Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De andere namen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De andere namen
Afbeelding van De andere namenToon afbeelding van titelpagina van De andere namen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

Scans (102.25 MB)

ebook (3.12 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De andere namen

(1974)–Bert Schierbeek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

[XXI]

 
ik put emmers-IK uit deze wereld vol indringend materiaal en van elke soort en ik laat het werkworden op aarde en schaduw in de
 
zon en een diep eindgedicht voor vele mensen en een onvoorwaardelijk begin voor velen die het een voortdurende substantie zal zijn dit overmoedig slingeren van mijn tweelingsvoeten boven hun eigen afgronden en zij zullen de moed erkennen van dit leven in de hand willen houden en de vuige richtingen over en weer willen bepalen tot in de glorieuse gemeenschap van doden, levenden en ongeborenen een staat vol mensen-wegen en kettingschakels binnen de verhoudingen der volken en over de tafelspeeches heen en het ijdel heffen der kelken met het woord voor niks zonder de grote gestalten die in ons lichaam varen de scheepsrompen der wereld de tweespalten der versiering en het ramplachen binnen verzekerde uitspraken der elementen en binnen de grote zinnebeelden die wij de aarde reeds gaven en allen onder de oceanen verbindt tot de stapelplaats van een dure stof die ons allen kan kleden.
 
hiervoor zijn er velen gestorven die niet wisten
 
hiervoor sterven de meesten zonder te weten
 
dit is de liefde verliezen tot heilige geest
 
dit is de zinkput zijn van alle wegen
 
ik maak mij nu begaanbaar binnen een moeilijk lezen
 
ik heb de verliezen laten zien en brokstukken verzameld
 
het somber bedrijf der dagen binnen dit mensenleven
 
het openslaan der bronnen binnen de gesloten lichamen
 
zoals zij gaan
 
zoals ik ga allen voorbij
 
en zij mij
 
ik met dit beeld in mijn handen dat van mij weg wil als de geliefde om de breuk en het herstel
 
een gewoon mensenleven met buitengewoon microkosmische ogen
 
een heilig man die u allen ziet en geen verdediging vindt
 
de keuze tussen een binnen- of een buitenleven
 
dat schrijf ik in iedere hand die ik druk
 
ik zeg: ik heb een binnenleven waar buiten in woont
 
ik zeg: mijn keuze ben ik zelf in mij zelf
 
een ondoorgrondelijk woord voor sociale verzorgers
 
omdat de substantie van het aanwezige meer is dan de plaatselijke ziekten
[pagina 196]
[p. 196]
 
zoals ik ze ook zie zitten te houden daarvan en de weg wijzen en het bedroefde glas heffen en het blikken gelach boven de spiegels der ogen en zij zien niet en groeten en hun gebit valt op de grond en zij rapen het op met de brillen der verontschuldiging in het gezicht dan zou men de zweep moeten heffen ik zeg het kalm
 
de zweep en de ronseldegens en het knopentouw en over de ruggen striemen tot dwars door het hart opdat de komers bloot komen te liggen en bloederig het wezen tonen en saxofoon gaan spelen geheel op zich zelf om de valse brillen tot pauken te slaan en het gewonde lijf tot orkest en wat er woont tot suprematie
 
dit tegen de slaven die daar zitten en geen ergernis geven dan slome stofwisseling
 
wat ik schrijf is een drank vol bismuth
 
en wat ik te eten geef een hand vol poetskatoen
 
en ik zit als een slokdarm van een groot voorwereldlijk dier en vreet alle portretten die in kaart gebracht zijn met langzame slikbewegingen en
 
noem ondertussen de namen die op de rug van ieder beeld staan ik lever hen daarna in bij de oervader
 
die gaat spreken met de oermoeder
 
die zegt wij gaan een wasplaats maken en een rivier daartoe verleggen die de stenen kan uitslijten.
 
tot zolang laten we alles rustig liggen en maken liefde op een hoog gazon tot de aarde trilt binnen zijn natuur
 
en ik tril mee en weet dat ik mij verlossen moet en messias zo heilig binnen mijzelf aan een kruis moet gaan hangen en van boven af bemoedigende woorden moet spreken
 
ik geef nu alleen nog maar woorden weg
 
maar die zit te wachten op mijn lichaam zie ik niet
 
hij kijkt mij aan op de hoeken der straten de nauwe stegen als ik er loop met drie wereldhoeren aan mijn arm die op uitglijden staan van wege te hoge hakken en zij steunen op mij en zeggen het goede lied uit aan mijn elleboog die luisterend tussen hun ribben staat aan weerskanten het oor hooghoudend en weet zij gaan hun gang wel met mij over de kinderkeien en ik betaal driemaal het bedrag en ga alleen heen met in mijn skelet een zuchtende adem van een man die wacht op de hoeken der straten
 
dan zie ik de trams vol bedelaars langskomen binnen een geel licht
 
de monden praten het leven tegen de verzegelde ramen
 
enkele kinderen proberen het zegel los te likken
[pagina 197]
[p. 197]
 
zij verzamelen
 
maar de advertentie luidt: dit plaksel is eeuwig
 
dat is een mensenleven binnen een affiche
 
de werkheidenen gaan hun gang en bouwen kerken op de moeilijkste plaatsen om iets te doen
 
een verschrikkelijk syncretisme staat in mij op met de bijl in de hand en ik zie dat er geen grond is om op te sterven
 
het zijn de ceremoniemeesters die de grond belegd hebben met de dunne boterhammen vol bijgelovige schrik en het lichaam een rite hebben gelegd om de ziel tegen de volkomenheid
 
het gekroonde lijk van de wet opgesteld op de markt vol juichend volk
 
het gebit van het leven valt uit hun mond
 
binnen de getoomdheden die versierd ter zijde staan en aanmoedigen
 
ik sta te kijken en krijg een woekerende ziekte
 
een absolute toekomstgedachte in wat ik aan ogenblik vreet
 
een god in ieder ding
 
dat is het oog dat binnen de onvolmaaktheid woont en zich uit laat wrijven waarvoor ik deze leren lappen heb aangeschaft en ophang binnen het alphabeth dat latijns heet en maar 26 letters telt
 
dit kinderlijk telraam vol goede geloven moet alle getallen bergen
 
de geheime noemen wij imaginair en zetten ze onder het wortelteken met min er voor
 
dit is een vreemde liefde die een enkele keer uitgezegd wordt wel midden op straat in het bovenpersoonlijke dat hangt boven het dagelijks verkeer als een grondleer zo levendig verpakt en kleurig door het neon loopt met reclame voetzolen aan het ongerepte voortgaan zo zeggende dit bestaan is boven u allen uit u zelf en zal het heten de vergeten geslachten door en de rode draad halen door de vermogens van herkennen en memoreren tot de geweldige stroom die onder een groot vuur voortgaat dat wezenlijk terzijde staat in de gloed in zich binnen het water van dit ons uw mijn leven verlengt een vreemde genade binnen het winterdonker zoals de platgetrapte anecdoten het willen bewaren
 
de sneeuw over alles is een vrome wens
 
en te snelle helderheid
 
want de stenen zijn nog niet gesleten om de wasplaats voor alles te zijn en de vorst legt veel stil dat dan onderhuids de aarde moet stromen
[pagina 198]
[p. 198]
 
zo horen wij de gesprekken in La Cubana waar Wolsky zingt van een kinderlijk leven vol tamtam en bellen en korenballen met de harde dop op het rytme in de bewegende vingers van rokende mensen en zien een jongen en een meisje plaats nemen zo uit het leven de blik heffen vol trompet en schuiven achter de volle tafels steeds voller en hoger tot er even niets meer te zien is en alles weg behalve de deining die Inez Cavanaugh in de Rue Champollion vol melancholie doet binnen een regenachtige dag in haar stem om met Hot Lips Page het heet je me daar maar de muur door mijn vel zie het brandt het staat stil het is zolder en boven en ik jou en jij mij en wij hen en dan allen en oooh het regent binnen de vrolijkste stem dit gruwelijk water uit ons allen wij negers de afrika en de suriname en wij staan en zingen en schuiven de wagens vol stem de lichamen in en wij dansen de vuurdans op de tong en goolen ons weg tegen de harde wand en weten een geheim in sommige ogen en het water het goddelijk water gaat door en wij wenen en lachen en geven de strot nog de groc mee van alles is vrolijk onder de drug van het leven en staan en heffen de stem op en snijden de rook der blanken in stukken uit hun ruggen tot ze alleen staan en de hand voor de mond von het verdriet houden en vaatwerk verwisselen en uit- en ingaan openbaar zoveel keer tot het de krachten neemt en wij tegen het plafond met het hoofd de zwarte haren branden en kaal schroeien en het donker hart bezien binnen de blanke walmen en de tocht van de straat
 
 
 
dan gaan wij heen
 
hete lippen
 
een trillend lijf
 
Parijs is stil op een plein
 
wij lopen door de slaap van vele mensen
 
wij
 
jij en ik
 
en ieder alleen
 
stormy weather and my love is dead en ik dodelijk alleen zo alleen
 
de vererving van een refrein van geworpenheid
 
met de diepe blik der bedwelming in het lijf
 
met de bevende hand van een onvermogen vol kinderen
 
met het verhuisde en versleepte volk aan alle kanten
 
met allen die niet wonen
 
met allen dus langs de kant van de weg van krijsende straat vol marktwaar
[pagina 199]
[p. 199]
 
het verkopen van innerlijk geweld houdt ons in leven
 
de ascese loopt op blote voeten in ons verzopen lichaam
 
de mannen de vrouwen en allen die elkaar liefhebben staan te koken
 
op het graf der oervaders
 
de oermoeder slaapt binnen het heilig oor dat als schelp om de wereld staat
 
zoals geschreven staat in de Gemara: Groter is het laatste wonder
 
dan het eerste!
 
en terwijl het slaapt gaat het uit, hoor ik terwijl ik mij bezig houd met de verstuiving van dit papier en de eeuwigheidswaarde en de vezelpreparaten binnen het woord of de fibratiesnelheden wel opgenomen worden zo als zij uitstaan binnen de ontroering van een stuntelig dier en of mijn vulstofgehalte de grondredenen van dit bestaan al bedekkend voldoende blootgeeft en ook de twijfel der oppervlakte lijming- en het vochtgehalte van sommige ogen die ik weggaf doen mij ruw aan in mijn oppervlakte van land tot land en binnen de structuur-compactheid van mijn werken die zijn van diep door het vlak tot hoog in de wonderlijkste volgorden van bewerking
 
mijn handen staan mij vreemd in alles waar de stof zich opstapelt en ik vraag soms een practicus aan binnen de dag om de vezeldieren in mij te voederen die mijn staat beheren en de opslagplaatsen van tijd tot tijd de ballast uitdoen zodat de ruimte om deze wonderlijke beesten in grillige stukken uiteenvalt en mij patroon geeft nog voor het oog de wanden kan zien
 
er zijn afzuiginrichtingen nodig schreeuwen de dieren
 
ik sta machteloos op mijn waterbasis en zie niet om
 
ik teken onmiddellijk de vloeren vol en laat parket aandragen voor de zolders die om bekleding roepen want zij hangen zo naakt boven het oog ik voeg een weinig gom toe om het effect te verhogen
 
huismoord, zegt iemand
 
hierna volgt de besproeiing waar binnen de dieren vluchten
 
zij laten zich mechanisch afborstelen en denken wrokkend over vacuuminstallaties
 
ondertussen ga ik mijn gang en maak beelden naar het leven
 
ik ontstof en los op in de vaste materialen en zet een groot drukwerk langs de muren
 
het heelal ontstaat na uren in een origineel idee vol exacte waarden
 
rafelige randen stellen zich onmiddellijk ten toon om verwijderd te worden
 
dit is helder
[pagina 200]
[p. 200]
 
ik vermeld het in mijn zakagenda
 
alles altijd van iedere dag wat het geeft
 
oude jaren werken mee om het zwevende been van mijn beeld vast te maken
 
het staat als een uiteengerukt dier temidden der ruimte
 
de parketdelen der zolder houden congres
 
wilde paarden slaan de hoeven tegen de gesloten deuren en geven hunkerende liederen weg want het is hun broeder die daar staat uiteen in een wonderwerk ik zit mij zelf weg te cijferen binnen een expositie en denk aan het duivenland met de blanke snavels vol koerend gezang en een ver liefdes lied van de kinderen qui s'aiment en de mensen die voorbijgaan en hen niet zien staan tegen de poort van de nacht die Yves Montand voor hen open en dicht doet in een melancholiek zomerding vol voeding
 
ik sta op
 
ik neem een bloemencorso mee en rijd er de stad mee door omdat er te weinig gelachen wordt laat ik de zon opgaan tegen de avond en geef academische werkjes cadeau aan enkele oude professoren de meisjes mogen het corso leegroven en de jongens kunnen zich manifesteren op de rijdende wagens en wij trekken op naar een woest concours voor paarden op de trom
 
ik nodig alle middenstanders uit dit feest vol genotsmiddelen te bezoeken en in het midden te gaan staan
want waarlijk de dieren zullen u voeden

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken