Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christelijke religie (1949)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christelijke religie
Afbeelding van Christelijke religieToon afbeelding van titelpagina van Christelijke religie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christelijke religie

(1949)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Artikel 21.
De satisfactione Christi pro peccatis nostris.

Aan het slot van dit artikel wordt Hebr. 10:14 geciteerd.

Consummatus is de vertaling van teleios= ‘volmaakt’. Dit woord betekent niet vlekkeloos, maar het houdt in, dat we moeten komen tot de grens (telos), tot de akmè (hoogtepunt) van ons vermogen, dat we onder hoogspanning moeten staan.

iureiurando constitutum: De middelaar wordt geconstitueerd tot Hogepriester met een eed (Ps. 110:4): God spreekt hier zo sterk, omdat wij in onze zwakheid altijd luidsprekers nodig hebben;

Hijzelf heeft echter geen eed nodig. Constitutie van den Middelaar is een term, die aangeeft, dat de Zoon reeds van eeuwigheid is aangesteld, dus maar niet eigenwillig, maar door aanwijzing Gods (cf. Zondag 12 H.C.).

Het ambt wordt aan Christus gegeven. Dit houdt altijd in: a. verordinering (aanstelling), b. zalving (bekwaammaking).

[pagina 34]
[p. 34]

Secundum ordinem Melchisedech (Gen. 14, Hebr. 7). Zie voorts de uitstekende dissertatie hierover van Dr. Kroeze, die promoveerde bij Prof. de Groot te Utrecht.

In Hebr. 7 staat, dat Melchizedek was apatoor kai amètoor, zonder vader en zonder moeder. Hij kwam a.h.w. uit de lucht vallen. Velen nemen dit letterlijk. In dat geval is Melchizedek, wat het miraculeuze betreft, nog hoger dan Christus, Die nog een moeder had. Maar het is onzin, om het zo op te vatten. Het betekent eenvoudig, dat hij in zijnambt zonder vader en moeder was. Prins Willem I was in dien zin apatoor in ons land.

Vooral het koning- en priesterambt was over het algemeen gebonden aan de familie. Hier is sprake van een tegenstelling tussen Melchizedek en Levi. Bij de stam van Levi krijgen de priesters autoriteit uit de geboorte uit de familie. Zo is het ook bij het koningschap in Davids geslacht.

Melchizedek is echter een priesterkoning, die zo maar ineens opkomt, die niet in verband staat met de Kerk, de familie van Abraham, en die ook niet uit zijn familie autoriteit heeft verkregen. Hij is singulis, op zichzelf staande, niet afhankelijk van genealogie.

Dit komt ook naar voren bij Jezus Christus. Deze is in Zijn ambt ook niet afhankelijk van de genealogie, maar komt van boven en van buiten af: anoothen kai exoothen, uit een bijzondere missie van God. Daarom is Hij Hogepriester naar de ordening van Melchizedek. Hij krijgt Zijn ambt niet van een voorganger, en hij draagt het niet over; het is einmalig, singulis. Hij had geen ambtelijke vader en geen ambtelijke moeder. Ook Zijn ambt heeft geen begin en geen einde. Koningin Juliana had een ambtelijk ‘begin der dagen’. Maar bij Melchizedek was er geen wet, die een begin en een einde aangaf. Ook daarin is hij in zijn ambt aan Christus gelijkvormig geweest.

Nu wordt ook het geven van de tienden duidelijk. Levi mag tienden eisen van het volk. Abraham heeft ze aan Melchizedek gegeven. Als je geeft, ben je de mindere; als je belasting int, ben je de meerdere. Zo ook met het priesterschap: Het volk is ambtelijk de mindere, de hierarch ontvangt betaling, is de meerdere.

En als Abraham nu, die toch een vorst was, betaald heeft aan Melchizedek, een priester, die niet eens tot zijn familie behoorde, een priester, die daar in Salem in een isolement stond, dan zegt hij: Ik ben de mindere van Melchizedek. En Levi was besloten in de lendenen van Abraham; dus Levi betaalde ook. Abraham met zijn gehele familie heeft daar eigenlijk geknield gelegen voor Melchizedek en is daarom met heel zijn geslacht diens mindere. Daarom is Christus Priester van een hogere orde.

Wij mogen deze redenering niet overbrengen op onze private handelingen.

Uit private handelingen kan men geen norm ontlenen voor andere private handelingen. Maar als Abraham ambtelijk knielt, dan kan dat wel. In dezen zin mag wel de Heilige Geest schrijven, maar niet wij met ons ellendige allegoriseren.

Dezelfde Geest, Die Abraham, den vader aller gelovigen, deed knielen op ambtelijke wijze, zegt hier de uitlegging der historie, die Hij Zelf gemaakt heeft.

De Roomsen beweren, dat Melchizedek, die brood en wijn voor bracht (Gen. 14:18) de eerste ontwerper van de Mis was. Hij zou hier als priester brood en wijn offeren. Dit is gruwelijke willekeur van exegese! Melchizedek ontvangt hier Abraham als vorst; er vindt plaats een ‘receptie ten hove’!

Wanneer in dit artikel staat: Qui se nostro nomine coram Patre stitit, dan betekent dit, dat Christus' Priesterschap inhoudt, dat Hij voor het forum van God en de Wet het offer heeft gebracht. Zijn dood was dus niet maar een noodlot, of een martelaarsdood, maar een prosphora en thusia, een zelf gebracht offer.

[pagina 35]
[p. 35]

We moeten op dit punt ons goed herinneren de strijd met de Socinianen, die beweerden, dat in Christus' dood hier op aarde geen bediening, maar voorbereiding van Zijn Priesterschap was. Want, zo zeggen ze, Hij begon pas Priester te worden in den Hemel. Eerst in de Hemelvaart wordt Christus Priester, Priester door Zijn voorbidding nl. Zo wordt geredeneerd, omdat in den Hemel geen bloed meer wordt geofferd, en men de voorbidding als de enige priesterlijke arbeid wil zien; hier vindt men een ondermijning van de zgn. bloedtheologie.

Wie zo spreekt, moet zich ook uitspreken over de offers van Israël onder het Oude Testament.

Waren die offers schaduwen, praefiguraties van Christus' offer, ja of neen?

Wij zeggen: Zij tekenen reeds vooraf het offer van Golgotha. De Socinianen daarentegen zeggen: Wel neen, zo erg was het niet; alleen het offer op Grote Verzoendag was afschaduwing van Christus' Priesterwerk. Dat offer is beeld van Christus, Die den Hemel binnengaat, Die als de Hogepriester het Heilige der Heiligen ingaat. Dat is dus het enige, wat van Christus' Priesterschap getuigt; de rest wordt door de Socinianen ontkracht.

Christus werd volgens hen bij de Hemelvaart Priester, eerder niet.

Wij moeten tegenover deze leer ons eigen getuigenis, dat Hij juist op aarde Priester was, blijven belijden.

Daarom wordt wel gezegd: Christus was tegelijkertijd Priester, altaar en offer. Ook altaar, want een altaar is een ding, dat de offerande heiligt. Maar Christus was de Enige, Die de offerande, dat is Zichzelf, kòn heiligen. Hij heeft Zich als offer geheiligd. Wanneer de Roomsen beweren, dat in het mis-offer nog dagelijks Christus' offer nodig is en ook wordt gebracht, dan antwoorden we: Neen, het offer van Christus is onherhaalbaar, en daarom enig in betekenis. Hebr. 9 en 10 spreken dit duidelijk uit.

Het offer van Christus noemen we een hilasmos of hilastèrion (zoenoffer, zoenmiddel).

Het Nieuwe Testament kent de woorden hilasmos en katallagè. Katallagè (Rom. 5:11, 11:15, 2 Cor. 5:18,19 e.a.p.) is verzoening, waarbij het gaat om het begripsmatig effect van twee partijen, die twist hadden en verzoend werden, afgezien van de vraag op welke grond die verzoening plaats had. De grond voor de verzoening ligt dus niet in de term katallagè.

Hilasmos (Rom. 3:25; 1 Joh. 2:2, 4:10) is daarom een mooiere term, omdat die de grond aangeeft: verzoening door voldoening.

Zonder bloedstorting is er geen vergeving, zo ook: zonder hilasmos geen katallagè.

Vandaar, dat Christus genoemd wordt: katara (Gal. 3:13) en hamartia (2 Cor. 5:21). Dit betekent, dat Hij de vloek gedragen heeft voor ons. ‘Hij is vloek voor ons geworden’ en als zonde behandeld. ‘Hij is zonde voor ons gemaakt’ door de toerekening (imputatie) van onze zonde en vloek aan Hem.

De imputatie vraagt in principe niet naar een zedelijke toestand, maar forensisch (gerechtelijk, afgeleid van forum=rechtsplaats) naar het recht van hem, die bedoeld wordt.

Wanneer het gaat voor ons, in ons belang, zijn er in het Nieuwe Testament drie praeposities:

1.huper hèmoon: voor ons= in ons voordeel.
2.di' hèmas: voor ons=terwille van ons: het lag eenmaal vast in Gods Raadsbesluit; het moest gebeuren.
3.anti {problem} hèmoon: voor ons= in onze plaats.

Natuurlijk moeten we goed begrijpen, dat het Priesterwerk van Christus niet opgaat in het brengen van Zijn offer alleen.

De verzoening was Zijn last in heel Zijn bestaan, heel Zijn leven. Daarom

[pagina 36]
[p. 36]

is er de oboedientia activa en de obeidientia passiva.

Ook als Hij preekte en de mensen waarschuwde en als Hij gehoorzaam was, werkte Hij aan de verzoening.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken