Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het godsbewijs van dokter Chantrain (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het godsbewijs van dokter Chantrain
Afbeelding van Het godsbewijs van dokter ChantrainToon afbeelding van titelpagina van Het godsbewijs van dokter Chantrain

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

Scans (23.37 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het godsbewijs van dokter Chantrain

(1951)–Jacques Schreurs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

10

AL DIE RAADSELS EN VRAGEN EVENWEL VERMOEIEN haar uitermate. Haar is door de bezoeker een venster opengestoten op een wereld, waar zij zich niet thuisvoelt en waar, om zo te zeggen, de bomen die er groeien misschien geen bomen zijn, de rivieren die er stromen geen rivieren, maar waar alles, in een sluier van mysterie gehuld, de menselijke scherpzinnigheid en speurzin tart.

Zij is het moe in het vage te kijken, dat echter voor haar geen vacuum meer is, maar levendig behuisd; al zij het dan met problemen! Daarom richt zij zich weer naar een wereld waar zij houvast aan heeft; waar de bomen, bomen zijn; rivieren, rivieren en de mensen, mensen: heiligen en zondaars, maar de meesten zondaars. Zij roept die wereld aan en hij verstaat haar stem; hij roept terug en zij verstaat de zijne....

Zoeven heeft zij Simone Dufour enkele richtlijnen aangegeven omtrent het bestier van het huis gedurende de komende dagen en de te verwachten drukte, en alsof een verrezene tot haar gesproken had, zo heeft deze haar aangezien en haar de kostbare woorden van de lippen gekeken. Zij heeft het kleine kind op de armen genomen en is ermee tot bij haar honden gegaan die vervaarlijk jankten. Zelfs heeft zij haar ongenaakbaarheid doorbroken en is een eindweg het park ingegaan, waar Marie-Claire Dufour, bezorgd, haar achterna kwam met een sjaal. Zij is teruggekeerd naar het land der levenden en heeft zich prijs gegeven aan hun tongen en ogen. Haar geheimen drukken haar

[pagina 96]
[p. 96]

nauwelijks meer, noch vreest zij dat ze ‘ontluisterd’ zullen worden. - Zij bezit plotseling het volle vertrouwen dat verderop alle zaken zichzelf wel zullen regelen.

En met dit vertrouwen verdiept zij zich opnieuw in haar verleden. Daar voegen alle dingen zich naar haar hand, daar is zij wonderbaarlijk intuïtief en daar worden, als zij ze opwekt, de mensen - en de meest dikhuidigen zelfs - diafaan; diafaner dan Carla Maarland in haar tijd.

Mevrouw Dufour behoeft zich die naam slechts te binnen te roepen om zich het décor te scheppen waartegen zich meteen een lange rij van gebeurtenissen begint af te spelen waarin zij zich zelf herleeft, intenser dan zij nu leeft.

 

De ouders van Regien van Riemerswael hadden geen kosten gespaard om haar te presenteren. Het ongeluk wilde echter dat zij niet gepresenteerd wenste te worden; geen lokaas wenste te zijn. Opzettelijk benadrukt zij ‘het ongeluk wilde’ waar bijvoorbeeld ‘het toeval wilde’ veel te zwak zou klinken. Haar ongeluk derhalve wilde dat zij geen lokaas wenste te zijn. Behalve haar ongeluk - een niet te definiëren macht, doch waarvoor zij gemakkelijk een gedaante zou kunnen bedenken - speelde, onder veel andere gemoedsbewegingen, haar zucht tot ironiseren haar parten. De avond, zo welgeslaagd dat er maandenlang nog over geroepen werd, was uiteindelijk een fiasco: zijn doelstelling werd niet bereikt: Regien van Riemerswael was er niet ingevlogen! En met een haast wellustige voldoening genoot zij haar triomf. Haar vader ging rustig en zelfverzekerd zijn weg. Haar moeder bewoog zich tussen deze twee uitersten als een slaapwandelaarster. Het cynisme van haar dochter spitste zich toe; de spanningen thuis waren soms ondraaglijk. Het was, achteraf beschouwd, bespottelijk. Zoals trouwens ook heel de soirée bespottelijk werd in het licht van haar mislukking. De bloemen en de tafels waren belachelijk wegens hun

[pagina 97]
[p. 97]

overdaad, de keuken vol hitte en rumoer, de gasten wegens hun overvloed; de ouderen zeker.

Alleen Sander Bayottie was wat tragisch geweest met zijn hart al de duur voor haar op de hand - en zij dan, in alle bescheidenheid!

En Carla Maarland was hups en onbenullig, transparant van geluk; maar vanbinnen geslepen als een kristallen vaas.

Doch een groepje pinguins had die avond de kroon gespannen; een troepje bejaarde heertjes, knipogend boven hun borrel: edele borsten stijf in hun smetteloze cravatten en met de hier schrale en daar overdadige halzen allemaal stevig in het stijfsel.

Welke gevoelens moeten hun bedgenoten, modieus-gecoiffeerde kalkoenen, bezield hebben bij de adoratie welke haar levensgezellen de betoverende maagdelijkheid der ongerepte meisjeslichamen wijdden? Welk een smartelijk-overspannen kreten soms uit die van afgunst verschroeide kelen: gesmoorde onheilstrompetten, schorre bazuinen van vermaan in de brandschoon geschoren nekken van hun, minstens met de ogen, overspelige prinsen!

Maar.... Is hij trouw? had Regien van Riemerswael zich telkens ten opzichte van Sander Bayottie afgevraagd.

Waren zij trouw? Wat is trouw? Wáren mannen trouw; en als zij het al eens waren: zouden zij het blijven? Konden zij het? Allemaal vragen die zij zich die avond gesteld had. Zij haatte die bejaarde heertjes. Misschien haatte zij die avond àlle mannen?.... Behalve Sander Bayottie? Maar.... was hij trouw; en zou hij het blijven? Alleen de griffier Dufour, die zou het zijn; dat wist zij. En blijven! Zij voelde zich niet behagelijk, doch wel veilig bij hem.

En nu nog voelt zij zich veilig bij hem, alhoewel niet behagelijk....

De doden luisteren, had de bezoeker beweerd. En als het waar was dat zij luisterden, waarom dan ook zouden zij niet zien kunnen en onze geheimste gedachten lezen?

[pagina 98]
[p. 98]

In een ander licht natuurlijk dan het onze, in een veel milder licht; in een licht van vergevingsgezindheid allicht, omdat zij alles beter begrijpen. Een kinderlijk of misschien goddelijk licht? En als het waar zou zijn - en het heeft er alle schijn van - dat de doden onze geheimste gedachten kennen: hoe zou zij zich dan nog ergens veilig voelen voor de advocaat Dufour?

En zo kwam dan weer onverhoeds en onder invloed van de bezoeker de doodsbaar met het lijk langs het décor van het verleden geschoven en remt de sombere werkelijkheid haar hartstocht een wijle zich in bonte herscheppingen van voorbije gebeurtenissen en mensen te verlustigen. Doch mevrouw Dufour zit Regien van Riemerswael met dezelfde aandrang op de hielen als de dode Dufour haar misschien op de hielen zit; zij achterhaalt haar overal; tot op het ledikant toe, waarop zij zich die avond na haar presentatie, gekleed en wel, met al de mismoed en miserie die een hart - hoe trots ook - kapot kunnen bijten, geworpen had om, na heel haar wrokken nogmaals herkauwd te hebben, tenslotte Charles te benijden die vagebondeerde en op haar tanden te liggen knarsen omdat zij geen jongen was.

Dat zwak en ongelukkig soort had zich in haar gewroken en het oververhitte brein had zich in allerhande, niet immer even redelijke vragen uitgestort.

Waarom was zij in die wereld van welstand geboren moeten worden waar de harten levend geofferd worden aan de veelkoppige afgod van stoffelijke belangen, om op de koop toe nog door duizenden anderen benijd te worden? Of het niet beter was te benijden dan benijd te worden? Om per slot van rekening, met een overdaad van bloemen gegarneerd, nog smakelijk opgediend te worden bij wijn en likeuren, bij muziek en rumoer, bij gedaas en geflirt; als brandpunt bovendien van hier afgunstige en daar begerige blikken, van welke die van Carla Maarland haar nog de minst afgunstige en die van

[pagina 99]
[p. 99]

Sander Bayottie haar de minst begerige geschenen hadden! Met alle weerzin die in haar was had zij zich van die wereld en haar gecultiveerde barbaarsheid afgewend, omdat haar trots - en tenslotte haar ongeluk - het niet verdroeg aan de meest in de kraam van een ander te pas komende verkwanseld te worden, hoe boeiend, fascinerend en aantrekkelijk die partij op zichzelf ook was.

Maar ook: welk een kinderachtig en in al zijn kinderachtigheid noodlottig spel was er het gevolg van geweest, waar Sander Bayottie, zich volkomen bewust van zijn invloed op haar, vandanaf met zo mogelijk nog meer raffinement, de in een toestand van geëxalteerdheid levende Carla Maarland misbruikte om háár te prikkelen, terwijl zij op haar beurt geen enkele gelegenheid voorbij liet gaan om met de advocaat Dufour te flirten; uit onwil, om haar vader te dwarsbomen, maar op de eerste plaats toch om gloeiende kolen te verzamelen op het hoofd van Sander Bayottie, de enige waar zij werkelijk belang in stelde en die zij, om het nu maar eens ronduit te zeggen, meer liefhad dan zij zich toen bewust wilde zijn.

En wat anders was het resultaat geworden van deze tot in het absurde geprolongeerde comedie, dan dat het huwelijk en daarmee het leven van vier mensen op een fatale mislukking was uitgelopen: van dat van Sander Bayottie met Carla Maarland en van dat van haar met de griffier Dufour - met dit verschil evenwel in zijn tragische ontknoping, dat Carla Maarland, vroegtijdig aan haar liefde èn aan haar jaloezie bezweken, ergens in Zwitserland op een kerkhof ligt en de advocaat Dufour nu daar vóór haar op de baar!

Want uitermate bedroevend in hun uitwerkingen blijven de kinderachtigheden der mensen; en hoe ouder de mensen, hoe desolater de uitkomsten. Niet omdat het op graven en doodkisten uitloopt - want aan de wetmatigheid ervan kan niemand zich onttrekken - maar om wat daaraan voorafging aan zielloze dagen, vergeefse jaren,

[pagina 100]
[p. 100]

aan arm-menselijke dingen verspeelde kansen, met als gevolg het zich steeds meer toespitsende gevaar van elkanders nabijheid, de zich tot ziekte opzwepende onrust, de vermoeidheid van elkaars gebaren, het zenuwslopend gehamer van het geweten, tenminste voor wie aannemen dat de mens een groot gedeelte van zijn lot in eigen handen heeft en er derhalve voor aansprakelijk is.

Mevrouw Dufour is zover dat zij het deel van die aansprakelijkheid, haar door haar geweten opgelegd, aanvaardt. Haar leven had een andere wending kunnen nemen als zij niet zó met de voorhanden mogelijkheden gespeeld had. En rekening houdend met die mogelijkheden, bouwt zij een ander verleden voor zich op, een fictief verleden; maar zoals het in ieder geval had kùnnen zijn.

Zij gaat uit van het gelukskind waarvoor men haar gedoodverfd had: een kind met een hart vol zalige verwachtingen en heilige zekerheden, in een zowel geestelijke als lichamelijke welstand badend onder een wolkloos gesternte en verzekerd in een geluk uit duizenden profijtelijke toevalligheden en kleine gebeurtenissen opgebouwd.

Zo zou haar, zonder veel schokken en als vanzelf, als de uitkomst van een niet al te ingewikkelde wiskunstige opgave, een huwelijk in de schoot gevallen zijn, gelijkend op die vele andere huwelijken, waarvan te recht of ten onrechte de volksmond wil dat zij ‘in de hemel gesloten’ zouden zijn.

Echter ook deze voorstelling van zaken bevredigt haar niet; zoals ook een leven, een verleden in die zin haar niet bevredigd zou hebben. Om de doodeenvoudige reden niet, dat zulk een leven niet overeenkomt met haar natuur die een tragische natuur is en die, in welke levensomstandigheden en verhoudingen ook, dwalend en falend, koelbloedig haar eigen gericht over zich afgetrokken zou hebben.

Al met al is het leven een verschrikkelijk raadsel!

[pagina 101]
[p. 101]

En wie wordt er zelfs uit zijn eigen leven eigenlijk ooit helemaal wijs?...

Het kleine kind speelt gelukkig weer lief met haar poppen: het is Simone Dufour die haar dit fluisterend komt toevertrouwen - maar Marie-Claire, die hare verwarring vanwege de nachtelijke geruchten maar niet te boven kan komen, zit neer als een stokoude vrouw, met haar vrees nu alweer voor de komende nacht op het gelaat getekend.

Mevrouw Dufour heeft Simone gevraagd, waar de vroomheid van Marie-Claire dan voor client als zij zich niet beschermd weet.

Daarop heeft Simone haar de rekening van de begrafenis voorgelegd; de koster was ermee verschenen om dat alvast uit de voeten te maken.

Goed, zegt mevrouw Dufour, en geeft haar schoonzuster de sleutels van de brandkast; maar zeg aan de koster dat, als hij wat eerder was gekomen, mijnheer Dufour zelf zijn begrafenis had kunnen betalen....

Inmiddels wisselen, alnaar de weersomstandigheden buiten, opklaringen en verduisteringen elkaar in de rouwkamer af. En hoe weinig ontvankelijk mevrouw Dufour overigens voor hallucinaties is, kan zij op zeker ogenblik de indruk met vàn zich zetten dat er achter haar een gedaante staat, waarvan de ogen regelmatig open en dicht gaan.... En werktuigelijk ziet zij om....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken