Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'Ons aller moeder' anno domini 1935 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'Ons aller moeder' anno domini 1935
Afbeelding van 'Ons aller moeder' anno domini 1935Toon afbeelding van titelpagina van 'Ons aller moeder' anno domini 1935

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

Scans (4.85 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'Ons aller moeder' anno domini 1935

(1935)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

§ 7. Van verstooting tot weder-aanneming; de verstooting niet definitief.

Op dit punt bleken dus de beide profeten het eens: de scheidbrief, die inderdaad gegeven is, vond zijn oorzaak niet in een bondsverbreking, die van 's Heeren kant zou uitgegaan zijn, doch in de ontrouw van het volk zelf.

Dat laatste voorop te stellen is dan ook de eenige rechte manier van citeeren van den bekenden scheidbrief-tekst uit Jesaja. De scheiding is een feit. Het volk is geruïneerd. Het heiligdom ligt verwoest. Maar hoe komt het? Het komt niet daarvan, dat Jahwe veranderd is. Doch het komt daarvandaan, dat het volk veranderd is.

Het is met heel die echtscheidings-kwestie precies als met het vraagstuk der verharding, der verstokking, der ‘geestelijke verlating’. Wanneer Farao zich verhardt, dàn wòrdt hij verhard. Wanneer de zondaar zich verstokt, dàn wórdt hij verstokt. Wanneer wij onzerzijds den Heere verlaten, dàn wórden wij verlaten. Dit is dan ook de bittere realiteit van alle ‘geestelijke verlating’. Deze is hooge

[pagina 38]
[p. 38]

werkelijkheid. Niet in dien zin, alsof de geestelijke verlating uit zou gaan van God, den Heere, als ware Hij willekeurig, tiranniek, ontrouw aan zijn verbond. O neen, tegen alle fatalisme in dezen moet gewaakt worden. Elke theorie over geestelijke verlating, welke in onbegrijpelijke lichtzinnigheid de reden, de oorzaak van onze eigen dorheid aan den Heere toeschrijft, beleedigt Hem. Maar er is toch ook een andere zijde aan deze medaille. Want juist, omdat onder het treffende beeld van het huwelijk tusschen den ‘Maker’, die ook ‘Man’ geworden is, Jahwe dus, ter eener zijde, en zijn verbondsvolk ter anderer zijde, de verbondsrelatie geteekend wordt, juist daarom wordt de ontrouw, die van óns zèlf uitgegaan is, opgenomen, precies als die verstokking en die verharding, in de voorzienigheid van God, opgenomen in zijn regeerbeleid. Zoo komt er een werkelijkheid van ‘verlating’. Van ‘overgave’ in den waan. Zoo wordt - gelijk we het in de voorgaande § uitdrukten - de verstooting ‘geregistreerd’, ‘in de boeken’ Gods ingedragen, wordt er een ‘acte’ van opgemaakt. Zoo komt er een toestand, waarbij b.v. de officieele ‘oogen’ van het volk (Jesaja 29) niet zien, en zijn officieele ‘ooren’ niet hooren, en de zieners niet zien, en - om het nu eens in twintigste-eeuw-taal te zeggen - de officiëele hoog- en zeergeleerden, de officiëele leiders, niet meer zien, waar het om gaat. En vele enkele leden der kerk het ook niet meer zien. Een toestand, waarvoor de Kerk steeds beven moge.

In zulk een periode-van-verlating grijpt dan de profetie in. Om te zeggen tot het volk: aanschouw het verbond. Maar dan niet in dezen zin, alsof dat beteekenen zou: blijf uiteindelijk toch vrede houden met den bestaanden toestand. Maar om - vlak àndersom - te zeggen: aanschouw het verbond, in dézen totaal ànderen zin, dat de kreet der profetie bekeerend tot in het hart doordringt. Bekeerend, niet geruststellend. Prikkelend, niet in slaap wiegend. Bekeer u, bekeer u dadelijk, en doe de eerste werken; en zoo niet, ik zal uw kandelaar van u weren.

Door dien eisch van bekeering te stellen, laten die profeten dan zien, dat de hoop nog niet afgesneden is. Want de registratie der volks-ontrouw moge forensisch zijn geschied,

[pagina 39]
[p. 39]

het forum is toch de vierschaar des verbonds. Dat bemoedigt elk, die zich voor die rechtbank buigt: 't verbond is niet geannuleerd. Doch als de bekeering uitblijft, dàn zal de inderdaad reeds gegeven scheidbrief van kracht blijven, en de scheiding definitief worden.

De scheidingsdaad is niet van Jahwe uitgegaan; daarom kàn men met berouw tot Hem terugkeeren. Maar Hij heeft van zijn kant acte genomen van het feit, dat de bruid hárerzijds ontrouw geworden is. En waar het verbond twee ‘partijen’ heeft, en dus ‘twee-zijdig’ is, daar kan - en dit is nu vólle ernst - ‘de liefde niet van één kant blijven komen.’ Ze moet van één kant komen vóór het huwelijk, in het ontstaan van het verbond. Maar ze mag niet van één kant komen tijdens het huwelijk, in het bestaan van het verbond. Daar is het juist een verbond voor!!

Wij komen hier nog op terug. Maar vooraf stellen wij dus vast op dit punt van ons betoog, - dat - zie ook Prof. Ridderbos. blz. 105 - de reden der verstooting nimmer buiten Israël lag. En daarom worde met alle kracht geprotesteerd tegen het onbedoelde, maar als 't er op aankomt toch feitelijk onvermijdelijke quietisme van de leidsche redevoeringen. Onophoudelijk poogt zulk onbedoeld quietisme zich tegen mogelijke zelfherkenning te beschermen, door steeds maar weer die klemmende organisatie voor te stellen als een ding, dat van buiten af op de Herv. Kerk gekomen is, en van buiten af die kerk drukt. Toch is het duidelijk, dat de reden van de ellende, van de door de sprekers zelf geconstateerde ontheiliging, van de ruïneering, niet buiten de kerk zelf ligt.

Daarom roept het feit van deze ruïneering binnen de kerk tot bekeering. ‘Op Gods tijd’, zeggen de sprekers. Het is ons wel, mits onder één conditie: dat Gods tijd de tijd van heden is. ‘Op Gods tijd?’ Goed: heden, zoo gij zijn stem hoort, verhardt uw hart niet. Nu is het de dag der zaligheid. Heden is het de dag, om ‘de kudde naar buiten te laten gaan,’ en elkaar te dwingen tot de ‘Entscheidung’. Want dat is de ‘deur der hoop’. De scheidbrief - ja zeker. Maar nu beteekent dat woord, dat wèl onze verlating in Gods boeken is geregistreerd als onze daad, maar dat niet Gods straf op de verlating is gefixeerd als de zijne.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken