Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Americana (1942)

Informatie terzijde

Titelpagina van Americana
Afbeelding van AmericanaToon afbeelding van titelpagina van Americana

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.46 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Americana

(1942)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

VI. Geloof en mystiek.

Over de mystiek is de laatste tijd veel te doen. Er is een geruchtmakende promotie geweest, waar iemand werd aangevallen, zodat de haren ten berge rezen. Deze kwestie is niet alleen in de Gereformeerde kerken gerezen, doch ook in de christelijke samenleving in breder verband. Reeds vaak is gezegd, dat de Barthianen begonnen met een felle strijd tegen de mystiek, zo erg, dat een juffrouw schreef, dat ze nooit meer een boek van Brunner wilde lezen. Daarnaast kwam oppositie van Barth zelf tegen de mystiek. Bij ons Gereformeerden, zegt men, is het niet zo erg, hier heerst een gezonde mystiek. Het Barthiaanse geloofsbegrip, en dat is nu het merkwaardige, werkt op het ogenblik de mystiek vaak in de hand. Het is net als met twee groepen tunnelbouwers, de een werkt aan deze, de ander aan die kant en in het midden ontmoeten ze elkander. Zo hebben de Barthianen door het geloof te maken tot een kwestie van actuele ogenbliksgeschiedenis en ook de openbaring te maken tot een ogenblikkelijk ogenbliksgeschiedenis, het geloof een mystieke uitdrukking gegeven. Als bij Barth geloof de eigen aanraking met God betekent, is dat mystiek. Het is aan de tijd ontrukt zijn, Christus' tijdgenoot worden. Dat alles kan de mysticus van veel eeuwen overnemen. In het geloof, zegt Barth, is de sprekende God en de gelovende mens identiek. Dus daar is alvast een term, die de mysticus prachtig vindt. De mystiek wees immers op de identiteit van God en mens.

In de tweede plaats is voor Barth typerend, dat hij tussen gelovig en gelovend zijn een scherpe tegenstelling maakt. Als dat een kwestie van religieuziteit is, het gelovig zijn, is dat allemaal van de tweede rang. Daarentegen is het geloven weer een kwestie van het discontinue en de bekende onderscheiding, dat dan de mens die gelovend is, weltgeschichtlich, maar niet historisch wordt aangesproken, doet opgeld. Als God zijn leven aanraakt in het ogenblik, in de tijd, is dat geschichtlich, doch niet historisch. Het breekt zich in de geschiedenis niet verder baan en heeft er geen vruchten.

Wel spreekt Barth van vruchten van het geloof. Een aanraking met een vrouw kan ook een grote terugslag geven. De vraag is deze: of tussen de acte van het geloven en het gelovig zijn dit verschil is, dat de een valt in een tijdloze tijd als werk Gods en de ander valt in de gewone mensentijd. Bij Barth heeft het geloven wel gevolgen in het menselijk psychisch leven, maar toch wordt de ordo salutis geloochend, want feit is, dat het ogenblikkelijk geloven in een andere wereld en een andere tijd ligt, dan de psycholische processen, die ik met alle vlees onderga. Bij Barth wordt tussen geloven im Augenblick en gelovig zijn een geweldige kloof gegraven en dat is werken in de richting van de mystiek. De mystiek leeft ervan, dat het ontmoeten van God is ontwording, onpersoonlijking, ontrukking aan de tijd van zijn niveau. Ook Barth zegt, dat we ontrukt moeten zijn aan de tijd.

Nu is de vraag voor ons zelf, hoe we die kwestie moeten stellen. We moeten ons wachten voor misverstand. Er is verschil tussen gelovig zijn en geloven. Openbaring is ook a) acte en b) openbaar zijn. Zo is het ook in ons spraakgebruik met de term geloof. Men spreektvaak over geloof in de zin van a) vertrouwen op God, Hem aannemen in zijn spreken en b) gewoon lid van de kerk zijn, het heel zijn leven gelovig blijven. Wil men de kwestie van geloof en mystiek goed stellen, dan moet dat verschil onder ogen worden gezien.

De historie gaf te zien, dat in de tijd, dat het verschil tussen geloven en gelovig zijn verdoezeld werd, men het geloof ging opvatten als een habitus. Zo in de 18e eeuw, toen men niet meer wist, hoe men de kerk moest zien. In die tijd werd uitgevonden het verschil van geloof in kiem: hebbelijkheid, en het geloof als daad, de onderscheiding van habitus en acte met dien verstande, dat kleine kinderen dan de

[pagina 37]
[p. 37]

geloofshebbelijkheid hadden.

Zo kwam ook de onderscheiding tussen bewust en onbewust geloven. Nog verder ging men, toen men zei: eerst is er het wezen van het geloof en dan het welwezen. Men geeft dan het geloofshebbelijkheidsprincipe aan als wezen des geloofs, maar het welwezen is de acte van het geloven.

Al die speculaties zijn onjuist en ze werkten de mystiek in de hand. In de eerste plaats moeten we niet menen, dat het woord habitus bij de Gereformeerde vaderen alleen maar op het geloof slaat. Habitus is vaak omschrijving voor een eigenschap, die voor alles geldt wat de christelijke mens bezit: geduld, blijmoedigheid, ijver om God te dienen. De term habitus wil lang niet altijd zeggen: kiem in onderscheiding van vrucht, het sluimerend beginsel tegenover het effekt. Als habitus betekent: liefde en geduld, is dat geen zaak van beginnelingen tegenover volwassenen. Natuurlijk is het waar, dat iemand die lankmoedigheid bewijst, die reeds bezat in de wieg. Onze eigenschappen zijn, als ze van nature zijn, reeds in ons bij de geboorte. Mijn geloofshabitus staat ook nooit los van mijn karakter. Het woord habitus mag men niet toepassen als kiem in tegenstelling met het volwassen zich manifesterende leven; dat is in strijd met het spraakgebruik. Voor alle kwesties van den homo christianus is de vraag van de habitus van betekenis. Men nam het toevlucht nemen van het geloof in tegenstelling tot het vaste vertrouwen. Het eerste noemde men het wezen en het tweede het welwezen des geloofs. Toevlucht nemen geeft men hier een betekenis, die de Schrift niet kent. In de Bijbel is toevlucht nemen tot God: het ingaan van de schuilkelder, die men vertrouwt. Dat toevlucht nemen en die andere onderscheidingen was reële deformatie. Ze zaten met de mensen, die nooit wisten of ze Gods kind waren, altijd twijfelden, etc. Maar dat is niet het geloofsbegrip van de Bijbel. De distinctie van wezen en welwezen is ongemotiveerd. Het kwam zover, dat men Gods kind kon zijn, zonder Hem vast te vertrouwen en Zijn Woord te aanvaarden. Nu kan gevraagd worden: hoe komt men zo klaar met de kleine kinderen? Wij antwoorden: òf door te wijzen op Gods barmhartigheid òf door een non liquet uit te spreken. Pas in ieder geval op voor een antwoord, dat het begrip geloof verzwakt. Deze pogingen van ontkrachting van het geloof moesten leiden tot mysticisme.

Hoe kunnen wij ons wapenen en de weg vinden tot een goede oplossing? Door de onderscheiding van gelovend en gelovig te bewaren, die vrij te houden van Barthiaanse invloeden en het geloof oorspronkelijk te houden. Gelovend is: de acte van het geloof volbrengen. Gelovig is de beschrijving van den persoon waarin die acte vaak terugkomt, bij wie die acte zijn leven bepaalt. Als ik slaap, ben ikwel 'n gelovige, evenals wanneer ik mijn zaken doe en een deuntje fluit en ik de blijdschap ken, die het geloof in mijn leven brengt, al heb ik ook niet direkt een tekst in mijn gedachte. Je kunt bokser zijn, en toch niet altijd boksen.

Wel moeten we oppassen, dat die onderscheiding niet Barthiaans wordt uitgewerkt, het een in de boventijd en de ander in de gewone tijd liggend. De gelovige volbrengt die acte in dezelfde tijd, waarin hij gelovige is. Het ‘gelovend’ zijn 't bevrucht ‘gelovig’ zijn on andersom. Als ik jaren lang om heb gegaan met Gods Woord, voltrek ik gemakkelijker de geloofsacte, als ik van Satan word aangevochten. De gelovigheid werkt in op de geloofsacte. De geloofsacte werkt weer in op mijn gelovigheid daarna. Het is gaan van kracht tot kracht, het doorwerken van de victorie van den nieuwen mens. Daarom is de nieuwe mens ook geen eschatologische figuur. Bij Barth is het de mens die a-historisch naar Gods Woord hoort. Wij zien den nieuwen mens vandaag present. Als nu de acte van het geloven valt in de historie, kan nooit de geloofsacte in mystieke zin worden uitgewerkt. De mystiek keert zich altijd van de historie af. Geloof, zegt de Heidelberger, is weten en vertrouwen. De Bijbel spreekt van de akoè tès pisteoos, gebruikt ook de beelden van horen, het uitstrekken van de hand. Welnu, wanneer de HS het geloof zo door al die beelden omschrijft, komen er relaties, er is een sprekende God. Ik moet Zijn stem horen en wat door mij begrepen werd, aannemen in het geloof.

[pagina 38]
[p. 38]

Hoe is de relatie tussen den sprekenden God en den historischen mens? Als we amen zeggen op den sprekenden God, is dat geloof. Dat draagt de naam van heamin. Het is een met amen bezegelen van Zijn gesproken Woord. We mogen geloof niet behandelen als was het liefde, God liefhebben, op den sprekenden God verliefd zijn. Liefde en geloof moeten onderscheiden worden. Het liefhebben gaat met het geloof gepaard, het betekent zijn persoon en zijn eigenschappen. Maar voor het geloof is het Woord nodig en dat mag nooit geëlimineerd worden, als God spreekt. Het is niet maar prolongatie van jezelf. Bidden is vertrouwende en je zelf bindende aan Gods Woord vragen, wat God beloofde en daarop amen zeggen. Het is geen besluit op een woordloze handeling. Het is nooit van het Woord los te maken. Wie het geloof van de liefde scheidt of het Woord wegneemt, verwart liefde en geloof. De voortdurende prikkel van het Woord tot correctie van mijn Godsvoorstelling gaat dan weg. Vandaar dat het geloof antimystisch is.

De mystiek eist sigè, ze wil het Woord het zwijgen opleggen. Woorden zijn sta in de weg tot het leven met God. Ze komen uit de ervaringswereld van deze continuïteit en alle woord moet zwijgen voor de Erlebnis. De Mystiek ging nog een stap verder en zeide: alle Woord is gevuld met menselijke, gebrekkige beginselen. Ook de Bijbelwoorden zijn woorden uit de menselijke taal, het zijn maar woorden, het Woord moet weg en de ervaring in de plaats. Mystiek is een aanslag op de verbinding van geloof en liefde. Ze wil de liefde isoleren van het geloof. Geloof gaat altijd weer naar het Woord terug en kan de dienst aan de liefde presteren door het Woord steeds meer aan te horen. De gelovige confronteert zich, door zich het Woord Gods voor ogen te plaatsen, met de belofte. En dat is altijd een medicament en prophylaxe tegen de mystiek.

‘Geloven’ en ‘gelovig’ vallen beide in het continuum van de tijd. Geestelijke verlating bestaat. Er is samenhang tussen gelovend werken in een bepaald ogenblik des tijds en gelovige zijn. De ups en downs van ons gewone mensenleven komen voor, ook in de geloofsgemeenschap met God. Door de opstanding van den nieuwen mens zal de volgende acte van den gelovenden mens steeds sterker worden. De gelovigheid van den mens is gebonden aan de wetten van het psychische leven. Ook het normale psychische leven heeft te maken met Gods voorzienigheid. Er bestaat geen psychische noodwendigheid. Ook de geloofshabitus heeft te maken met de verhouding tussen beneden- of bovenbewustzijn. Het benedenbewustzijn dient als basement, onderafdeling, van de bovenverdieping, die in Amerika als huiskamer bewoond wordt. Uit de kelder komen allerlei gevoelens. De mystiek wendt alle natuurlijkheid af naar het bovenatuurlijke en maakt van natuur en genade contrasten. De mystiek heeft een eigen paadje met God, en is a- en antipsychologisch.

Wij zeggen, dat het geloof alle gewone affecten aangaat. Evenzeer in het sexuele leven. Wil men die niet te controleren dingen van het onbewust leven mystiek noemen, dan zegt K.S.: je kunt als je op het woord verliefd bent, het wel gebruiken, maar dan is er niet mystiek alleen maar voor God, doch ook voor de omgang met je meisje. Dan moet je het uitbreiden voor alles, ook voor je wetenschappelijke arbeid. Anders abstraheer je een religieus gevoel uit het hele mensenleven. Niet het oncontroleerbare in de kelderafdeling, en in de huiskamer alles klaar en duidelijk. Bewustwording raakt het hele leven, met je denken is de hele persoon bezig. In het bewustzijn is wording, dat is ook mystiek.

Het raakt ook de kwestie van de kerk. Het Woord, dat in het geloof optreedt, is aan de kerk gegeven. Ik kan niet gelovend zijn of ik word voortdurend weer geplaatst in de kerk: ik loof U in een grote schare. In de kerk ontvangen we het geloof door het Woord. In de acte van het amen zeggen, hebben we een leven van gemeenschap met de kerk. De mystiek wil de omgang met God individueel maken, zij rukt den mens weg uit de aardse verbanden. De mystieke mens heeft genoeg aan de hemelse zaligheid.

Het amen zeggen in het geloof is gedateerd naar een gedateerd spreken Gods. De algemene inhoud wordt wel door de datering verdiept en meer verrijkt. Het is een amen, dat ik vandaag zeg op wat ik vandaag gehoord heb. Maar je moet eerst horen, anders ben je een brutale kerel, die praat in de lucht. Tussen Gods spreken en mijn amen zeggen ligt mijn nadenken over het Woord. Mystieke haat tegen het Woord wordt weer-

[pagina 39]
[p. 39]

sproken door de eis, dat het amen geen sprong-amen is, maar conclusie. Reeds Ursinus noemde het geweten een praktisch syllogisme. De Barthiaan zegt: het Woord is een flits en een donderslag. Wij zeggen: het komt van boven af, maar het is betrouwbaar.

Het is onzin te zeggen: hier is er één tegen mystiek en dus: hij neemt het geloof weg. Dat is dom of laster. Het gaat niet over de vraag of het geloofsleven veel verborgens heeft, doch of het wel wenselijk is deze term te gebruiken. Denk aan Plato. De mystiek is als term zeer belast. De mystiek zegt: geloof is onmiddellijk, zonder reflectie of ook zonder openbaring, die syllogistisch leert redeneren. K.S. prefereert het woord GELOOFSGEMEENSCHAP. Daarin ligt de mystieke unie, die niet met Jezus, doch met Christus contact heeft. Het ambt komt zo naar voren, en door het woord geloof wordt alle verbinding met de mystiek afgesneden. Wij moeten ook in de kerk duidelijk spreken, unio mystica is iets anders dan mystiek. De nadruk ligt hier op unie en mystica is slechts adjectief. Mystiek leert een aparte kennisweg en daar gaat ons grote bezwaar tegen. Wij moeten gaan langs de gewone Woorden kerkweg.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken