Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heksen en zo (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heksen en zo
Afbeelding van Heksen en zoToon afbeelding van titelpagina van Heksen en zo

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.17 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Illustrator

Charlotte Dematons



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heksen en zo

(1997)–Annie M.G. Schmidt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 37]
[p. 37]

Roel-met-gevoel

‘Nu ons zoontje is geboren,’ zei de koningin, ‘zullen we een groot doopfeest houden.’

‘Heel goed, liefste,’ zei de koning. ‘Als je tante Oena maar weglaat.’

‘Waarom?’ vroeg de koningin. ‘Tante Oena zou woedend zijn als we haar geen uitnodiging stuurden. Denk erom dat ze toverkracht heeft!’

‘Daar ben ik juist zo bang voor,’ zuchtte de koning. ‘Stel je voor dat ze een wens uitspreekt bij de wieg. En stel je voor dat het een boze wens is.’

‘Kom kom,’ zei de koningin. ‘Tante Oena houdt van ons. Ze zal ons kindje enkel het goede wensen.’

Het doopfeest werd gehouden in de tuin. Alle fonteinen spoten rozenwater en er brandden zesduizend blauwe gloeilampjes tussen de jasmijn. Hertoginnen en vorsten met gouden kroontjes verdrongen zich om de wieg en streelden het hoofdje van de baby. Het laatst kwam tante Oena.

Zij was een machtige vrouw, groot en dik, helemaal in het paars gekleed met een toren van rood haar op haar hoofd. Ze keek in de wieg en zei: ‘Wat een snoeperig kind. Kan ik jullie plezier doen met een wens? Wat hadden jullie gehad willen hebben?’

Het werd doodstil in de tuin. Alle gasten hielden hun adem in en wachtten vol spanning af wat de vader en moeder zouden wensen.

[pagina 38]
[p. 38]

De koning schraapte zijn keel en begon: ‘Ik zou graag willen dat de prins heel sterk wordt en heel moedig. En heel rijk...’ voegde hij er snel aan toe.

De koningin keek om zich heen naar alle hoge gasten en zei: ‘Wacht even, tante Oena, ik ben het daar niet mee eens. We zouden veel liever willen dat ons kind een goed hartje had. Is het niet zo, lieve man?’

‘Hm...’ bromde de koning. Ook hij keek om zich heen en toen hij zag dat iedereen geestdriftig knikte, zei hij: ‘Wel, inderdaad, natuurlijk, jazeker.’

‘En daarom...’ sprak de koningin met ontroerde stem, ‘daarom lieve tante Oena, maak mijn zoontje een goed mens. Zo goed dat hij meer aan anderen denkt dan aan zichzelf. Zo nobel dat hij treurt als er iemand anders treurt, 't zij mens of dier.’

Er ging een gemompel van bewondering door het hele gezelschap. Wat een prachtige wens!

Tante Oena plukte een takje jasmijn af en zwaaide ermee boven het kleine prinsenhoofd. ‘Prins Roel zul je heten,’ zei ze. ‘En je zult zijn zoals je moeder je hebben wou. Roel-met-gevoel.’

Toen danste tante Oena de polka met de koning; de fonteinen spoten nu champagne, behalve twee die cola spoten, en het werd een verrukkelijk feest. Na afloop mochten alle gasten de neushoorn-tuin bekijken, een park waar honderden neushoorns achter tralies liepen. Daarmee was het festijn afgelopen.

Het was spoedig merkbaar dat de wens van tante Oena geholpen had. Want toen prins Roel opgroeide, bleek hij wel een bijzonder goed kind te zijn. Hij gaf al

[pagina 39]
[p. 39]

zijn speelgoed weg, zodat hij zelf nooit iets overhield. Telkens kreeg hij nieuwe hobbelpaarden, nieuwe rolschaatsen en nieuwe spoortreinen, maar nog voor hij er zelf mee gespeeld had, zei hij: ‘Laten we het weggeven aan Pietje van de kolenboer.’

‘Maar jongen, wil je er dan niet eventjes zelf mee spelen?’ vroeg de koning.

‘Nee,’ zei de prins. ‘Ik heb voor me zelf niets nodig.’

‘Ik vind het onnatuurlijk,’ zei de koning tot zijn vrouw.

‘Integendeel, het is heerlijk,’ zei de koningin. ‘Mijn lieve Roel-met-gevoel!’

Het was wel jammer dat Roel zoveel huilde. Soms zat hij uren te snikken en als de hofdames vroegen: ‘Wat scheelt eraan, doorluchtigheid?’, dan antwoordde de prins: ‘Ik huil, omdat de vrouw van de kleermaker hernia heeft.’ Of hij zei: ‘Ik huil, omdat er arme kinderen zijn die nog nooit kreeft hebben gegeten.’ Of hij zei: ‘Wat vreselijk dat er oude mensen bestaan.’

Er werd besloten om alle arme, zieke en oude mensen zo ver mogelijk van de prins vandaan te houden. Ze werden naar een uithoek van het koninkrijk gebracht en daar zaten ze op een kluitje. De prins zag dus niets van hun ellende en dat was een hele rust. Maar helaas... er bleef nog altijd genoeg te huilen over. Hij huilde, omdat de kamerheer een lintworm had. En toen de dokter kwam om de kamerheer te genezen, toen huilde de prins, omdat de arme lintworm eraan was doodgegaan.

[pagina 40]
[p. 40]

Voortaan was het streng verboden aan het hof om te klagen of treurig te kijken. Men had de plicht gelukkig te zijn en altijd te huppelen. En dat viel niet mee. Op een keer ontmoette Roel de kok in een van de gangen.

‘Wat scheelt eraan?’ vroeg hij. ‘Je kijkt zo sip, kok.’

‘Mij scheelt niets,’ zei de kok haastig en deed drie huppelpasjes. ‘Ik ben heel gelukkig, ha ha!’

‘Niet waar,’ zei de prins. ‘Er ís iets. Zeg me dadelijk wat er is.’

‘Ach,’ zei de kok. ‘Ik ben wat somber gestemd, omdat mijn dochter zo lelijk is.’

‘Lelijk? Hoe zo lelijk?’ vroeg de prins.

‘Wipneus,’ zei de kok. ‘Peenhaar en zúlke voeten.’ Hij wees hoe groot. ‘Ze krijgt dus nooit een man, want niemand wil zo'n lelijk meisje. Ze heet Iezebel.’

‘Breng haar dadelijk hier,’ zei Roel, ‘dan trouw ík met haar.’



illustratie

De kok durfde niet tegensporrelen en hij haalde zijn dochter. Nou, lelijk was ze met haar wipneus, peenhaar en grote voeten, maar de prins trouwde de volgende dag met haar. Dat was voor de oude koning en koningin wel een slag; ze kwamen er niet meer over-

[pagina 41]
[p. 41]

heen, kwijnden weg en stierven samen op één dag.

En nu was Roel-met-gevoel dus zelf koning. Hij zat op de troon met naast zich koningin Iezebel. En dit moet gezegd worden: ze was dan wel lelijk, maar ook erg lief en verstandig en ze zag al heel gauw dat haar man een raar soort koning was.

Om te beginnen ging hij op reis in zijn koets en toen hij terugkwam was zijn hermelijnen jas doorweekt van tranen.

‘Wat is er? Waarom huil je zo?’ vroeg de koningin.

‘O,’ zei de nieuwe koning. ‘Wat een ellende overal. Ik zag een uithoek van ons land waar alle oude, zieke en arme mensen te zamen zitten.’

‘En wat heb je daaraan gedaan?’ vroeg de koningin.

‘Niets,’ zei koning Roel. ‘Ik moest zo vreselijk huilen, ik kon niets doen.’

‘Aan tranen hebben ze niet veel,’ zei Iezebel. ‘Had je ze niet beter kunnen helpen?’

‘O, maar ik heb een heleboel gedaan hoor,’ zei de koning. ‘Onderweg kwam ik langs een gevangenis waarin alle dieven zaten opgesloten. De arme kerels. Ik heb ze losgelaten.’

‘Wát? Lopen alle dieven nu vrij rond?’ vroeg Iezebel verschrikt.

‘Natuurlijk, de stakkers,’ zei de koning. ‘En weet je wat ik ook gedaan heb? De neushoorns vrijgelaten. De arme dieren zaten achter tralies.’

‘De neushoorns? Maar ze zijn gevaarlijk!’ riep de koningin. ‘Wat ben jij voor een koning? Je bent een lor van een koning!’

[pagina 42]
[p. 42]


illustratie

[pagina 43]
[p. 43]

Roel keek haar treurig aan en zei: ‘Ik zal niet lang meer koning zijn. De vorst van hiernaast staat aan de grens met een groot leger. Hij wil ons veroveren.’

‘En wat ben je van plan te doen?’ vroeg koningin Iezebel.

‘Niets,’ zei koning Roel. ‘Helemaal niets.’

Op dat moment kwam de eerste minister trillend van de zenuwen binnen en zei: ‘Sire, de toestand is onhoudbaar. Uw onderdanen vluchten de bomen in, want overal lopen woeste neushoorns. En de dieven zijn bezig de Bank te beroven. Uw volk is diep ongelukkig.’

‘Is dat zo?’ vroeg de koning met bibberende stem en zijn tranen vloeiden weer. Toen verloor de koningin haar geduld. Ze greep een zilveren kandelaar en sloeg hem daarmee hard op het hoofd. ‘Daar,’ zei ze. ‘Wat doe je nu?’

Roel keek haar bedroefd aan en zei: ‘Niets, lieveling.’

Sprakeloos van woede draaide de koningin zich om en liep het paleis uit, naar tante Oena die boven op de berg woonde. Onderweg ving ze af en toe een glimp op van hollende neushoorns. Ze zag ook groepjes sluipende dieven, maar ze was te boos om ergens bang voor te zijn. Hijgend kwam ze boven, bij tante Oena die haar vriendelijk toeknikte.

‘Ik verwachtte je al, lieve kind,’ zei tante Oena. ‘Je komt me zeker iets vragen. Wou je soms wat mooier worden?’

‘Dat heeft geen haast,’ zei koningin Iezebel. ‘Er is

[pagina 44]
[p. 44]

iets veel belangrijkers. Ik wou dat u mijn man een tikje slechter kon maken.’

‘Hij is te goed zeker?’ vroeg tante Oena.

‘Veel te goed.’

‘Ga maar naar huis,’ zei tante Oena. ‘Het is al gebeurd.’

De koningin liep naar het paleis terug, zo snel als haar grote voeten haar dragen konden. En toen ze binnenkwam, zag ze haar gemaal staan met een grote stok in zijn hand. Hij stond te schelden tegen de eerste minister.

‘Wat is dat voor een troep hier?’ riep hij dreigend. ‘Wilde neushoorns in de stad! Allerlei gespuis op de wegen! Wat moet dat? Sluit ze ogenblikkelijk allemaal op. En wat hoor ik, staat er een vijand voor de grens? Zou je daar dan niet eens wat aan doen? Lanterfanter!’

‘O Roel,’ zei de koningin, die net binnenkwam. ‘Wat ben je veranderd!’

Hij keek om en zag zijn vrouw staan. ‘Jij...’ riep de koning wit van drift. ‘Jij hebt me geslagen met een kandelaar. Hoe durf je!’ Hij liep naar haar toe en gaf haar een draai om haar oren.

De ogen van koningin Iezebel begonnen te stralen. Ze was plotseling mooi van geluk. ‘Je slaat mij,’ riep ze opgetogen.

‘En je kunt nog meer krijgen ook!’ riep de koning.

Het hele hof kwam kijken naar de driftbui van de koning en iedereen was dolgelukkig. En van dat ogenblik af heette de koning niet meer Roel-met-gevoel.

[pagina 45]
[p. 45]

Hij heette voortaan Roel-met-een-doel. Goed was hij nog wel, maar hij had geen tijd meer om te huilen en hij was precies slecht genoeg om een beetje verstandig te wezen. Eén kanonschot in de lucht was voldoende om de vijand weg te jagen. De zieken werden beter gemaakt, de armen werden een pietsje rijker gemaakt, alleen: oude mensen jong maken, dat kon de koning niet. Maar het was niet nodig, want ze zaten gezellig op een bankje te kijken naar de neushoorns in het park, die stevig achter tralies werden gehouden.

‘Zal ik aan tante Oena vragen, of ze mij een beetje mooier maakt?’ vroeg de koningin wel eens.

‘Laat maar,’ zei de koning. ‘Ik hou van je zoals je bent.’

Dat zijn prettige woorden om te horen. Daarom leefden ze nog lang en gelukkig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken