Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Meleager en Atalante (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Meleager en Atalante
Afbeelding van Meleager en AtalanteToon afbeelding van titelpagina van Meleager en Atalante

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.29 MB)

Scans (3.31 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Editeur

C.M. Geerars



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Meleager en Atalante

(1966)–Lukas Schermer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]


illustratie

III. Bedryf.

 
DE Ryksprins offert hier zyn buit aan Atalant;
 
Zyne ouders zoeken hem dit opzet af te smeeken:Ga naar voetnoot2
 
Doch hy volhart, terwyl Alkmeens verwoede hantGa naar voetnoot3
 
Haar medeminnares de hartaâr af wil steeken;
5[regelnummer]
Men keert dien slag, en bidt, om 't onheil te voorzien,Ga naar voetnoot5
 
Dat zy uit Kalidon en 's Erfprins oog wil vlien.
[pagina 76]
[p. 76]

Derde Bedryf.

Eerste Tooneel.
Eneus, Althea, Atalante, Meleager, Plexippus, Griekenlantsche Ridders met de vacht van het Everzwyn.

 
eneus.
 
WEes welkoom ed'le spruit, na zulk een grooten zegen,
 
Die overwinnaar zyt, alwaar g'uw strytb'ren degenGa naar voetnoot664
665[regelnummer]
Met uwe handen zwaait, verlosser myner kroon,
 
Dat ik met tederheit u als myn' waarden zoon
 
Omarme, en myne liefde en vreucht door deeze traanen
 
Bevestige.Ga naar voetnoot668
 
althea.
 
Geluk, o eer der Aziaanen!
 
Gun uwe Moeder dat z'uit blytschap u begroet.
 
griekenlantsche ridders.
670[regelnummer]
Lang leeve d'Erfprins!Ga naar voetnoot670
 
atalante.
 
Die, door dapperheit en moet,
 
Dit gruuwzaam monster slachtte, een pest voor deeze Staaten.Ga naar voetnoot671
 
meleager.
 
Na zo veel' rampen, door uw' treurende onderzaaten
 
Ten koste van hun bloet zo lang vergeefs bestreên,
 
Ziet g'uwen zoon in 't eint verwinnaar tot u treên,Ga naar voetnoot674
[pagina 77]
[p. 77]
675[regelnummer]
En brengen deezen buit ten blyke zyner daaden.
 
Men naad're nu de Goôn in reine feestgewaaden
 
Ten dank van zo veel heil, dat door het gantsche Lant
 
Het plechtig offer op 't geheiligde auter brandt;
 
Want zyn wy waardig, dat wy heden zegevieren,
680[regelnummer]
Voldoet den Hemel dan met hondert offerstieren.
 
Geen' Goden worde weêr hun offerhande ontrooft.Ga naar voetnoot681
 
Want hy verwachte vry den bliksem op zyn hooft,Ga naar voetnoot682
 
Al wie vermetel hen in 't aangezicht durft trotsen.Ga naar voetnoot683
 
Zo leit Enceladus verplettert door de rotsen,Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Waar mee hy 't starrendak zo fier bestormen dorst,
 
Aldus straft Jupiter den ongastvryen Vorst
 
Likaon, en hervormt zyne eerelooze leden.Ga naar voetnoot687
 
Atheensche Aglauros, die Minervaas heilighedenGa naar voetnoot688
 
Ontdekte, wordt gestraft voor zulk een euveldaat.Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Ik spreek van Penteus niet, die Bacchus macht versmaat,Ga naar voetnoot690
 
Van een gescheurt door 't heir der dolle Wynpriestressen.
 
Zelf Ceres, toen zy zou haar dorst aan 't hutje lessen,Ga naar voetnoot692
 
Verdraagt niet wraakeloos den laster van een kint.
[pagina 78]
[p. 78]
 
althea.
 
Wat haalt gy and'ren op? Hoe droevig ondervindt
695[regelnummer]
Ons ryk Dianaas wraak, en vreeselyke slagen,
 
Die het niet onverdient zo lang heeft moeten draagen!
 
Wel aan men off're haar een hinde in 't heilig wout,
 
Een ieder toone door zyn' godtsdienst, hoe 't hem rout,Ga naar voetnoot698
 
Dat haare majesteit vermetel is geschonden,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Licht zalft zy wederom de straf om onze zonden,Ga naar voetnoot700
 
En licht zal Kalidon, zo lang in 't hart geknaacht,Ga naar voetnoot701
 
Zo lang door 't everzwyn in 't harnas uitgedaagt,
 
Weêr bloeien als voorheen: ja 'k zie reets met myne oogen;Ga naar voetnoot703
 
Hoe d'Akkerman, zo dik in zyne hoop bedroogen,Ga naar voetnoot704-711Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Met overvloet van graan zyn' schuuren overlaat;
 
Hoe 't opgesloote Vee weêr zorg'loos graazen gaat,
 
En vrolyk huppelt in de klaverryke dalen.
 
Ik zie een' zegezon op onze landen straalen,
 
En, daar de doren in de lentehoven stont,Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
De roos en hiacinth ontspruiten uit den gront,
 
Waar langs de honig zal by droppen nedervloeien.
 
Dus zal de welvaart ook in hof en steden bloeien,Ga naar voetnoot712
 
De welvaart wordt gekocht voor eerbiet tot de Goôn,Ga naar voetnoot713
 
Die deeze zegenen, die straffen van hun troon,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Wier onbepaalde wil u d'eer heeft weg doen draagen;Ga naar voetnoot715
 
Dat zulk een monster door uw staal is neêrgeslaagen.
[pagina 79]
[p. 79]
 
meleager.
 
Gy braave Ridders van het strytbaar Griekenlant,Ga naar voetnoot717
 
Die ooggetuigen zyt; dat deeze rechtehantGa naar voetnoot718
 
Het zwyn, in weêrwil van zyn kracht, heeft neêrgedreeven,
720[regelnummer]
Benyt my niet, gy hebt ook mede uw dierbaar leeven
 
Gewaacht, gy zyt in d'eere ook mede deelgenoot,
 
Gy, die het harnas aan uw' dapp're leden schoot,
 
Niet om uw ryk voor een verwoesting te bewaaren,
 
Als ik, maar om van d'aardt ten Hemel op te vaaren
725[regelnummer]
Als Halvegoden, door uw' Ridderlyke daân,
 
Gy wint meer roem, als ik, en meerder Lauwerblaân,Ga naar voetnoot726
 
Die maar alleen uit plicht met u heb moeten stryden.Ga naar voetnoot727
 
Ik bidde u andermaal, wilt my doch niet benyden,
 
O Helden, gy hebt ons door uwen dienst verplicht,
730[regelnummer]
En ach gebeurde 't my, dat gy met uw gezichtGa naar voetnoot730
 
Het binnenst van myn hart aanschoude, 't zou u melden
 
Eene eeuw'ge pooging, om uw' diensten te vergelden,
 
En eene dankbaarheit, die nimmer scheiden kan,Ga naar voetnoot733
 
Zo lang ik 't licht geniete. En gy Prinses, die van
735[regelnummer]
Den Hemel herwaarts koomt, o schoone Jagerinne,
 
Die, 'k twyffel, of gy zyt geen mensch, maar een Godinne,Ga naar voetnoot736
 
(Zo deeze twyfeling my vry staat) welk een loonGa naar voetnoot737
 
Wordt u begaafde van uw' Dienaar aangeboon:Ga naar voetnoot738
 
Gy hebt den lof, dat gy voor d'and're strytgenootenGa naar voetnoot739
740[regelnummer]
Met uwen werpschicht hebt het everzwyn geschooten,
 
Dat het zich ieder schaamde, en Anceus wiert verstoort.Ga naar voetnoot741
 
Bevallige gy hebt alleen my aangespoort.
 
Zo ras het my gelukte, en ik uw lonkende oogen
 
Aanschouwen mocht hebt gy door wonderlyk vermoogen
[pagina 80]
[p. 80]
745[regelnummer]
Van my geheel en al u zelf meestres gemaakt
 
Gy naamt myn hart in, ja door u ben ik geraakt
 
Tot deeze zege, want gy hebt my kracht gegeeven
 
En zelf den zwynspriet uit myn handen weggedreeven.
 
Welaan Mevrou u komt de roem toe van dees jacht;
750[regelnummer]
Ontfang, behaagt het u, dees borstelige vacht:
 
Waar van ik meester ben door Jupiters behaagen:
 
En ach mocht ik u ook my zelf ten dienste opdraagen,
 
'k Schonk Meleager u. Maar wyl de Vorst my paartGa naar voetnoot753
 
Met myne nicht Alkmeen, zo bidde ik u aanvaart
755[regelnummer]
Dees versgewonnen buit, dien ik u geef ten teken
 
Van eerbiet, die nochtans my eeuwig schuldig reken
 
Aan uwe getrouwen dienst en Heldedapperheit.
 
atalante.
 
'k Heb nimmer zo veel eer door 't jaagen ingeleit,
 
Dat ik, een sterveling, met dees' onheilge handen
760[regelnummer]
Zou naasten 's Hemels buit, gy haalde op uwe landenGa naar voetnoot760
 
Veel zwaarder plaagen, als gy nu zyt doorgestreên.
 
Zoekt gy door offerhande en vierige gebeênGa naar voetnoot762
 
Dianaas ouden wrok te paajen, wil dan geevenGa naar voetnoot763
 
't Geen zy u afeischt om voortaan gerust te leeven.Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Maar edelmoedige gy meent niet, 't geen gy zegt,Ga naar voetnoot765
 
't Is mooglyk dat gy my dees buit te vooren legt,Ga naar voetnoot766
 
Om myn vermetelheit te toetsen voor elks oogen,
 
Of wordt uw heuscheit wel tot deeze daat bewoogen,Ga naar voetnoot768
 
Om uwe Dienaaresse, onwaardig al deeze eer,
770[regelnummer]
Beschaamt te maaken, en stilzwygend meer en meer
 
Haar onvermogen in 't vergelden te betoonen.
 
Vergelding heb ik niet, alleen kan ik u loonen
 
Met een' opregten wil, die, schoon hy zich verstoutGa naar voetnoot773
[pagina 81]
[p. 81]
 
Te poogen, om al 't geen de werelt waardig hout
775[regelnummer]
Voor uwe diensten tot vergelding op te draagen,
 
In zyn begeerte wordt gefnuikt en neergeslaagen:
 
Zo dat my woorden zelfs ontbreeken, ik beken,
 
Om uit te drukken, welk een dank ik schuldig ben,Ga naar voetnoot1
 
Wil dan myn machtloosheit, goetaardig Prins, vergeeven
780[regelnummer]
En dat ik uwe gift met eerbiet moet weêrstreeven.
 
althea.
 
Met recht Mevrouw, schoon wy u alles zyn verplicht,Ga naar voetnoot781
 
Dit 's 't offer van Diaan, dat onze straf verlicht.
 
meleager.
 
Men paai de Jagtgodin met andere offerhanden.Ga naar voetnoot783
 
eneus.
 
Zie toe, men haalt dus weêr haar gramschap op dees' landen.
 
meleager.
785[regelnummer]
Ik heb het zwyn geslacht, dus stryk' het niemant meer,Ga naar voetnoot785
 
Dan deeze Jachtheldin, die, deelende in myne eer,
 
De Vacht geoffert wordt met eerbiet voor haar voeten.
 
Men nootzaak my dan niet, dat ik myn buit zou moeten
 
Een gryzen Tempelier in handen geeven, neen;Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
'k Begeer myn' wil noch macht in 't minste t'overtreên.Ga naar voetnoot790
 
plexippus.
 
Gy hoont de Goden en uw Vader door dees reden.Ga naar voetnoot791
[pagina 82]
[p. 82]
 
meleager.
 
Een ander gespe dan het harnas aan zyn' leden,
 
Die zich kan troosten, dat, al 't geen zyn arm verwint,Ga naar voetnoot793
 
De vlam of 't offermes op 't slachtaltaar verslint.
 
plexippus.
795[regelnummer]
't Past u op zulk een wys den Goden te behaagen.
 
Gy stort u willens in de vreeselykste plaagen;Ga naar voetnoot796
 
Ja gy, die even voor de Goden hebt gepleit,Ga naar voetnoot797
 
Zyt d'eerste hoonder van de Hemelsche achtbaarheit.Ga naar voetnoot798
 
meleager.
 
Hy hoont de Goden, die met opzet zoekt te hoonen,
800[regelnummer]
Dus ben ik vry van schult.Ga naar voetnoot800-802
 
plexippus.
 
‘En ik zal 't schelmstuk loonen,
 
Meinedige, 't past my als vader, vol van moet,Ga naar voetnoot801
 
Den hoon van droeve Alkmeen te wreeken in uw bloet.

Tweede Tooneel.
Eneus, Meleager, Althea, Atalante.

 
eneus.
 
LAat af, myn waarde zoon, dit opzet te beweeren,Ga naar voetnoot803
 
Zo schaad'lyk voor ons Ryk, wil tot u zelven keeren;
805[regelnummer]
Deeze edelmoedige wil zelf uw gaave niet,
 
Mits zy van veer hier door ons onheil naad'ren ziet.Ga naar voetnoot806
 
Ei laat de traanen doch, die uit myne oogen vlieten,Ga naar voetnoot807
[pagina 83]
[p. 83]
 
Uw hart beweegen: laat ik eens die vreucht genieten,
 
Dat ik, schoon zuchtende van ouderdom, myn LantGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
In vrede bloeien zie, door Meleagers hant.
 
Dit bid ik, om de wil der kuische Jachtgodinne,Ga naar voetnoot811-813Ga naar voetnoot811
 
Dit bid ik, om my zelf, en om de Ryksvorstinne;
 
Dit bid ik, om uw bruit, de minnelyke Alkmeen,
 
En zelf, om dees Prinses, vergeet die spoorloosheên.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Of weigert gy hier in gehoorzaamheit te toonen,Ga naar voetnoot815
 
Zo moet myn Majesteit, die 't niemant past te hoonen,
 
U dwingen tot ontzag, op dat myn blank gemoet,
 
Gants onbevlekt van schult, Dianaas haat verzoet,Ga naar voetnoot818Ga naar voetnoot1
 
meleager.
 
Gy kunt als Ryksvorst, en als Vader, my gebieden:
820[regelnummer]
Maar waan niet, dat uw wil zal met myn wil geschieden,Ga naar voetnoot820
 
Gewillig offer ik myn lichaam u ten straf,
 
Maar nimmermeer myn wil, al zwoert gy by uw staf
 
En elpenbeenen troon, dat ik naar Stix zou daalen,Ga naar voetnoot823
 
Gy zoudt van 't lichaam, maar myn wil niet zegepraalen.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Kom Vader, kom, stil uw geweten, door myn bloet,
 
Dring 't staal in myne borst, wat wacht gy doch? myn moetGa naar voetnoot826
 
Is immers groot genoeg myn boezem voort t'ontblooten,Ga naar voetnoot827
 
Of schrikt g'om zelf 't geweer door 't hart uws zoons te stooten,Ga naar voetnoot828
 
Kan 't Vaderlyk gemoet dees wreetheit niet begaan,
830[regelnummer]
Daar zyn wel beulen, die ten dienste u zullen staan,
 
Om my, die niet verdien de morgenzon te groeten,
[pagina 84]
[p. 84]
 
Op 't hooge moortschavot te slachten voor hun' voeten:
 
De doot, die 'k nimmermeer gevreest heb, zal dan nu
 
Myn smarten eindigen, die ik, o Vorst, om u
835[regelnummer]
Als Vader met gedult zo lang heb moeten draagen.
 
Alkmene, ik schrik, ach dat myne oogen haar nooit zaagen,Ga naar voetnoot836-838
 
Zal 'k noch van deezen nacht, wat hartzeer my geschiet,
 
Omhelzen als myn vrouw! Ik veins nu langer niet,
 
Mits 't eenen troostelooze is voor een troost te houwen,Ga naar voetnoot839-840
840[regelnummer]
Zyn opgekropte smart in tyt van noot t'ontvouwen.
 
Eer ziet gy, dat Jupyn my bliksemt naar beneên,
 
Eer ik myn vryheit zal voor zulk een prys besteên.
 
Hoe schrikt gy Vader! ach myne Ouders, 'k moet betuigen,
 
t Is recht, door my valt al uw hoop en troost in duigen,
845[regelnummer]
Ik moorde u door myn rede, ik, 't eenigste overschotGa naar voetnoot845
 
Van uwe telgen, moet, o al te droevig lot!
 
U ongehoorzaam zyn, of ongelukkig leeven.
 
Hoe droevig het my valt u dus te wederstreeven,
 
Dat weet de Hemel, als getuigen van myn hart,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Maar, die geen balsem geeft, tot zalving van myn smart,Ga naar voetnoot850
 
Als gy Arkadische, gy schoonheit, die myn' zinnenGa naar voetnoot851
 
Door uwe Majesteit alleen hebt kunnen winnen.
 
Gy hebt myn quelling wel door d'eer van uw gelaatGa naar voetnoot853
 
Vermindert, maar my ook onschuldig in een staat
855[regelnummer]
Van 't dreigenste ongeluk geworpen door uw lonken,
 
En aan de ketens van uw liefde vastgeklonken.
 
Dit pynigt my, maar o hoe zoet is deeze pyn!
 
z'Ontziet geen stormen, zelf hoe vreeselyk die zyn,Ga naar voetnoot858
 
Zy tart de wreede doot, en schynt veel glori t'erven,
[pagina 85]
[p. 85]
860[regelnummer]
Indien een Minnaar mag voor zyne liefde sterven.
 
Wel dan aanminnige Heldin, zo kloek van aart,
 
'k Bid andermaal ontfang dit offer, u zo waart,
 
Ontfang het als een merk van liefde uit myne handen.
 
Ach had ik zekerder en vaster minnepanden! ...
 
eneus.
865[regelnummer]
Hou op ontaarde zoon, wat razerny is dit?
 
meleager.
 
Verwondert g'u, dat een, die niet zich zelf bezit,Ga naar voetnoot866
 
Zyn zwakke driften in uw byzyn niet kan toomen.
 
atalante.
 
Ach edelmoedig Prins, wat hebt gy voorgenomen!
 
Wat vergt gy my, 't geen gy te laat beklaagen zult;
870[regelnummer]
Zal ik onschuldige, dan torsen al de schult
 
Van 't onheil, dat u dreicht, zal ik den haat dan schraagenGa naar voetnoot871
 
Van uwe Bruit, die ik heb nimmer haat gedraagen;
 
Zal ik uw Oud'ren zyn een voorwerp van verwyt,
 
En Prins Plexippus, die my reets in 't hof benyt
875[regelnummer]
Om zyne Dochter. Welk een ongeluk van boovenGa naar voetnoot875
 
Stort tevens neder, om myn blytschap weg te rooven!
 
Wat baat myn glori nu, door 't jaagen ingeleit,Ga naar voetnoot877
 
Myn schoonheit is een straf voor myne dapperheit,
 
Die nu vermetelheit en reukloosheit zal heeten.Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Geen schult nochtans doorknaagt myn zuivere geweeten;
 
Daarom, o Majesteit, gaat u myn smeeken aan,
 
Vergeef my 't geen ik u heb buiten schult misdaan.
 
eneus.
 
Laat af, Mevrouw, voor ons uw onschult te betoonen,
 
Die niet misdoet, hoeft niet, dat and'ren hem verschoonen.
[pagina 86]
[p. 86]
885[regelnummer]
Ontfang geen' mindere genegentheit van my,
 
En 't gantsche Hofgezin. Alleen verzoeken wy,
 
Vergeef ons, dat wy u de vacht van 't zwyn ontrekken,
 
Op dat w'ons niet weêrom met nieuwe schult bevlekken:
 
Help ons veel liever van d'onsterfelyke Goôn
890[regelnummer]
Afsmeeken, dat zy doch myn spooreloozen zoonGa naar voetnoot890
 
De rechte indruksels van zyn' dwaasheit willen schenken.Ga naar voetnoot891
 
meleager
 
Noem my vry spooreloos, en wat gy kunt bedenken,Ga naar voetnoot892
 
My ongelukkige, die, onder Venus macht
 
Geboogen, als verhart uw grimmigheit verwacht.
895[regelnummer]
o Febus, die 't heel alGa naar voetnoot1 doortintelt met uw' straalen,
 
Hebt deernis met myn leet: gy, die langs berg en dalen
 
Van 't hoog Tessalië, daar Peneus oude stroomGa naar voetnoot897
 
Al nedervlietende den groenbewassen zoom
 
Van 't bronryk Tempe schuurt, uw minnewont liept klaagen,Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
Toen schoone Dafnes liefde u was om 't hart geslaagen;Ga naar voetnoot900
 
Waarom weêrstont gy niet den schicht vermogent Godt,Ga naar voetnoot901
 
Den schicht van Venus zoon, die, u alleen, ten spotGa naar voetnoot902
 
Van uwe dapperheit, die Pithon neêr kon vellen,Ga naar voetnoot903
 
Wou zonder wedermin met liefdeprikk'len quellen,
905[regelnummer]
Maar zegt gy, wie weêrstaat Kupidoos groote macht?
[pagina 87]
[p. 87]
 
En ik, een sterveling vol zwakheit, zou, zyn' kracht
 
Alleen verachtende, myn' driften overheeren,Ga naar voetnoot907
 
Die zelf de groote Apol onmoogelyk kon keeren.Ga naar voetnoot908
 
Hebt dan meer deerenis, myne Ouders, met myn smart,
910[regelnummer]
Dan gramschap. Ach was ik doch meester van myn hart,Ga naar voetnoot910
 
Ik schonk het aan Alkmeen, om u myn dienst te toonen!Ga naar voetnoot911
 
Gena myne Ouders, wilt doch uwen zoon verschoonen,Ga naar voetnoot912
 
En denk, dat ik u niet maar Venus zelf misdoedt,
 
Die telkens meer en meer myn' minnevlammen voedt.

Derde Tooneel.
Alkmene, met een blooten deegen, Eneus, Althea, Meleager, Atalante, Dianira.

 
dianira.
915[regelnummer]
LAat af Prinses, ach dat myn smeeken u verwinne!Ga naar voetnoot915
 
alemene.
 
Waar vinde ik den Barbaar met zyne Jachtgodinne,
 
Op dat ik hun het hart afsteeke met myn staal.
 
Hoe durft gy dan noch stout meinedige in den zaalGa naar voetnoot918
 
Van 't koningklyk paleis uw schelmsche voeten zetten,
920[regelnummer]
En schroomt gy niet, dat u het dak zal nederpletten,Ga naar voetnoot920
 
Of d'aarde zwelgen in haar duister ingewant?
 
Ja denkt gy noch, dat gy, in spyt van my, uw hantGa naar voetnoot922
 
Uw vreemde Nimf ten trouw voor 't echtaltaar zult geeven?Ga naar voetnoot923
 
Daar ik uw Nicht, door al de Furiën gedreeven,Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Eer dulden zal, dat my Jupyn ten afgront slaat,Ga naar voetnoot925
[pagina 88]
[p. 88]
 
Eer ik verdraagen zou, dat 't voorwerp van myn haat,Ga naar voetnoot926
 
Alkmeen belachende, op den marm'ren troon zou praalen:
 
Eerst zal 'k haar leeren, hoe een maacht de heete straalen
 
Der wraak kan sling'ren in haar baat'lyk aangezicht.
930[regelnummer]
o Schoone Jachtgodin, wat zyn wy u verplicht?Ga naar voetnoot930
 
Door Meleager hebt gy 't everzwyn verslaagen,
 
En daarom is door hem de vacht u opgedraagen,
 
Daarom durft gy in 't hof met zulk een fierheit treên,
 
En noemen u Prinses: elk waant het: maar o neenGa naar voetnoot934
935[regelnummer]
'k Heb die gedachten niet. Gy zyt in een der dorpen
 
Van 't arm Arkadië door een' boerin geworpen,Ga naar voetnoot936
 
Uw Vader liep op weg zyn lantheers ossen na,Ga naar voetnoot937
 
Of dolf om 't sober kosje in 't aartryk met de spaa.
 
O welk een Prinslykheit! noch durft g'u hier vertoonen,
940[regelnummer]
En trots zyn op den glans van geblankette koonen,
 
En valsche vlechten, zo bevallig, dat gy 't oog
 
Van Meleager tot zyn ondergang bedroog.
 
Zie daar uw einde.Ga naar voetnoot943
 
meleager.
 
Hou! wat wilt gy doen verwoede?
 
alkmene.
 
Myn wraaklust boeten in uw Atalantes bloede.
945[regelnummer]
Hoe, wat ontrukt gy my meineedige dees dolk!Ga naar voetnoot945
 
Dat u der Goden straf volg tot den jammerkolk.Ga naar voetnoot946
 
althea.
 
Laat gy u dan geheel door wanhoop overheeren?Ga naar voetnoot947
[pagina 89]
[p. 89]
 
eneus.
 
Kunt gy, door wraak verblint, niet tot u zelve keeren,
 
Dat gy d'onschuldige durft stooten, naar het hart?
950[regelnummer]
Bedaar Alkmeen.
 
alkmene.
 
Ziet daar, de Vorst lacht met myn smart,
 
En hy is, my ten spyt, dees vreemde mee geneegen.
 
ô Wankelbaar geluk wat loopt g'Alkmene tegen!
 
atalante.
 
Ik achte my gehoont Prinses, bespeurde ik niet,
 
Dat gy door razerny u heel vervoeren liet.Ga naar voetnoot954
 
alkmene.
955[regelnummer]
Ja zulk een razerny, die daag'lyks u verbolgen,
 
Met geesselzweepen van haar wraaklust, zal vervolgen.
 
meleager.
 
Uitzinnige koelt gy niet eerder uwen moet,Ga naar voetnoot957
 
Voor gy u hebt gepaait in Atalantes bloet,Ga naar voetnoot958
 
Die onbevlekte, die onschuldige van leeven,Ga naar voetnoot959Ga naar voetnoot1
960[regelnummer]
Wil Meleager eer den wreeden dootsteek geeven,
 
Hy heeft uw wrok verdient, mits hy uw trouw versmaat.Ga naar voetnoot961
 
Kom offer hem terstont aan uw vervloekten haat,
 
Daar is uw staal weêrom, ik ben bereit te sterven,
 
Mag ik hier door de rust van dees Prinses verwerven.
 
alkmene.
965[regelnummer]
Helaas! aan d'eenen kant worde ik tot wraak gespoort,
 
Aan d'and'ren kant verbiet de liefde my dees moort.
[pagina 90]
[p. 90]
 
althea.
 
Kom gaan w'Alkmene, laat ons in den hof wat rusten,Ga naar voetnoot967
 
Daar 't koel prieel ons in den lommer kan verlusten,
 
By 't ruisschen van een bron, wyl 't pluimgedierte fluit,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
Dus bant men licht de zorg ten angen boezem uit.Ga naar voetnoot970
 
eneus.
 
En gy myn zoon, ga heen, 'k heb dees Prinses te spreeken.
 
meleager.
 
o Goden! kunnen myn gebeen uw harten weeken,
 
Zo ziet d'ellendigheit van Meleager aan.

Vierde Tooneel.
Eneus, Atalante.

 
eneus.
 
HOe dunkt u doch Mevrou, dat het met my moet staan,Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Kunt gy u zo veel smart verbeelden, als 'k moet lyden?
 
Driewerf rampzaalige, ja haatelyke tyden!
 
Ach waarom stort ik niet, eer gy my duizent doônGa naar voetnoot977
 
Deedt sterven, om 't verdriet van myn verharden zoon!Ga naar voetnoot978
 
Wat baat my nu 't getal van afgeleefde jaaren,Ga naar voetnoot979
980[regelnummer]
Wat baat my d'achtbaarheit van zilverblanke haaren,
 
Die 't voorwerp strekken moet van 's Hemels strenge straf,Ga naar voetnoot981
 
Die my allengs vervolgt met geessels tot in 't graf!
 
Nu moest ik immers, veer van zorgen afgescheiden,Ga naar voetnoot983
 
In mynen ouden dagh een eenzaam leeven leiden,
985[regelnummer]
En Meleager zien, verheerlykt met de kroon,
[pagina 91]
[p. 91]
 
Orakels spreeken op zyn Vaderlyken troon,Ga naar voetnoot986
 
Wyl hem Alkmene in 't hof des avonts met verlangen,Ga naar voetnoot987
 
Vermoeit van heerschappye, in d'armen koomt ontfangen,
 
Zyn zorg verpoozende, met lieffelyke reên,Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Met kusjes, lonkjes en met duizent tederheên;
 
Maar onbedachte hoop, hoe hebt gy my bedroogen!
 
Nu my voor blytschap niet als droefheit komt voord'oogen.Ga naar voetnoot992
 
atalante.
 
Ja schoon 't d'orakelstem van Delfos hadt voorspelt,Ga naar voetnoot993
 
't Scheen ongeloofelyk, dat nu den Vorst ontstelt.Ga naar voetnoot994
 
eneus.
995[regelnummer]
Wat raat Mevrouw, hoe raakt men uit dees' holle stroomen?Ga naar voetnoot995
 
Hy maakt zich 't onheil waart, die 't niet zoekt voor te koomen,Ga naar voetnoot996
 
MenGa naar voetnoot1 blust een kleene vlam, eer dat zy verder gaat,
 
Maar dwaas is hy, die wacht, tot zy het dak uitslaat.
 
Kom zalven wy de wont, eer zy door lang te marrenGa naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Wordt ongeneeselyk, 't is tyt dien draat t'ontwarren.
 
Gy weet Prinses, met welk een zucht tot uw persoon,Ga naar voetnoot1001
 
w'U hebben in ons hof gastvryheit aangeboôn,
 
Ja zelfs genoodigt om dees zegedagh te vieren:
 
Maar wyl wy menschen met gedachte een ding bestieren,Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Daar d'uitkomst dikwils leert, hoe 't nootlot ons bedriecht,Ga naar voetnoot1005
 
Zo moeten wy ook zien dat onze hoop vervliegt;
[pagina 92]
[p. 92]
 
Schoon gy onschuldig zyt, nochtans uw lieflyk weezen,Ga naar voetnoot1007Ga naar voetnoot1007-1009
 
Van Meleager voor Alkmenes veer gepreezen;Ga naar voetnoot1008
 
Is 't fundament, waar op dees rampspoet is geleit.
1010[regelnummer]
Misschien, indien gy u van Meleager scheit,
 
De tyt, waar door men ziet dat alles wordt versleeten,
 
Zal hem allengskens ook zyn liefde doen vergeeten.
 
Licht raakt die duist're wolk van Kalidon dus weg.Ga naar voetnoot1013
 
Vergeef Prinses dat ik u dit te vooren leg':Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Ik word door noot geperst, uw heuschheit ons gebleekenGa naar voetnoot1015
 
Zal 't niet misduiden, noch stilzwygend tegenspreeken;
 
Dit dunkt my 't veiligst tot behouding van myn kroon.
 
atalante.
 
Zo het den Vorst behaagt, 'k ontvlie zyn' dapp'ren zoon.
 
eneus.
 
Zo zal 'k u dan terstont lyfwachten gaan bezorgen,
1020[regelnummer]
Op dat gy heimelyk heen trekken moogt op morgen,
 
Gelyk uw staat vereischt: Prinses, ik bid verlof.Ga naar voetnoot1021

Vyfde Tooneel.

 
atalante.
 
ZO bant men u dan weg uit dit ondankbaar hof,
 
Rampzaalige Atalante, is dit uw dienst beloonen,Ga naar voetnoot1
 
Neen; 't is u, onder schyn van een beleeftheit hoonen;
1025[regelnummer]
U, die tot rust van 't ryk geweigert hebt een gift
 
Van zulk een waarde hant: u, die Alkmenes drift
[pagina 93]
[p. 93]
 
En schennis met gedult verachtte: u, die van binnenGa naar voetnoot1027
 
Een liefde voedende, niet mooglyk t'overwinnen,
 
Toen gy den Erfprins zaagt, ontvonkt in wedermin,
1030[regelnummer]
Dien grooten hartstogt moest verbergen tegen zin.
 
Wat raat getergde maacht? zal ik, vol liefdequaalen
 
Myn jeucht verquynende, door Griekenlant gaan dwaalen,
 
En sleepen overal myn' minneboeien mee?
 
Neen; 'k zal noch, eer Apol neerstruikelt in de zee,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Myn' hoopelooze min den Prins te kennen geeven,
 
En dien beroemden buit niet langer tegenstreeven,Ga naar voetnoot1036
 
De noot maakt hier een deucht, schoon het de deucht verbiet,Ga naar voetnoot1037
 
En my 't gevaar reets dreicht, een' dappere acht het niet.
Einde van 't derde Bedryf.

voetnoot2
zoeken ... af te smeeken: proberen door hun smeken hem van dit plan af te houden.
voetnoot3
verwoede: krankzinnige, razende (indirect gebruikt bijv. n.w.).
voetnoot5
bidt: verzoekt, smeekt; om 't onheil te voorzien: om het onheil te voorkomen.
voetnoot664
alwaar: overal waar.
voetnoot668
Aziaanen: Aziaten; Azië genomen in de betekenis van het oosten in het algemeen.
voetnoot670
dapperheit en moer: stijlfiguur: tautologie, verdubbeling.
voetnoot671
slachtte: doodde.
voetnoot674
in 't eint verwinnaar (overwinnaar) zouden wij tussen komma's plaatsen.
voetnoot681
Geen ... ontrooft: toespeling op de vroeger gemaakte fout om welke de rampen over het land kwamen.
voetnoot682
vry: voorzeker, voorwaar.
voetnoot683
trorsen: trotseren, weerstaan.
voetnoot684
Enceladus: een der Giganten (reuzen die zich tegen het geordende gezag der goden verzetten en deswege vernietigd werden), door de bliksem gedood en onder de Etna begraven.
voetnoot687
Likaon: Lycaon, Arkadisch koning, door Zeus om zijn wreedheid in een wolf veranderd (Ovidius, Met., I, 216).
voetnoot688
Aglauros: dochter van de grondlegger van Athene, Kekrops; de godin Pallas Athene of Minerva vertrouwde haar en haar zusters Pandrosos en Herse de moederloze, uit aarde geboren Erechtheus, de latere koning van Athene, in een gesloten kist toe; toen Aglauros de kist uit nieuwsgierigheid opende en zij het kind, half mens, half slang, zagen, stortten zij zich van de Akropolis; Ovidius Met. II vs. 552 e.v. verhaalt wel hoe Aglauros de secreta Minervae (vs. 749) zag, maar laat haar in steen veranderen.
voetnoot689
ontdekte: openbaarde.
voetnoot690
Penteus: Pentheus, koning van Thebe, kleinzoon van Cadmus; verzette zich tegen het invoeren van de dienst van Dionysos (Bacchus) en werd door de Bacchanten (zie noot bij r. 407), onder wie zijn eigen moeder, hem houdende voor een wild dier, in razernij verscheurd; Ovidius, Met. III, vs. 692 e.v.
voetnoot692
Ceres: Ceres op zoek naar haar geschaakte dochter Proserpina vraagt bij een hutje een oude vrouw een dronk water. Een voorbijkomende jongen scheldt haar uit. Ceres verandert de jongen in een hagedis; Ovidius, Met. V, vs. 438 e.v.
voetnoot698
godtsdienst: hier letterlijk: eredienst aan de godin.
voetnoot699
geschonden: aangetast.
voetnoot700
Licht zalft zy wederom de straf om onze zonden: misschien is zij dan weer genegen de straf die zij ons om onze zonden opgelegd heeft, weg te nemen.
voetnoot701
in 't hart geknaacht: op het ergst geteisterd.
voetnoot703
Achter oogen zouden wij een komma plaatsen.
voetnoot704-711
De beschrijving van de gelukkige tijd die misschien komen gaat, bezit alle kenmerken van het gouden tijdperk, zie de noot bij r. 175.
voetnoot704
dik: dikwijls.
voetnoot709
daar: waar; -hoven: tuinen.
voetnoot712
Dus: aldus.
voetnoot713
voor: in ruil voor.
voetnoot714
deeze ... die: de enen ... de anderen; van: vanaf.
voetnoot715
onbepaalde: onbeperkte.
voetnoot717
braave: dappere.
voetnoot718
Achter zyt zouden wij een komma plaatsen.
voetnoot726
Lauwerblaân: met kransen van laurierbladeren werd een overwinnaar gekroond.
voetnoot727
Die sluit aan bij ik (r. 726) vgl. r. 10-11.
voetnoot730
met uw gezicht: met uw ogen.
voetnoot733
scheiden: (van mij) heengaan.
voetnoot736
Die ... Godinne: aangaande wie ik twijfel of gij een mens zijt, maar van wie ik geloof dat gij een godin zijt.
voetnoot737
loon: beloning.
voetnoot738
begaafde: (met voortreffelijke eigenschappen) begiftigde; van: door.
voetnoot739
voor: eerder dan.
voetnoot741
Dat: zodat; het: hierover.
voetnoot753
wyl: omdat.
voetnoot760
naasten: mij toeëigenen; wij zouden achter buit een punt plaatsen en een nieuwe zin beginnen: Gij zoudt (dan) over uw landen veel zwaarder plagen halen dan gij nu reeds hebt moeten doorstaan.
voetnoot762
vierige: vurige.
voetnoot763
paajen: verzoenen.
voetnoot764
u afeischt: van u opeist.
voetnoot765
edelmoedige: zeer dappere.
voetnoot766
te vooren: voor de voeten (zie r. 787).
voetnoot768
heuscheit: beleefdheid.
voetnoot773
schoon: ofschoon.
voetnoot1
ben, drukfout voor: ben.
voetnoot781
schoon: ofschoon.
voetnoot783
paai: stemme gunstig, verzoene.
voetnoot785
geslacht: geveld, gedood; stryk': strele, rake...aan.
voetnoot789
Tempelier: priester (in de tempel van Diana).
voetnoot790
'k Begeer myn' wil noch macht in 't minste t' overtreên: ik verlang volstrekt niet te doen wat ik niet wil (nl. de vacht aan Diana offeren), noch mijn macht te buiten te gaan (ik ben meester over de vacht, ik alleen mag daarover dus beslissen).
voetnoot791
dees reeden: dit spreken.
voetnoot793
Die zich kan troosten: die ermee tevreden is.
voetnoot796
willens: met opzet.
voetnoot797
even: zoëven.
voetnoot798
achtbaarheit: eerbiedwaardigheid, aanzien.
voetnoot800-802
De aanhalingstekens geven een terzijde aan.
voetnoot801
Meinedige: trouweloze; moet: woede.

voetnoot803
dit opzet te beweeren: dit plan naar voren te brengen.
voetnoot806
Mits: omdat; veer: ver.
voetnoot807
doch: toch.
voetnoot809
schoon: ofschoon.
voetnoot811-813
Driemaal dezelfde inzet van de versregels: stijlfiguur: anaphora of anafoor.
voetnoot811
om de wil der...: ter wille van de.
voetnoot814
zelf: zelfs.
voetnoot815
Of weigert gy...: of anders, indien gij weigert ...
voetnoot818
Dianaas haat verzoet: Diana's haat verandere in welwillendheid (door haar genoegdoening te verschaffen).
voetnoot1
verzoet, drukfout voor: verzoet.
voetnoot820
dat uw wil zal met myn wil geschieden: dat uw wil met mijn instemming zal geschieden.
voetnoot823
elpenbeenen: ivoren; Stix: de rivier die naar de onderwereld, het dodenrijk, leidt.
voetnoot824
van: over.
voetnoot826
doch: toch.
voetnoot827
voort: terstond.
voetnoot828
geweer: wapen.
voetnoot836-838
Alkmene... vrouw!: Wij zouden aan het einde van deze zin een vraagteken plaatsen.
voetnoot839-840
aangezien voor iemand die voor zijn problemen geen oplossing meer ziet, het althans een troost is zijn tot dan toe verborgen gehouden smart op het ogenblik van de hoogste nood te openbaren.
voetnoot845
myn rede: mijn woorden.
voetnoot849
getuigen: incongruentie van Hemel (sing.) en getuigen (plur.), waarschijnlijk door de gedachte aan de goden.
voetnoot850
die: de Hemel.
voetnoot851
Als: zoals.
voetnoot853
d'eer van uw gelaat: de gunst van uw (vriendelijke) blik.
voetnoot858
zelf: zelfs.
voetnoot866
die niet zich zelf bezit: die geen baas is over zichzelf.
voetnoot871
schraagen: dragen.
voetnoot875
Wij zouden achter Dochter een vraagteken plaatsen.
voetnoot877
ingeleit: verworven.
voetnoot879
reukloosheit: roekeloosheid, oubezonnenheid.
voetnoot890
doch: toch; spooreloozen: bandeloze.
voetnoot891
De rechte ...schenken: het juiste inzicht in de dwaasheid van zijn voornemen zullen verschaffen.
voetnoot892
vry: maar, gerust.
voetnoot1
heel al misschien drukfout voor: heelal
voetnoot897
Tessalië: zie noot bij r. 546; daar: waar; Peneus: rivier in Thessalië die tussen de Ossa en de Olympus door het dal Tempe stroomde, bekend om zijn kristalhelder water.
voetnoot899
Tempe: bekoorlijke vallei in Thessalië; door de dichters in figuurlijke zin gebruikt voor paradijselijk oord; uw minnewont liept klaagen: liept te klagen over uw minneverdriet.
voetnoot900
Dafne: dochter van de riviergod Peneus in Thessalië, die door Apollo vervolgd, op haar bede door de goden in een laurier werd veranderd.
voetnoot901
Achter schicht (: pijl) zouden wij een komma plaatsen.
voetnoot902
Venus zoon: Cupido (zie ook r. 905), de god van de liefde.
voetnoot903
Pithon: monsterachtige draak, uit het slijk van de zondvloed geboren en door Apollo gedood bij de verovering van Delphi; vandaar droeg Apollo de bijnaam Pythius.
voetnoot907
overheeren: beheersen, bedwingen.
voetnoot908
zelf: zelfs; keeren: weerstaan.
voetnoot910
doch: toch.
voetnoot911
myn dienst: mijn nederige hulde, zich uitend in 't voldoen aan uw wensen.
voetnoot912
doch: toch.

voetnoot915
Laat af: houdt op; verwinne: overwinne, bedwinge.
voetnoot918
stout: vermetele; meinedige: trouweloze.
voetnoot920
schroomt: vreest.
voetnoot922
in spyt van my: tegen mijn wil.
voetnoot923
vreemde: buitenlandse; Nimf: maagd.
voetnoot924
Daar: terwijl toch; Furiën: zie de noot bij r. 396.
voetnoot925
Eer: eerder.
voetnoot926
Eer: voordat.
voetnoot930
o Schoone Jachtgodin: ironische aanspreking van Atalante.
voetnoot934
waant het: gelooft net.
voetnoot936
Arkadië: zie de noot bij de lijst van de Vertoonders; geworpen: gebaard.
voetnoot937
liep ... na: liep ... achter.
voetnoot943
Zie daar uw einde: Alkmene poogt Atalante met een dolk te doorsteken.
voetnoot945
meineedige (: trouweloze) hoort bij gy.
voetnoot946
jammerkolk: onderwereld.
voetnoot947
overheeren: beheersen, bedwingen.
voetnoot954
heel: geheel.
voetnoot957
moet: woede.
voetnoot958
gepaait: tevredengesteld.
voetnoot959
Die ... leeven: incongruente bijstelling bij Atalante(s) uit r. 958.
voetnoot1
leeven, misschien drukfout voor: leeven?
voetnoot961
mits: omdat; uw trouw: een huwelijk met u.
voetnoot967
hof hier: tuin.
voetnoot969
wyl: terwijl.
voetnoot970
Dus: aldus; licht: gemakkelijk of misschien; angen: bange, benauwde.

voetnoot974
doch: toch.
voetnoot977
stort: val neer, (hier) sterf.
voetnoot978
Deedt: zoudt doen.
voetnoot979
't getal van afgeleefde jaaren: dat ik zo hoogbejaard ben.
voetnoot981
Die 't voorwerp strekken moet: (mij) die moet dienen tot voorwerp.
voetnoot983
veer: ver.
voetnoot986
Orakels spreeken: wijze uitspraken doen, (hier) zijn beslissingen afkondigen.
voetnoot987
Wyl: terwijl.
voetnoot989
reên. woorden.
voetnoot992
voor: in plaats van; niet als: niets dan.
voetnoot993
schoon: ofschoon; Delfos: Delphi, stad in Phocis, aan de voet van de Parnassus, de voornaamste Griekse orakelplaats, waar Apollo vereerd werd; een heilige steen in zijn tempel werd voor het middelpunt van de aarde gehouden; boven de voorhof stond de bekende spreuk ‘γνῶθι σεαυτόν’, d.i. ‘kom tot zelfkennis’, gebeiteld.
voetnoot994
dat: wat.
voetnoot995
holle: met grote golven; uit dees' holle stroomen: uit het onheil dat ons meesleept.
voetnoot996
voor te koomen: te voorkomen.
voetnoot1
De regel heeft een zeer geringe inspringing.
voetnoot999
marren: talmen, dralen.
voetnoot1001
zucht: genegenheid.
voetnoot1004
wyl: omdat; bestieren: besturen, een richting geven.
voetnoot1005
Daar: waar, terwijl.
voetnoot1007
Schoon: ofschoon; weezen: gelaat.
voetnoot1007-1009
1007-1009 en 1010-1012 Wij zouden in beide gevallen in de hoofdzin inversie gebruiken.
voetnoot1008
Van: door; voor Alkmenes: boven Alkmenes (gelaat); veer: verreweg.
voetnoot1013
Licht: misschien; dus: aldus.
voetnoot1014
te vooren leg': voorstel.
voetnoot1015
heuschheit: beleefdheid.
voetnoot1021
ik bid verlof: staat u mij toe heen te gaan.

voetnoot1
beloonen, drukfout voor: beloonen?
voetnoot1027
schennis: belediging (of aanranding met de dolk); verachtte: als niet ernstig opvatte.
voetnoot1034
neerstruikelt: neervalt; Apollo (zie de noot bij r. 548), de Zonnegod, voerde de zon op een wagen langs het hemelgewelf en dook des avonds in de zee; het woordgebruik in neerstruikelt is aangepast bij de stemming van Atalante.
voetnoot1036
regenstreeven: (hier) afwijzen.
voetnoot1037
schoon: ofschoon. De gehele regel is een paradoxaal woordenspel met het gezegde ‘van de nood een deugd maken’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken