Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De andere namen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De andere namen
Afbeelding van De andere namenToon afbeelding van titelpagina van De andere namen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

Scans (102.25 MB)

ebook (3.12 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De andere namen

(1974)–Bert Schierbeek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 201]
[p. 201]

[XXII]

 
en ik schreef u de hydra van dit bestaan vol menging van vreemdsoortige vochten binnen de huid van halfgoden die het uitstekend geestvermogen bezitten en grote gewaarwordingen hebben en ik zing in dit cantantenboek de pavanes voor uw dode kinderen en leg de middagschaduwen in de zelfstandigheden die ons bevreemden en onhoudbaar zijn voor het eigen oog en ik hen de gastmoorder in uw hart met het sperwerhoofd Horus die de hondsdagen vol volksmilitie een weg legt en de uurwaarnemer vol koortsachtige huivering om de pronkgewassen uit de onhebbelijke handen en ik leef soms in de ziekelijke verbeelding van een waanzinnige die de hetta vergeet om het onderlijf te dekken en kleed vol onregelmatig verbogen woorden en met de methodische vloek in mijn boksstem
 
 
 
want zie dit is een holographische wereldbeeld
 
een taal vol spaanse ruiters
 
een spookschip vol overgeleverde liederen
 
een fossiele plant binnen oud steen
 
het wezen homerus zo vol van de beaarding van dit leven
 
en het getalteken binnen de rechtsuitdelingen
 
ik vang het gas onder water en geef het mijn watervrienden
 
ik deel kuitsteen uit en holten doortrokken van dolomiet
 
ik ben beursvormig als een vrouw
 
de vrouw die sprak: ik zag het plein en op het plein een bad dat overliep en zich tot rivier uitriep
 
zij was uit de hogere luchtlagen en stond bemoedigend aan mijn kant
 
en zij gaf mij een jaarster mee en een gewapende macht
 
je hoeft je van niets te ontdoen op straat
 
ik ben je wondermolen en ik maak muziek
 
de windassen der wereld stonden stil ieder aan zijn eigen kant
 
er viel iets raaskallend door de ruimte en zonk tot het eindeloos punt om zich schrap te zetten van binnen uit in paddestoelen vol bengaals vuur en zo ons allen temidden van het feest het deksel op te doen en de blik te ontnemen
 
de mythe voor een ander leven wordt geboren
 
het woord geeft bloed op
 
niemand denkt meer
[pagina 202]
[p. 202]
 
nee niemand denkt meer zei mij Himmoud en als ik over god schrijf die ik ben zo als ik go door deze stad en allen zie en hoop op een detail dal hier zou staan tussen de mensen dat van hem is en zo gezien erkend maar ik go heen alleen en zonder weten en sta zwart tegen de muur en meen er is niets meer en dan zegt de steen een vreemd warm dier in mijn oor en zie ik een liefde viervoeten lang over de regenweg naderen over de troosteloze rompen die schepen in de nacht leggen en hoog geheim in eindeloos gestamel van duisternis verheffen en daar de hemel zien en Allah spreken door het zwarte ijzer dat de dag in gloeiend plaatwerk om de lading legt en wij daarin werken dit schip van wereld groots en somber alt de Kaaba van Mekka die wij bidden om het graf groot van Mohammed dat en dit bid ik zo langs de weg van Pantheon naar Tour d'Eiffel en niets blijft meer verborgen zolang de doeken blijven liggen in de stamel die ik hoor en schrijf tot cijfer en tol beeld wat is een zessnarig speeltuig vol teerling
 
zoals ik go een lachende aartspriestergang
 
de hilal voor statige vrouwen en moldavisch paardenhoeder
 
een feest vol vraagtekens
 
 
 
en terwijl ik de aarde behemel en de hemel aard en ik een diepe slaap vol stenen zie gaan over de weg van al het water en in de wisseling der stof hartvormige gedaanten zie ontstaan met de ontsteking van het beeld hoogrood geverfd ten teken van al de karavanen en oosterse reistreinen die onder stoom staan met de krachtige steppenmelk in bussen alles voor het lichaam dat ik heb en uitleg en niet ken...
 
terwijl dit...
 
... en de waterleidingskunsten diep aangeschreven en vol hoge diergaarde in de vierschaar gaan die over de wereld werd gehaald in dit beeld en door mij zelf ik zelf die kramp en krachtig de hartversterkingen uitdeel aan het lijf der astronomische tekens en mij de goudlijster of de roerdompstem geven tot voertuig en stempel van de onuitroeibare eigenheid van ieder...
 
een gruwelijk geheel...
 
dit pluviale wereldbeeld werd mij met de goedenachtvingers der regen op mijn raam getikt toen iedereen met een linnen gezicht voorbijliep en ik de namen moest verplaatsen van allen die dit land mijn hart doortrokken dat daar lag op de grond en tegen het raam opstond der regens een voortrekkers deur stond in mij open met de mistige morgen in een koud huis en velen
[pagina 203]
[p. 203]
 
kwamen en huiverden of gaven wat warmte weg en wie niet kwam ik lachte ik wist dit dat overgaand onvergankelijke de alfadur en het amandeloog maar blauw zo rij liep met mij en espadrilles kocht en mij omhelsde in hetzelfde huis dat alleen staat en ik ook binnenging zoals zij was en gaf maar uit het beeld getreden net de ziel uit het lichaam op zéér spirituele platen een witte voile was zij om mij heen de armen automatisch liefde zeggen voor het rode huis zo groot en veilig waar een warmte dit al van mij doorstroomde en zacht de herfst sprak van hel lichaam der dode bladeren...
 
 
 
o ik was een regen
 
was de regen voldoende
 
en de mantel die ik trok om alles
 
de vrienden zijn zo vreemd en zonder lichtmunt in de stem zij staan ook langs de kant van dit gaan en spreken het woord van een idlome eenzaamheid ook meer blad dan nerf en omtrek weg...
 
 
 
ik zag haar gaan met mij zelf
 
een uiteengeworpen dier en geschenken kopen voor allen die wij kenden zo spaans was zij mij dat het onbenaderbare oosten een buurtgesprek hield vol afstand van goede kennis en huisbezoeker en welkom ook maar de zon en het licht draaiden door het noorden en mijn gang plakte de toegangswegen dicht wij verdwaalden aan elkaar binnen vreemde weerschijnen van innerlijk herkennen en grof doorgloeide mij de dronkenschap tot overgevoelig roofdier met bloed aan de klauwen en de vrienden lachten bemoedigend aan de kant...
 
 
 
zij meenden een onderkomen
 
ik zag de wederzijdse inzuiging en het gedrag van de métro en sprak over de vreemde plantensoort een onkruid in mijn hart en het heilig nutteloze der staartsterren die ik op liet gaan in deze dag die een fiesta was met vuurwerk van salpeterzuur...
 
 
 
zeker wij zullen elkaar steeds weer ontmoeten
 
en ook wat vreemd is
 
ik sprak van de vreemde alchemie die ik deed op de tombe met haar naam en hoe ik haar met alles kon verenigen dit gevoel een wezen ver over elke wereld
 
 
[pagina 204]
[p. 204]
 
zo ging het gesprek in onderstromen heen
 
van waanzinnige moordlust
 
en innerlijke aanschouwing
[pagina 205]
[p. 205]
 
en boe ik andere namen nam en tot een woning schreef een ark en onderkomen maar dat de berg die ararat genoemd nu anders zou gaan heten en de duif nog niet was weergekeerd
 
 
 
dit zeiden wij tot elkaar in blanke woorden
 
zij sprak met mij mee
 
 
 
ik vraag mij af of zij het beeld ziet
 
 
 
met andere ogen ga ik verder moet volgen
 
 
 
ik hielp haar in een andere mantel
 
 
 
een zuiverheid stond aan de hals die van innerlijk
 
 
 
ik zou toen veiligheden willen leggen en geen verval
 
 
 
jij was complex binnen je ademveld
 
 
 
de naamgeving viel uit mijn handen tot de stenen van een weg
 
 
 
geen huis en geen ding
 
 
 
jij zei: in de bulk en de keel van mijn ruimte staat de tijd vol woorden maar alles verplaatst zich in de naam en ik kijk ademloos toe ook zodra ik thuis ben
 
 
 
ik zei: de naam is overal en ik heb het beeld gemaakt dat veel in mij woont en ik kijk ademloos toe maar zie geen onderkomen ik laat het over de lippen liggen
 
 
 
jij zei: het is een heksenfeest ik kan niet missen
 
 
[pagina 206]
[p. 206]
 
dit mythologisch dier zal niet zwijgen want zijn kop groeit aan onder het werken en waar ik het mes in mij plaats gaat het bloed dadelijk beelden en maakt vreemde landen die ik herken zoals het is overal en ik verenig mij
 
 
 
maar op de wereld is niet te wonen
 
in geen enkel land
 
op de mijlsafstand met haar
 
 
 
ik ken de stroom en de stamel van allen en ik leg op iedere tong een naam van-af de grot tot het flat in het spooklicht dit andere dat een ding is en het ding dat is door de naam
 
 
 
met haar loop ik mijzelf voorbij
 
ik geef de armband en de ketting
 
de ketting neem ik zelf
 
 
 
en over ont allen valt de schaduw van de naamloze daden die aan ons worden gedaan van binnen en buiten ons zelf en wij leggen een verward oor te luisteren binnen de hamer van onze handen en het aambeeld ons hart en zien muziek...
 
 
 
ik ben dankbaar deze ofri in het beeld
 
 
 
om wat de ontoegankelijkheden geven boven de lichamen geluid uit in dit werk der andera namen

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken