§ 2. Analogiën bij ‘De Gereformeerde Kerken’ van 1942-1944.
Het doen der propagandaredenen der jongste ‘synodes’ van het instituut van ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ (‘in synodaal verband’) herinnert in meer dan één opzicht aan dit pleisteren met looze kalk.
Deze ‘synodes’ deden uitspraken aangaande ‘punten der leer’. En verklaarden ze bindend te zijn. Dat is, o.a.: ze maakten er een sjibboleth van bij de toelating tot den kansel. Ze weerden candidaten, die de binding aan die uitspraken niet konden aanvaarden; ze zetten ambtsdragers af, die niet in staat verklaarden te wezen, daarmee in volle overeenstemming te leeren; ze plaatsten zich met een ‘zóó zegt de Heere’ vóór die uitspraken, en zeiden daarmee: het zijn geen denk-inhouden van menschen, maar spreek-inhouden van God.
Maar zie, nauwelijks komt er een scheur in hun wand; nauwelijks komen er candidaten, predikanten, hoogleeraren, kerkleden van allerlei snit, die in wassend getal zich van die als onschriftuurlijk, en kerkrechtelijk als daden van wanbestuur te qualificeeren besluiten vrijmaken; en nauwelijks komen er kerkeraden, die - daarin het eigen op schrift gestelde advies van deze synodale herauten volgende - het eens vrijwillig aangegane kerkverband opzeggen, dat door trouwbreuk zoo bedroevend sectarisch werd, of ze grijpen naar hun voorraad looze kalk.
‘Bij ons is niets veranderd’, zoo roepen ze.
‘Ge moogt het kerkverband niet verlaten; ons advies, om in geval van gewetensconflict het wel te doen, moet ge niet opvolgen, en ge moet ons ook niet daaraan herinneren’, zoo vervolgen ze. En toch hadden ze dat advies als goddelijken rechtsregel, ter zake van art. 31 K.O., officiëel ingeleid (tegenover een hoogleeraar van haar zelf) met het: zóó zegt de Heere (zie K.C.v. Spronsen, De Waarheid luistert nauw).
‘Kerkscheuring’! zoo klinkt hun requisitoir tegen wie hun eigen synodaal advies volgden en ernst er mee maakten.
Hoewel ze openlijk vertellen, en ook schrijven, dat een door hen van een preekstoel gestooten candidaat afwijkt van de belijdenis (die ze zelf niet verstaan), laten ze het uit de Acta weg: ze schamen zich, maar bekeeren zich niet.
Hoewel ze dezen candidaat, die de in een publieke ‘Stelling’ der oude ‘A’-groep (uit 1905) beleden waarheid tegenover hen handhaaft, deswege uitbannen, roepen ze: we doen niets tegen ‘oud A’.
Hoewel ze hun uitspraken in den Naam des Heeren hebben aangediend en ook gehanteerd als spreek-inhouden van den God der Waarheid, weigeren zij degenen, die zij uit hoofde van verzet tegen die uitspraken uitbanden, en die zij met behulp van den daarmee geschapen hefboom uit hun kerk weg-manipuleerden, te schorsen en af te zetten wegens valsche-leer en ketterij.
Hun vonnis luidde steevast: ordeverstoring (zooals in 1834 en 1886 de Hervormde Synode het óók formuleerde).
En een brochurenstroom laten ze over den kerkakker loopen, waarin ze onophoudelijk verzekeren: we zullen U zeggen, waar het om gaat - terwijl ze de fijne puntjes, waar het werkelijk om gaat, in den mist laten. Allemaal, stuk voor stuk.
Zoo blijft hun muur staan.
De looze kalk der zakelijke misleiding, immers der camouflage, is er overheen gepleisterd.
En dr. J. Ridderbos doet daaraan mee.
* * *
Dat is het, wat deze brochure zal trachten aan te toonen.