Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het lied van den sluier (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het lied van den sluier
Afbeelding van Het lied van den sluierToon afbeelding van titelpagina van Het lied van den sluier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.28 MB)

Scans (1.77 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het lied van den sluier

(1940)–Jacques Schreurs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De kersentak

 
‘Neem’, sprak hij, ‘dezen tak getooid
 
Met kersen in uw hand
 
En ga, zoover gij pitten strooit,
 
Den dag in van dit land; -
 
En waar de laatste vruchtsteen valt,
 
Nabij een waterboord,
 
Daar houdt gij aan den avond halt,
 
Daar wacht gij op een woord.’
[pagina 28]
[p. 28]
 
Dankend nam zij den rijpen tak
 
En dragend haren mei
 
Toog zij, terwijl zij vruchten brak,
 
Den dag in; en voorbij
 
De witte stad, de groene laan
 
En 't droomerig plantsoen,
 
Zag zij de grauwe bergen staan
 
Als rammen in het groen.
 
 
 
Daar ging een herder met een schaap,
 
Een vrouw die water droeg;
 
En tegen middag kwam een knaap
 
Die haar om kersen vroeg;
 
Zij lei een meikers in zijn mond
 
En vroeg: vanwaar hij kwam,
 
Die stak den vruchtsteen in den grond
 
En sprak: ‘Van Abraham.’
 
 
 
Een uur lang liep hij aan haar zij'
 
En deed, terwijl zij at,
 
Haar een verhaal vol profecij:
 
Een man die eenzaam bad,
 
Doorliep het land als een trompet
 
En op zijn schoon gebaar,
 
Liepen de kranken van hun bed,
 
De dooden van hun baar.
 
 
 
En met een kers in zijnen mond
 
Zei hij ten lest den naam
 
Van d'eene Vrouw die gratie vond
 
Bij God en menschen saâm;
 
Dan, opgenomen in een licht
 
Zoo groot als 't oog nooit trof,
 
Verdween de knaap uit haar gezicht -
 
En stond zij in het stof.
 
 
 
Verward meteen door licht en woord
 
Vergeet zij tak en tros
 
En schrijdt zeer lang slaapdronken voort
 
Door een olijvenbosch,
[pagina 29]
[p. 29]
 
Doch, uit zijn paarsen schaûw gedwaald,
 
Herneemt zij vol geluk
 
Door zooveel avondzon bestraald
 
Haar weelderigen pluk.
 
 
 
Een grijsaard vraagt haar op zijn boek:
 
‘Wat nieuws van Israël?’
 
Zij schudt haar hoofd en zegt: ‘Ik zoek
 
Den rand der waterwel.’
 
Zij plukt een vrucht en schenkt hem die
 
En zingt: ‘Vaarwel! vaarwel!’
 
En uit de verte: ‘Proef en zie:
 
Zóó zoet is Israël!’
 
 
 
Zij groet de kind'ren langs haar pad;
 
De bloemen rond op 't veld;
 
En in haar arm hangt trotsch de schat
 
Der vruchten die zij telt.
 
Maar naar het einde wordt haar voet
 
Haast vleugellicht en vrij;
 
Daar komt een stem haar tegemoet:
 
‘De laatste is voor mij!’
 
 
 
Zij slaat haar sluier op en staat:
 
Geen mensch is haar nabij;
 
Doch tred na tred klinkt waar zij gaat
 
Dat woord, dat lied: ‘Voor mij!’ -
 
Zij neemt haar weg langs bloeiend zaad
 
En draagt haar edel rijs
 
Voorbij den dag en 't bleek gelaat
 
Der nacht en eet haar spijs.
 
 
 
Een wijnberg wuift in wind en zon,
 
Zijn trossen hangen bloot;
 
Een man staat in de druiventon
 
En danst zich rozenrood;
 
Een bedelaar zit bij de spon
 
En zingt voor weinig loon:
 
‘Mijn bruid daalt van den Libanon,
 
Mijn bruid is zwart, maar schoon.’
[pagina 30]
[p. 30]
 
Zij hoort hem niet, zij ziet hem niet,
 
Zij draagt haar rijke mei;
 
En luid en luider zingt het lied:
 
‘De laatste is voor mij!’
 
Totdat - zij heeft in trouw verbond
 
De laatste vrucht beschut -
 
De laatste pit valt uit haar mond
 
In eenen waterput.
 
 
 
Zij vindt een man aan zijnen rand
 
Die, naarstig, neergebukt,
 
Met zijnen vinger schrijft in 't zand
 
En traag zijn aandeel plukt;
 
Doch als zij vragend bij hem staat
 
En spreekt: ‘ik wacht een woord’ -
 
Buigt hij zijn zeer schoon, bruin gelaat
 
En gaat met schrijven voort.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken