deze genoemd met uitzondering van Plexippus, die in het jachtverslag noch bij Ovidius, noch bij Schermer voorkomt.
voetnoot527
veer: ver.
voetnoot528
Faunus: bosgod, gelijk aan de Griekse Pan.
voetnoot530
anderen ... and'ren: sommigen ... anderen; stout: (eigenlijk dapper) gebrand op.
voetnoot531
brakken: jachthonden.
voetnoot532
Wyl: terwijl; anderen: weer anderen; kreupelbosch en takken: stijlfiguur: hendiadys, één begrip door twee nevengeschikte woorden uitgedrukt.
voetnoot534
Op vijf plaatsen in de tekst komt een regeliuspringing voor: in r. 534, 843, 918, 1159 en 1327. Ik heb mij afgevraagd welke aanduiding deze inspringing inhoudt. Een uniforme verklaring voor alle vijf plaatsen heb ik niet kunnen vinden. Voor de r. 534 kan ik geen reden voor de inspringing ontdekken. Voor de overige vier gevallen acht ik de mogelijkheid aanwezig, dat Schermer door de inspringing heeft willen aangeven, dat de spreker van een alleenspraak, een in zichzelf spreken, overgaat tot aanspreking van een der medespelers. Voor r. 918, 1159 en 1327 is zo'n overgang duidelijk aanwezig, voor r. 843 kunnen wij, maar dat is niet geheel overtuigend, de r. 836-842 als alleenspraak opvatten; naar: donker.
voetnoot540
Maar ... echter: overbodige tautologie.
voetnoot541
bassende: blaffende; -rekelen: honden.
voetnoot542
Echion: een der vijf overgebleven Sparten, de uit drakentanden gesprotenen die Cadmus bij het bouwen van Thebe hielpen; hij is de vader van Pentheus, de koning van Thebe.
voetnoot546
Tessaliër: uit Thessalië, door bergen omsloten vlakte met tal van steden in het n.-o. van Griekenland; Jazon: zie de noot bij r. 40.
voetnoot547
Ampix zoon': Ampycides (zoon van Ampyx), de ziener Mopsus.
voetnoot548
Febus: Phoebus Apollo, zonnegod, beschermgod van de dichters (d.i. zieners) en de musici; hem is de laurier gewijd om de voorspellende kracht.
voetnoot550
Apol: zie noot bij r. 548.
voetnoot552
alvooren: aan de voorzijde, aan de spits.
voetnoot554
woedt: raast, gaat te keer.
voetnoot556
zelf: zelfs; stoutsten: dappersten.
voetnoot557
stormschut: blijde, steenwerptuig.
voetnoot559
schichtig: snel, met vlugge, onverwachte beweging.
voetnoot560
Eupalamon: zoon van Erechtheus, volgens sommigen de vader, volgens anderen de grootvader van Daidalos; fluks: terstond.
voetnoot561
Pelagon: een verder onbekende deelnemer aan de Kalidonse jacht; aan den rechter drom gestelt: op de rechtervleugel opgesteld.
voetnoot1
mikkenze misschien drukfout voor: rukken ze
voetnoot563
Dus: aldus; Enezimus: een van de 12 zonen van Hippocoön; Heracles bracht hem en al zijn zonen om bij een bestorming van Sparta. Over Enezimus wordt verder niets vermeld.
voetnoot564
schoon: ofschoon.
voetnoot565
Nestor: koning van Pylus, afstammeling van Poseidon; als grijsaard trok hij nog mede naar Troje, waar hij de wijze raadsman was, tevens de oudste van alle vorsten.
voetnoot568
naasten: dichtstbijzijnde.
voetnoot569
Terwyl: intussen.
voetnoot570
ringelooren: in het nauw brengen; wet: slijpt.
voetnoot573
Orithias: bij Ovidius Eurytides, bij Vondel Orichias geheten; niets is over hem bekend.
voetnoot574
Kastor en Pollux: zie de noot bij r. 41; braave: dapper makend (indirect bijv. nw.).
voetnoot575
trots den Adeldom: ondanks hun edelheid (ondanks het feit, dat zij zo edel geacht worden, dat slechts Jupiter ze berijden mag). Witte rossen te berijden was het voorrecht van Jupiter en grote helden. Zie Het Werelttooneel, dl. II, blz. 159 en Robert Graves, The Greek Myths, Middlesex 1964, No. 74 p en 2.
voetnoot576
vermeeten: vermetel, stoutmoedig.
voetnoot577
schier: bijna.
voetnoot580
Telamon: koning van Salamis, broeder van Peleus; hij nam ook deel aan de Argonautentocht en was de eerste die de muren van Troje beklom.
voetnoot582
Peleus: held uit Thessalië; op zijn bruiloft met Thetis waren alle goden en godinnen genodigd behalve Eris, de godin van de twist; deze wierp toen een gouden appel met het opschrift ‘aan de schoonste’; tussen de goden, waarop de bekende twist tussen Hera, Athene en Aphrodite, beslecht door Paris, ontstond. Hij is de vader van Achilles.
voetnoot590
Anceus: zoon van Lykurgos, uit de stad Parrhasia in Arcadië, landgenoot van Atalante.
voetnoot592
trots den gantschen hoop: ondanks het gedrang van de grote menigte helden.
voetnoot594
Van ... by: tussen ... en.
voetnoot596
In weerwil van: ondanks, tegen de wil van; wyl: terwijl.
voetnoot597
Uitsnorkt: pochend, snoevend uit; fluks: snel.
voetnoot598
stoffer: pocher, snoever.
voetnoot599
hort: stoot.
voetnoot599-600
twe geschaarde ryen / Baktanden: twee rijen hoek- en slagtanden (geschaarde rijen is tautologisch).
voetnoot602
Perithoüs: zie de noot bij r. 39; of: af.
voetnoot603
Thezeus: zie de noot bij r. 38.
voetnoot604
veer: ver.
voetnoot605
meerder, als: meer dan.
voetnoot606
myn halve ziel: bij de klassieken, op grond van de Pythagoreïsche opvatting omtrent de zielsverhuizing, gebruikelijk synoniem voor vriend; zie Ovidius Met. VIII, 406; Ovidius, Tristia IV 10, 32; Horatius, Carm. I 3, 5 en Carm. II 17, 5.
voetnoot607
echter: toch, nochtans.
voetnoot609
een kornoeljen schicht: een kornoeljehouten lans.
voetnoot610
licht: mogelijk.
voetnoot611
fix: gebrand, gespitst.
voetnoot1
afgestooten, drukfout voor: afgestooten.
voetnoot612
eekeltak: tak van een eikeboom.
voetnoot614
mits: omdat; by geval: door het lot, bij toeval.
voetnoot616
Toen Meleager zich ... oprechtte: toen richtte Meleager zich ... op.
voetnoot617
van ... uitwerks'len: met ... effecten.
voetnoot621
woedende: razende.
voetnoot622
wyl: terwijl.
voetnoot627
Straks: terstond.
voetnoot630
beproefde: in de strijd beproefde.
voetnoot634
edelmoedig: zeer dapper; met dapper in r. 635 tautologisch.
voetnoot635
schuimt: zuivert.
voetnoot1
u wryk drukfout voor: uw ryk
voetnoot641
Wij zouden achter Jupiter (: de opperste der goden) een komma plaatsen.
voetnoot644
auters: altaren.
voetnoot648
doch: toch.
voetnoot649
rede: toespraak, verslag.
voetnoot650
afzyn: afwezigheid.
voetnoot651
verquikken: verkwikt worden.

voetnoot1
zelfs, drukfout voor: zelfs.
voetnoot657
Van: door; zelfs: zelf.
voetnoot659
staage: gestadige, voortdurende; wisselkeer: verandering; wisselkeer is een tautologische samenstelling.
voetnoot660
and're: anderen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken