Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'Ons aller moeder' anno domini 1935 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'Ons aller moeder' anno domini 1935
Afbeelding van 'Ons aller moeder' anno domini 1935Toon afbeelding van titelpagina van 'Ons aller moeder' anno domini 1935

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

Scans (4.85 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'Ons aller moeder' anno domini 1935

(1935)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

§ 6. Scheidbrief en verbond.

Onze voorgaande paragraaf heeft ons terecht doen komen bij het in eersten aanloop eenigszins paradoxaal schijnende feit, dat Jesaja vraagt: ‘waar is de scheidbrief, dien Ik gegeven heb, Ik, de Heere?’ terwijl daarentegen (?) Jeremia zonder eenige aarzeling uitspreekt, dat de Heere wel degelijk aan het tienstammenrijk den scheidbrief heeft gegeven.

Zijn deze uitspraken tegenstrijdig?

O neen, dat allerminst.

Zij bewijzen alleen maar, dat men met, het scheidbriefmotief (of moeten wij misschien zeggen: het scheidbriefquietief?) uiterst voorzichtig moet zijn.

Beginnen we eens met Jeremia. Prof. Dr G.Ch. Aalders, in zijn bespreking van den geciteerden tekst (Korte Verklaring H.S., Kampen, Kok) merkt op, dat de profeet het gedrag van Israël - d.w.z. het tienstammenrijk - heeft aangeduid ‘in het beeld van echtelijke ontrouw, doelende op den afgodischen en onwettigen eeredienst’.... ‘De van haar echtgenoot weggeloopen overspelige vrouw wordt uitgenoodigd tot hem terug te keeren, maar daarin ligt tevens de gedachte der bekeering van Israël tot zijn God’. Maar dat de Heere ‘Afkeerigheid-Israël’ ‘om haar echtbreuk verstooten en haar haren scheidbrief gegeven had’ wordt uitdrukkelijk geconstateerd. Prof. Aalders merkt ter nadere bevestiging van die gedachte dan ook nog even op, dat waarschijnlijk de tekst opzettelijk den ‘notariëelen stijl der scheidbrieven’ volgt. Het beeld is dus wel zeer konkreet bedoeld. En nu wordt aan het twee-stammenrijk met opzet deze uitreiking, vanwege Jahwe, van den scheid-

[pagina 34]
[p. 34]

brief aan Israël, het tien-stammenrijk ter waarschuwing voorgehouden.

Strijdt dit nu met wat Jesaja zegt?

Allerminst.

Want Jesaja wijst er op, dat het volk Israël - nu in zijn geheel genomen - weliswaar ‘verkocht en verstooten is’ (Prof. Dr J. Ridderbos, a.w. op Jesaja), maar dat dit gebeurd is ‘om zijn zonden. Dus is de hoofdgedachte deze, dat het verstooten en verkoopen niet van den Heere is uitgegaan. Het beeld van den scheidbrief doet daarnaast ook uitkomen, dat de band tusschen den Heere en Israël niet geheel is doorgesneden’ (Ridderbos). De Heere heeft zijnerzijds ‘geen scheidbrief (een bewijs van formeele scheiding) gegeven, om haar daarmee te verstooten’ (idem).

Hoe weinig men hier dus het recht heeft, zich van dezen overbekenden tekst te bedienen, om dan te ontkennen, dat er een heusche scheidbrief is, en hoe lichtvaardig dus uit een oogpunt van rustige Schriftlezing zulk tekstgebruik is, blijkt wel uit het vervolg bij Jesaja.

Gewoonlijk toch wordt uit den scheid-brief-tekst van Jesaja afgeleid: er is geen scheidbrief, - en daarmee uit.

En, o zeker, wanneer men de profetie van Jesaja op zich zelf beschouwt, als men dus dezen tekst uit zijn verband knipt, en zoo, geisoleerd, hem leest, kan men er uit ‘concludeeren’, dat de scheidbrief (als bewijs van formeele scheiding) niet gegeven is. Maar daar staat tegenover, dat onze opmerking van zooeven niet die van den gestrengen exegeet van Jesaja alleen wil zijn. We hebben slechts bedoeld, Schrift met Schrift te vergelijken. En dan hebben wij ongetwijfeld recht voor onze op grond van samenvoeging van Jeremia en Jesaja verkregen ‘dogmatische exegese’. Want alles wordt door de vraag beslist, hoe Jesaja het volk, dat hij toespreekt, dat hij verkocht en verstooten ziet, ‘beschouwde’. Welnu, onverschillig hoe men over het auteurschap van Jesaja 40-66 moge denken: ieder is het er over eens, dat hij het volk ‘ziet’ als in ballingschap. Daarop komt hier alles aan. Het in-ballingschap-zijn heet bij Jeremia een ontvangen hebben van den

[pagina 35]
[p. 35]

scheidbrief. En zoo komt voor wie beide gegevens samenvat, de conclusie zich vanzelf opdringen: dat n.l. officieel geregistreerd is door den ‘man’ de acte van de verlating, die van de zijde der vrouw uitging. Van haar acte neemt hij nu acte (dit is het, wat wij straks aanduiden als ‘geestelijke verlating’), zoodat hij kan blijven zeggen: ik heb mijnerzijds u niet een scheidbrief gegeven, noch aan mijn schuldeischers u verkocht (Jesaja), en toch óók zeggen kan: de scheiding is er (Jeremia). Beide profeten echter roepen op tot bekeering, en zien deze als beëindiging van den toestand der verstootenheid, die door een scheidbrief is afgebeeld.

Wie zulk een samenvatting van de gegevens van Jesaja en Jeremia niet zou aanvaarden, zou moeten concludeeren: Jeremia bewijst, dat het tien-stammenrijk definitief (met een officieelen scheidbrief) was verstooten, zulks dan in tegenstelling met het twee-stammenrijk, waarover Jesaja sprak. Maar wie durft dat beweren? Als het waar was, hadden Christus en de apostelen zwaar gezondigd, door zich eerst tot de schapen óók van de tien stammen te wenden.

Trouwens, Jesaja spreekt nog onder een ander beeld, een tweede, van de verhouding tusschen Jahwe en zijn volk. Let nu eens even op dat tweede beeld; en ge voelt onmiddellijk het onhoudbare van de hierboven afgewezen redeneering. Immers, dadelijk daarop volgt bij Jesaja de vraag, en dat nog wel in hetzelfde vers (50:1): ‘wie is de schuldeischer van Mij, aan wien Ik u verkocht heb?’

Men zou, weer op den klank afgaande, dus, indien de leidsche redenaars gelijk hadden, in hun betoogtrant blijvende, eveneens moeten concludeeren: het volk is dus niet verkocht. Maar dat het wel degelijk verkocht is, blijkt nog in hetzelfde vers: ‘Zie, om uwe misdrijven zijt gij verkocht’. Dat is toch wel duidelijk.

En, als om alles af te doen, en heel dezen redeneergang voorgoed te breken, wordt er dadelijk - en hier wordt dan weer het scheidbriefmotief opgenomen - aan toegevoegd: ‘om uw overtredingen is uw moeder verstooten’.

Verkoopen en verstooten zijn beide een feit; gelijk van alle verkoopen een koop-acte opgemaakt wordt, zoo ook van alle verstooting. Alleen maar: de verkochte kan

[pagina 36]
[p. 36]

teruggekocht, de verstootenene weer aangenomen worden, de weg daartoe is: verbondsgehóórzaamheid.

Neen, wij verloopen ons niet in beteekenislooze détails, als wij op deze exegetische kwestie even attendeeren. Want de jesajaansche scheidbrief-tekst komt telkens weer terug als steunsel voor hervormd-kerkelijk-apologetische redenen. Wij kunnen daarom de vraag niet terugdringen: heeft nu nooit een van de vele zóó sprekende redenaars en apologeten en debaters dat bekende vers, Jesaja 50:1, in zijn geheel ingedacht? Telkens wordt alléén maar het eerste gedeelte aangehaald. En altijd gebeurt het dan in denzelfden zin, als waarin de eerste spreker van den leidschen radioavond het doet: ‘God toont dag aan dag haar (d.w.z. de Hervormde Kerk) niet verlaten te hebben’. Onmiddellijk volgt er dan op: maar als God haar niet verlaten heeft, dan mogen ook wij het niet doen. Wij willen nu geen woord verspillen aan de vraag, of deze probleemstelling, voor wat ‘ons’ betreft, juist is. Wij willen echter wel de sprekers aan hun woord houden. Indien zij zoomaar op de Hervormde Kerk van 1934 toepassen, wat van de ‘moeder’ van Jesaja 50:1 gezegd wordt, dan zeggen wij: uw eigen tekstgebruik verteert uw redeneering; want, niet een paar verzen verder op, maar in hetzelfde vers wordt gezegd: om uw overtredingen is uw moeder verstooten. De verstooting is niet definitief, maar wel feitelijk.

Zijn we het daarover eens, over en weer, dan hebben we veel gewonnen in de discussie. Dan toch loopt alles over de vraag: welke is de weg om de (niet definitieve) verstooting straks te zien wijken voor weder-aanneming? Dàn wordt het verbond niet tot een oorkussen der traagheid, doch tot den scherpsten prikkel ter bekeering.

‘Uw moeder is verstooten’, ook de Statenvertaling is hier in orde. En daarom is er - men vergunne ons, dat te zeggen - toch eigenlijk geen verontschuldiging voor dit herhaalde tekst-misbruik, dat het denken over het verbond niet scherpt, en daardoor den wil niet beweegt tot verbondsgehoorzaamheid.

Leest men nu de dingen zoo, als wij hier aangaven, dan blijkt tusschen Jesaja en Jeremia niet de minste tegen-

[pagina 37]
[p. 37]

strijdigheid te zijn. Beiden zeggen: de scheidbrief is gegeven. Maar beiden zijn het er ook over eens, dat dit geen definitief oordeel is. Want zij roepen beiden het volk tot bekeering. Zoodra de bekeering doorbreekt en men zich van de paden der ontrouw afwendt, wordt de verstootene weer aangenomen. Maar anders ook niet. Het scheidbriefmotief is noch bij Jesaja, noch bij Jeremia een duivels-oorkussen om op te gaan liggen. Noch bij den één, noch bij den ander is het een quietief, om te zeggen: God heeft ons niet verlaten, laten de menschen het ook niet doen. Men zij voorzichtig. Want indien deze gedachten-concatenatie juist zou zijn, zou een ander, die één regel in Jesaja 50:1 verder leest, de ‘toepassing’ kunnen maken, dat het voor iedereen dadelijk plicht was, de Hervormde Kerk te verlaten. God heeft den scheidbrief gegeven, en daarom moeten wij het ook doen.... het ware even ‘logisch’. Voelen de sprekers van den leidschen avond niet, dat zij met hun tekstgebruik op een al te dun koord balanceeren?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken