Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christus en cultuur (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christus en cultuur
Afbeelding van Christus en cultuurToon afbeelding van titelpagina van Christus en cultuur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christus en cultuur

(1948)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

§ 15.

In de bediening van dit ambt toch, waartoe Hij geroepen is, en ook volmaakt bekwaam, overkomt nu aan de corrupte wereld weer het mirakel van de verschijning van den gaven, schoonen, oorspronkelijken, of, wil men: ‘idealen’ mensch. Zoolang Hij in vernedering is, is die gaafheid, die ongereptheid, alleen maar in verberging te zien. Zij is dan het decorum, gelegen in een zuivere, onzondige menschelijke natuur, die op Gods actueele spreken steeds wetsgetrouw respondeert. Alleen mist zij dan nog haar belooning, die ook naar de buitenzijde Hem verheerlijkt, Zijn menschelijke natuur de onsterfelijkheid gevende. Die ook ópenlijk Hem verheerlijkende belooning komt Hem toe in zijn verhooging: een Koning in-Zijn-schoonheid is Hij nu geworden. Psalm 110:3 vervult zich steeds in Hem: en menig cultuurfilosoof zou graag die móóie woorden hebben willen schrijven, zoodra hij ze had verstaan.

De gave mensch, is die een gáve, een geschènk? Ja. Want a) Christus is het zelf, staande onder ons; waarom Hij dan ook zeggen kan: het Koninkrijk Gods is ‘binnen u’ d.w.z.: midden onder u. Geen oogenblik is deze schoone mensch met den rug naar de anderen gaan staan. En niet alleen dit: b) Hij schèpt ook (door de almacht van den Hem gegeven Geest) den in beginsel weder gaven mensch, vrucht van scheppend wederbaren.

Dit te gelooven brengt zijn consequenties.

ad a) Omdat n.l. cultuur-praestatie tot de opdrachten van

[pagina 47]
[p. 47]

den mensch behoort, en omdat niemand handelen kan zònder dat die handeling op een of andere manier cultureele beteekenis heeft, daarom is Christus, de zondelooze, de eenige, die volkomen zuiver op het cultuurleven ingewerkt heeft, en inwerkt. De eenige, althans onder de mènschen-van-na-den-val. Wie omspant de volheid van gedachten, ook cultuurgedachten, die in het dogma van de kerk besloten liggen, wanneer zij Christus ziet en predikt als mensch-zonder-zonde? Als zondelooze respondeert Hij, in woord en daad, steeds geheel ‘ad rem’ op elke situatie, waarin de Geest Hem uitstoot, opdat Hij tweeden Adam zich betoone, en dat in een wereld, die in cultureel opzicht van die van den eersten Adam wel zeer ver verwijderd is. Wat is directer cultuurdaad, dan op cultureele situaties en complicaties volledig èn zuiver en fundamenteel en naar den oorsprongsregel reageeren? En in dit alles is Hij niet ‘een’ mensch, doch Zoon des menschen. Dat is te zeggen: Hij is voor een, ook in cultureelen zin, den afgrond zoekende wereld meer dan een lichtpunt, een lichtstreep; Hij is zòn der gerechtigheid, ook in dezen. ‘Zon’ is niet maar licht -, doch ook krachtbron. Als Logos-Middelaar-Borg is Hij de hypostase, de soliede draaggrond, oergrond, vervuller, redder, cultuur-vernieuwer. Een cultuurteeken, dat daarom weersproken wordt.

ad b) En doordat Hij, als Messias, reeds vóór Zijn verschijning onder den naam van Jezus, en daarna, dus àlle eeuwen door, optreedt krachtens Zijn in het midden der geschiedenis te verwerven of reeds verworven recht in de wereld, met Zijn verlossende kracht, daarom máákt Hij ook weer menschen zóó, als ze er ‘in den beginne’ waren: menschen Gods. Hij stelt te midden van een ‘krom en verdraaid geslacht’ weer typen van het in beginsel zuivere menschenslag. Nog niet volkomen zijn ze; maar in beginsel zijn zij er toch weer. Zij zijn er van het oogenblik af aan, waarop Adam zich in geloof bukt onder het Woord der eerste evangelische belofte; en zij komen, en nemen toe, en worden ‘die

[pagina 48]
[p. 48]

schare welke niemand tellen kan’, de schare van de heiligge-maakten Gods in Christus door den Geest. Hun heir neemt toe, en blijft het welgetelde, tot aan den jongsten dag.

In deze bediening van Zijn eigen ambt, en in de formatie van de met Hem gezalfden (‘christenen’), voltrekt zich derhalve niet minder dan een goddelijke actie (een uitgaande actie van Vader, Zoon en Geest) tot verovering, door den Christus Gods, van de wereld voor God. ‘De aarde is des Heeren en haar volheid’. De verovering is herovering: het eigendom wordt, zoover het er toe van eeuwigheid aangenomen is, tot den Eigenaar teruggebracht in rechte verhouding. Christus verbindt de aanvangen der wereld met het einde, de oergeschiedenis aan de eindgeschiedenis, de eerste dingen aan de uiterste, de alfa aan de omega, het abc van Gods kracht-dadig legislatieve spreken in 't begin aan het xyz van Zijn wederom kracht-dadig evangelische spreken in het eind der dagen. Want Gods legislatieve spreken in den aanvang dezer wereld (tot den ongerepten Adam) was een spreken in en uit het verbond: regeling der wederkeerigheidsrelatie tusschen God en mensch, in belofte en in eisch. Dat verbondsstatuut met zijn ordeningen moest toen de wereld van het begin tot het eind leiden. En nu, na de bondsbreuk van den eersten Adam, de tweede den verbondsweg weer opgaat en herstelt, nu komt het einde tòch in vrede nog, maar de vrede is pax Christi, of anders geen. Zóó consummeert de Christus al wat in de wereld is: het wereldlijke, en het kerkelijke; het slangenzaad en het vrouwenzaad; engelenkracht en demonengeweld. Hij is vóór ons uit en daarna met ons mee teruggegaan tot de aanvangen van Gods schepping; las daar van de wetstafels de werk-regels af, die God gesteld had, in den beginne, aan den mensch Gods. Hij las ook dézen puren arbeidsregel van de wetstafel af: dat elk geschapen werkman Gods alle ‘talenten’, door God aan Zijn werklieden in den scheppingsmorgen uitgereikt, in de historie der geschapen wereld zóó in

[pagina 49]
[p. 49]

zich zelf moest naspeuren en alzoo leeren gebruiken, dat ten slotte uit de wereld, door productiefmaking der in de wereld gelegde, en daarna door den speurenden mensch te ontdekken en in hun ‘aard’ te respecteeren ‘mogelijkheden’, alles gehaald zou worden wat er in zit. Alle talenten, die de Heer der knechten aan die knechten gaf, moesten even zoovele in 't eind gewonnen hebben in den avondstond, als er waren uitgedeeld in den ochtendstond. En alle mogelijkheden, in den kosmos verborgen, dienden te worden nagespeurd, ontdekt, conform de geopenbaarde wet geactualiseerd, en aan den opbouw van het geheel dienstbaar gesteld te worden volgens de van den aanvang af gestelde rangordening der afzonderlijke schepselen. Als de persoonlijke mensch (daarin gesecondeerd door den anderen geschapen persoonlijken ambtsdrager, den engel) nu zijn ‘munus’ (ambt) zóó zou bedienen, dan zou, naar een zegswijs der nederlandsche confessie, elk niet-persoonlijk creatuur, en óók de creatuur mensch (en engel) zelf, zijn ‘officium’ (dienst) weer gaan vervullen. Dat is, zoo men wil, theocratische ordening aller dingen.

Niet minder dan dit is het, wat de Christus vond geschreven op de dagorder, die God grifte in het hart van den cultuurmensch van 't begin, den schoonen mensch in den schoonen hof, zonder schoone poort: die hof was ópen toen.

Het heeft Hem zóó gegrepen, wat Hij daar las, en zóó beheerscht, dat Hij - bij voorbeeld - de gelijkenis der talenten, waarin dit abc weer wordt te lezen gegeven (want reformeeren is: den menschen 't abc weer leeren) uitgesproken heeft, blijkens de synoptische evangeliën, als de laatste vóór Zijn ambtelijken lijdens- en opstandings-gang. De laatste vóór het doorbreken van Zijn ‘duizendjarig’ Rijk. Het heeft Hem zóó gegrepen, dat Hij in Zijn laatste groote kerkgebed, ‘opgezonden’ in de dagen Zijner vernedering, den Vader heeft gezegd: Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den booze. Dat Gij hen

[pagina 50]
[p. 50]

dáár bewaart, niet in hun klooster, dat een refugium der eigenwilligheid, een refectorium der vermoeidheid wordt, althans, wanneer het geen open venster en geen open deur naar de wereld heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken