Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Word grooter plas: maar niet zo 't was. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1670-1760 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Word grooter plas: maar niet zo 't was. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1670-1760
Afbeelding van 't Word grooter plas: maar niet zo 't was. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1670-1760Toon afbeelding van titelpagina van 't Word grooter plas: maar niet zo 't was. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1670-1760

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Word grooter plas: maar niet zo 't was. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1670-1760

(1992)–C.W. Schoneveld–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vertaalhistorie. Deel 3


Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

38
[Martin Schagen] (vert.): J. Hervey, Godvruchtige overdenkingen over het beschouwen van grafsteden, Amsterdam, 1754.
Uit: ‘Voorrede van den vertaler’.

James Herveys in een statige prozastijl geschreven religieuze meditaties, waaronder deze Meditations among the tombs (1746), waren bijzonder populair, zowel in Engeland als (in vertaling) op het vasteland. Van de Nederlandse versie verschenen 7 herdrukken tot 1788. Martin Schagen (1699-1770), doopsgezind predikant, bewoog zich op vele terreinen, van de boekhandel tot de theologie, en van de geschiedschrijving tot de poëzie en het genootschapsleven.

[...]

Zoodanige Verrukkingen, gelyk ik ze noemen moge, wekten gedurig mynen Iever op in het vertalen dezer Overdenkingen, die door hare Kracht van Uitdrukking en Verhevenheit van Styl, in het ENGELSCH, my menigmael deden mistrouwen, of ik misschien niet iets boven myn Vermogen had ondernomen: doch door Vrienden, wien het Onderwerp en de verhevene Spreekwyzen van den Heere HERVEY zeer bekoorden, telkens aengespoort om mynen lust niet te laten verflaeuwen, ging ik rustig voort, zelfs in weêrwil van eenige Tegenheden, onnoodig hier te melden, die my in myn werk schenen te willen hinderen.

Zoude ik ondertusschen de geringste Hope kunnen scheppen van mynen Lantgenooten eenig denkbeelt te geven van de Verhevenheit, waermede de Heer HERVEY zyne Gedachten heeft uitgebreid; dan wist ik, dat ik niet letterlyk aen het ENGELSCH moest blyven kleven, maer Vryheit gebruiken, om, zonder den Zin in het minst te kwetsen, de Bewoordingen te schikken naer den Aert onzer Tale, die somtyts ryker, somtyts armer dan het ENGELSCH, of eenige andere Spraken, altoos zal hinken, wanneer zy zich door eene vreemde Leidsvrouwe laet wegrukken, in plaets van zich zachtelyk te doen leiden, en, zonder haer uit het oog te verliezen, min of meer van verr' haer Voetspoor te volgen. Dit was myn Doelwit, en hier toe strekte de Hulpe van een Gezelschap van edelmoedige Vrienden, wien 't gelustte, met my, gedurig alles te wikken en te wegen, om de Zinrykheit van mynen Schryver, ware dit doenlyk, met de Kracht van ons

[pagina 137]
[p. 137]

Nederduitsch over een te brengen. Is ons Oogmerk eenigermate voldaen, het zal ten dienst onzer Nederlanderen strekken. Ik zeg eenigermate; want het ware Verwaentheit dit in 't algemeen te denken; waerom ik wensche hier vrygekeurt te mogen worden van vermetele Roemzucht; naerdien ik voornamelyk my slechts trachte te verdedigen tegen eene Berispinge, dat men het Oorspronkelyk niet in alle zyn' Uitdrukkingen gevolgt hebbe. Mislukt het ons in dezen Toeleg; ééne Hope zal 'er overblyven, dat het Gewigt der Stoffe de Zwakheit der Vertalinge zal doen over 't hooft zien, en het Nut niet doen verdwynen, dat de Godsvrucht hier uit halen kan.

Zy, wien het Werk in 't ENGELSCH bekent is, zullen veel kunnen ophebben met eenige Verzen van MILTON en andere ENGELSCHE Dichteren, die onvertaelt zyn gebleven, of verwisselt voor anderen van onze beste Nederduitsche Dichteren, en indien ik vroeger vrymoedig genoeg geweest ware om eenigen uit ons Nederlandsch Zangkoor op te wekken, zou het waerschynlyk niet onmogelyk geweest zyn dit schyngebrek te verhelpen. Maer d'Ontstentenis dezer Hulpe, durf ik zeggen, was 't alleen niet, die my van 't vertalen en 't berymen of laten berymen van vele dezer ENGELSCHE Verzen heeft doen afzien. Want in 't algemeen hebbe ik aengemerkt, dat, in alle Talen, dergelyke Aenhalingen van Dichtregelen als gemeene Spreuken zyn, bekent by iedereen van dien Lantaert, onder welken zy gebruikt worden; zelfs zoo zeer, dat, wanneer zy door een' Schryver of Spreker, of eenen, die iets voorleest, in een Gezelschap worden aengeheven, veelal ieder een, als in een algemeen Zangkoor, dezelve zal nagalmen met een Verrukking van Gedachten. Wanneer nu deze Aenhalingen, hoe fraei en zinryk, in eene andere Tale worden overgebragt, verliezen zy haren Klem en 't Oogmerk, waertoe zy geschikt zyn. Ook kan men 'er anderen vinden, waer van een Schryver zelf reets den Zin duidelyk en klaer genoeg heeft uitgedrukt, maer die 't hem lust aen te halen, niet enkel om 't gene zy zeggen; maer voornamelyk om de Manier van zeggen, die 'er in gevonden wort; en ik vertrouw, dat zelfs de geoeffentste Dichters my gaerne de genoegzame onmooglykheit zullen toestaen van, by alle gelegenheden, aen die Manier van zeggen, door eene Overbrenging in een' andere Tale, te voldoen. Het is echter wat anders, als 'er over de Gedachten van een' aengehaelden Dichter moet geredeneert worden, en hoewel men hier ontrent dikwils met Onrym zou kunnen volstaen, wil men liever tragten te voldoen aen de Bevalligheit der Poëzye; en hierom hebbe ik een' myner Vrienden bewogen, om dat gene te vervullen, 't welk ik met geene welbehaeglykheit zag te volvoeren. Dit heeft ook anderen aengespoort om my eenige Dichtsieraden, het zy voor eenige Printverbeeldingen, waermede het Werk is opgesiert, als elders

[pagina 138]
[p. 138]

mede te deelen. Hier voor betuige ik hun myne Dankbaerheit, gelyk ook aen alle myne andere Begunstigers, dien 't gelust heeft met my tot luister van dit Werk mede te arbeiden. Terwyl ik wensche, dat ons Nederlant de heilzame Vruchten van Godsvrucht moge plukken van deze Bespiegelingen, die in ENGELANT niet ongezegent schynen geweest te zyn. Dit zal my ook des te krachtiger aenzetten om noch een ander Drietal van dergelyke Beschouwingen van den Heere HERVEY, zoo spoedig als mogelyk is, op dezen te laten volgen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Godvruchtige overdenkingen, onder het beschouwen der grafsteden


auteurs

  • over Marten Schagen