Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'Ons aller moeder' anno domini 1935 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van 'Ons aller moeder' anno domini 1935
Afbeelding van 'Ons aller moeder' anno domini 1935Toon afbeelding van titelpagina van 'Ons aller moeder' anno domini 1935

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

Scans (4.85 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'Ons aller moeder' anno domini 1935

(1935)–K. Schilder–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

§ 12. Het instituut of het institueeren?

Zoo zijn wij dan genaderd tot het punt, waarop ons betoog den overgang vindt vàn de o.i. onjuiste opvatting van het ‘verbond’, als ware dit een min of meer ‘statisch’ rust-motief, tòt de o.i. betere verbondsbeschouwing, welke de ongebroken verbondsgehoorzaamheid immer wezenlijk laat behooren tot de levende verbondswerkelijkheid als een konstitutief element in dit begrip.

Het valt niet te loochenen, dat de leidsche redevoeringen, met name dan de eerste, die het ‘verbond’ in haar titel opgenomen heeft, ons eigenlijk in het onzekere lieten over de vraag, wat bij deze sprekers het woord ‘verbond’

[pagina 59]
[p. 59]

eigenlijk wel beteekent. Uit hun betoog - dat trouwens uiteraard gedrongen zijn moest - wordt niet duidelijk, hoe zij de onderscheiding zien tusschen verbondskring en verbondsgehoorzaamheid, tusschen verbondsgemeenschap en verbondswerkingen, tusschen verbondsgebied en verbondsgehoorzaamheid. Het enkele feit reeds, dat er gesproken wordt van een ‘willekeurig de schaar zetten in het verbond’, bewijst dit. Men zou immers aanstonds denken: wie kan nu een schaar in het verbond zetten? Maar natuurlijk bedoelt de schrijver-redenaar, dat men niet willekeurig de schaar moet zetten in den verbondskring; een stelling, waarmee wij het volkomen eens zijn.

Nu is echter de vraag: wat is dan die verbondskring? Hoe krijgen wij hem te zien? Hoe teekenen wij hem af? Hoe kunnen wij dien eeretitel van ‘verbondskring’ geven aan een bepaald ergens aanwijsbaar menschelijk gezelschap? Op deze brandende vraag wordt hier niet geantwoord. Slechts zóóveel is duidelijk, dat de leidsche sprekers met dien wettigen verbondskring, die anderen tot zich roepen mag, de ‘kerk der hervorming’ hier te lande bedoelen. ‘De kerk der hervorming’, zeggen zij, ‘hier te lande is een planting van Gods eigen hand. De kerk van zijn verbond. Dat heilig erf mag ontheiligd zijn, er mag een organisatie aan opgelegd zijn, het is en blijft de kerk van het verbond’.

Men hoort het: hier wordt frank en vrij met een allerminst vage aanduiding gesproken van ‘de kerk’ van het verbond. Men behoeft niet te vreezen, dat mogelijk onder ‘de kerk der hervorming hier te lande’ een soort van abstractie bedoeld zou zijn: een onzichtbaar, niet in één instituut aanwijsbaar lichaam, een onaanwijsbare massazonder-adres. Neen, hier wordt duidelijk heengewezen naar de bestaande Hervormde Kerk. Al wordt toegegeven, dat er kinderen des verbonds thans buiten haar staan, toch is zij die verbondsgemeenschap, welke ons oproept tot het ‘aanschouwen van het verbond’, gelijk Jahwe zelf dit doet. ‘Een groot deel dergenen, die tot het Verbond behooren’ is wel ‘gelegerd’.... ‘in gescheiden kerken’, en de Hervormde Kerk zelf ‘zit’ nog wel ‘onder de opgelegde

[pagina 60]
[p. 60]

organisatie’, maar ook ondanks dat eerste feit en ook ondanks die organisatie, is de Hervormde Kerk van heden de verbondsgemeenschap, welke naar ‘het wezen’ dien naam blijft voeren. Zij roept ons toe: ‘verwar niet langer dat uiterlijk kleed der organisatie, dat ook wij knellend vinden, met het wezen, want het wezen, dat is de kerk des Heeren in onze landen.’

Zoo wordt dus een gegeven instituut als verbondsgemeenschap aangewezen. De uit onze voorgaande paragrafen bekende ‘moeder’-beeldspraak accentueert dan nog daarenboven dit fixeeren van die bepaalde gemeenschap als zulk eene, welke nu eenmaal door ‘het verbond’ is geteekend en met gezag is bekleed.

Nu moet het ons van het hart, dat wij niet dezen weg op kunnen gaan. Wij wijzen een dergelijk quiëtisme - want daarheen moet het betoog ook nu weer leiden - van de hand, zoowel voor de Hervormde Kerk als ook voor de Gereformeerde Kerken, om nu maar van andere te zwijgen.

Naar onze meening toch wil de bijbelsche oproep: ‘aanschouw het verbond’, niet zeggen, en mag hij dus, overgenomen in onzen mond, nimmer bedóelen te zeggen: blijft onder alle omstandigheden trouw aan dit of dat gegeven instituut. Integendeel: deze kreet mag, in zooverre het een woord van menschen tot menschen is, alleen maar dit beteekenen: blijft onder alle omstandigheden trouw aan God in het institueeren. M.a.w., het is geen oproep, om in eerster instantie aan een instituut, doch een, om vóór alle dingen in het institueeren trouw te zijn. Trouw, - aan wien? Aan de menschen? Aan de kerk? Neen, dat niet. Want dan kwam in onze vermaning àlles weer neer op die valsche, boven afgewezen ‘moeder’-speculaties. De ‘kolonisten’, bedoeld in de voorgaande bladzijden, moeten trouw zijn aan hun Regeering in het moederland. Trouw dus aan God. Aan hun Koning, die immers in den hemel op den troon zit. Trouw aan Hem, in het institueeren. Want ‘het’ ‘institueeren’ van de kerk, dat is een levend, spanningsvol, konkreet, immer doorgaand werk, dat de geloovigen onder vele andere hun opgedragen werken dienen te verrichten. En ook daarin hebben zij, gelijk in alle werk, dat

[pagina 61]
[p. 61]

hun ter hand gesteld is, eenvoudigweg gehoorzaam te zijn aan hun Koning, die in de ‘coelestis hiërarchia’ hun bevelhebber is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken