Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Christus en cultuur (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Christus en cultuur
Afbeelding van Christus en cultuurToon afbeelding van titelpagina van Christus en cultuur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.60 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Christus en cultuur

(1948)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

§ 23.

De eerste is, dat het, strikt genomen, dus feitelijk onjuist is, te spreken van ‘de’ cultuur. Zulk spreken werkt met een imaginaire grootheid. Althans, voorzoover daarmee bedoeld zou zijn te suggereeren, dat er een eenheid van cultuurstreven is. Die is er óók niet ‘transcendentaal’. Er is geen ‘reine’ Vernunft, geen ‘reine Verstand überhaupt’, en ook geene ‘reine Kultur’. Er is één natuur, maar er is meer dan één natuur-gebruik of natuur-bewerking. Het willen is den mensch ingeschapen, ook het cultureele willen; het behoort tot de natuur. Maar het cultureele streven is meer dan willen: daar zit doelstelling op langen termijn en op langen afstand in. En bij dat punt aangeland, stuiten we weer op de antithese en op den vloek, die over alle zonde komt. Den vloek der verbrokkeling, der verstrooiing. Nòg droomt de wereld van een toren van Babel, en nòg wordt op dat groote karwei de spraak verward. Het gebeurt niet meer zoo opvallend als bij den eersten Babelstoren, het gaat langs lijnen van geleidelijkheid. Nooit is de straf zoo hevig, de vloek zoo immens, als wanneer het zóó toegaat. Er is een in beginsel weer ‘einheitlich’ cultureel produceeren, uit Gods Geest geboren; maar omdat de ongeloovige, die groote sectarist, zich daarvan afkeert, terwijl hij toch meer en meer op de

[pagina 90]
[p. 90]

toegangswegen tot het te bewerken cultuur-materiaal zijn schildwachten zet, die ieder weren, die het wachtwoord der zonde (straks den naam van het beest) niet noemen kan of wil, daarom zal die uit geloof gebouwde cultuur al kleiner rayons beslaan. Ze is einheitlich, maar van het materiaal, dat den cultuurdrang ‘gelegenheid’ geeft, beslaat ze niet meer dan fragmenten: de wereld der ongeloovige schismatici (zonde is schismatiek) wil niet anders. Daartegenover staat, dat die schismatieke ‘wereld’ zelf, al verovert zij ook langzamerhand alle toegangspoorten tot de natuurlijke bronnen, tot het te bearbeiden materiaal en de reeds gevonden cultuurmiddelen, vanwege haar zondigen aard, en de daaraan inhaerente gemeenschaps-verstoring, op haar straks bijna universeele cultuurterrein niet meer dan cultuurfragmenten levert. Bij de geloovigen: eenheid van werk, maar slechts fragmenten van de werkplaatsen. Bij de ongeloovigen: eenheid van werkplaats, maar slechts fragmenten in het werk. Fragmenten, torso's, exponenten van de divergeerende strevingen en tendenzen, welke niet uit God zijn, elkander tegenspreken, zichzelf opheffen, en nimmer tot een eenheid zich zullen kunnen consolideeren. Want de opgelegde eenheid van den totalitairen antichristelijken staat zal slechts kort duren; anders zou ook deze schijneenheid weer uiteenvallen.

Wij zagen het, deels met schaamte: de cultuur, die naar God is, komt aan dezen kant van den oordeelsdag óók niet af. Voorzoover dat aan de algemeene wet der reeds besproken krachtenretardatie, der weerhouding, der beteugeling ligt, maakt het ons klein: we zijn maar menschen van een dag, en hangen af van het ‘klimaat’, waaronder wij geboren worden. Voorzoover het ligt aan den roof, dien ‘de wereld’ op ons pleegt, als zij ons het ‘terrein’ dat nog te ontginnen is, afstuurt, hebben we daarin Christus' kruis te dragen. Voorzoover het ligt aan ons aller zonde, die (we volgen nu de infralapsarische wijze van voorstelling) de geleidelijke ontwikkeling der eerst gegeven (cultuur) wereld van alfa tot omega gestoord

[pagina 91]
[p. 91]

heeft, en thans de scherp op en neergaande lijn in de curve der retardatie van beest en Geest onvermijdelijk maakt, hebben wij onze schuld in Adam te belijden en God te brengen. En voorzoover dit niet-gereed-komen meer direct individueel aan onze zonde ligt, en aan onze traagheid, aan ons onverstand, hebben we daarover boete te doen, en des te meer als christenen ons in te spannen tot een gezond, rijk, breed cultuurleven, zoolang 't nog kan. Want Christus stelt den plicht tot cultuur. In de cultuur niet mee doen, beteekent dienstweigering van Gods arbeiders. Het beteekent God niet in het Zijne dienen.

Aan den anderen kant hebben wij ook Gods regeering op te merken daarin, dat ‘de’ cultuur, die der geloovigen evenmin als die der ongeloovigen, niet af kàn komen, doordat God geen enkele kracht, óók niet de kracht van Christus en zijn Geest, zich volkomen laat ontplooien vóór de katastrophe van het jongste oordeel. ‘Weerhouding’ zeiden wij, is de wil van Christus, en de wet voor den antichrist, totdat Zijn ure voor de parousie gekomen is. Tegen een ‘wet’, een vaste ordening, vermag de kracht des menschen niets. Wij kunnen den stier niet tarten zóó, dat hij voor-tijdig in de arena komt. Wij kunnen Gods weerhoudende hand niet afweren: zwaar èn ver-lichtend, drùkkend, maar met de onbreekbare intentie Gods om alsnog ‘tijden der verkoeling’ ons te geven, hangt zij boven de wereld en haar gewoel. Maar vergeten wij het niet: deze wet werkt óók evangelisch: ze is christologisch. God laat de thermometers der cultuur nergens stukslaan door vóór-tijdige hitte, ook hierom niet, wijl Hij wacht op den jongsten uitverkorene, èn diens tegenvoeter, den jongsten verworpene. Beiden zullen nog moeten geboren worden in deze wereld; zij zullen den beschermenden dampkring nog om zich heen moeten hebben, die een plaats voor hen heeft, en zonder welken geen mensch ooit wèrken kan. Ze zullen dien temperantie-dampkring, die den zonnegloed van den grooten verlossingstoorn nog tempert, moeten ingedompeld

[pagina 92]
[p. 92]

worden, om aan het uiterste puntje van de lange baan des tijds den raad Gods over zich te vervullen: elkaar bekampende op leven en dood, de een gewapend, ongewapend de ander, ieder luisterend naar een ander kommando. Is in dat sparen, dat niet-scheuren van den dampkring niet een vervaarlijke toorn, naast verwonderende genade? Als een atmosferische druk ligt de weerhoudende kracht op het wereldleven; en niet eerder zal het evenwicht verbroken worden, en de dampkring scheuren, eer die twee laatsten den loop geeindigd hebben. Dàn mogen allen die uit den tweeden Adam zijn, voor eeuwig de vruchten der cultureele worsteling zich nemen, zoover Gods nieuwe wereld er plaats voor inruimen wil; dàn zullen zij de verzadigings-wereld ingaan, die juist als zoodanig wel cultuur-vruchten geniet, maar het cultuurstreven te boven kwam. Dàn, maar eerder niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken