Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bovenschriftuurlijke binding - een nieuw gevaar (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bovenschriftuurlijke  binding - een nieuw gevaar
Afbeelding van Bovenschriftuurlijke  binding - een nieuw gevaarToon afbeelding van titelpagina van Bovenschriftuurlijke binding - een nieuw gevaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bovenschriftuurlijke binding - een nieuw gevaar

(1951)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

§ 25. ‘Schijnbaar’?

We zagen, dat de nieuwe amerikaansche ‘verklaring’ verbieden wil, te leeren, dat de belofte ‘geldt’ voor allen. Coll. Hoeksema schreef, dat menschen, die met de ‘zending’ zijner kerken in contact gekomen waren, en het zóó uitdrukken, (slechts) schijnbaar gewillig waren om de verwerping der algemeene genade te onderschrijven.

‘Schijnbaar’.

Als coll. Hoeksema gelijk heeft, staan ook wijzelf door dit ‘schijnbaar’ schaakmat gezet. Wij wijzen immers met hem af de leerpunten van Kalamazoo, gelijk hij ze zich voorgelegd zag, en toen afwees. En wij zeggen eveneens (op ònze manier, en met ònze opvatting van het woord ‘gelden’) mèt de menschen, die zijn ‘zendelingen’ hebben ontmoet: de belofte geldt voor allen, die gedoopt zijn (in een wettige kerk). Ook wij zijn dus slechts ‘schijnbaar’ bereid gebleken, de verwerping van die algemeene-genade-leerpunten van Kalamazoo te onderschrijven?

Mogen we coll. Hoeksema gerust stellen? Wij gelooven, dat onze afwijzing van de gemeene-gratie-punten die hij afwees, door ons consequent wordt doorgetrokken. Geen ‘schijnbaar’, s.v.p. En als wij daarnaast - rustig - zeggen: de belofte ‘geldt’ voor

[pagina 41]
[p. 41]

allen (de belofte n.l. die voor ons met den eisch onafscheidelijk verbonden is), dan strijdt dat niet met onze afwijzing van die ‘punten’. Zoo iets kan reeds daarom niet door ons worden toegegeven, omdat we gelooven, dat ook coll. Hoeksema, als het erop aankomt, en als het woord ‘gelden’ maar zijn juiste beteekenis krijgt, zélf leert: ‘de belofte geldt voor allen’.

We zullen dit woord terugnemen, zoodra hij vierkant verklaart: mijn prééken in mijn kerk gelden niet voor alle hoorders. Daar zouden dan die hoorders minstens even vreemd van opkijken als ik. Ik geloof nog niet, dat coll. Hoeksema dit van zijn eigen preeken zou zeggen.

Maar dan moeten we verder; we moeten uit den terminologischen warwinkel uit. Is in zijn preeken de belofte (met eisch verbonden) niét de hoofdzaak? Hij zal toch in de preek geen dogmatische verhandelingen geven, doch de hoorders willen leggen onder de rechtsklemmen, de klemmen van het met gezag verkondigde Woord, in de bediening der sleutelmacht?

We hebben, als we ons wel herinneren, coll. Hoeksema wel eens hooren zeggen, dat de kerk de belofte, of het verbond, of den doop, aan allen gelijkelijk bedient.

Nu, dat doet de kerk niet op eigen naam, of op eigen gezag. Dat doet ze namens God, in Zijn opdracht. Dat doet door de kerk Hij zelf dus. Ik noem dat: een bedienen van de belofte(-met-eisch) aan allen. Namens God. Ik durf niet zeggen, dat die bediening niet voor allen ‘geldt’, want dan wordt mijn preek een doodgewone lezing. Maar de catechismus zegt, dat ze ontsluiting en toesluiting is, een ambtelijke, geldende daad. De preek is dat, door de bediening van het Woord. En het Woord is woord-der-genáde; de bediening is bediening-der-verzóening. Juist omdat ze dit is, heeft ze te zwaarder dreigingen aan wie op zóó gróóte genáde weigeren acht te geven. In dat ééne, ondeelbare geheel ‘geldt’ de preek voor állen. God laat zich niet bespotten, en spot ook niet met ons (Calvijn). Als coll. Hoeksema nederlandsche of andere menschen ontmoet heeft, die de belofte van den eisch scheiden, ja, dán wordt de zaak anders. Maar dan zijn die menschen vast en zeker niet door ónze school heengegaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken