Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het lied van den sluier (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het lied van den sluier
Afbeelding van Het lied van den sluierToon afbeelding van titelpagina van Het lied van den sluier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.28 MB)

Scans (1.77 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het lied van den sluier

(1940)–Jacques Schreurs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Een handvol bramen

 
't Is eeuwig Moenen weer, die ram,
 
Die, waar een ziel zit moegevlogen
 
Of tegen God sloeg vleugellam,
 
Haar toelonkt ‘met den eenen ooge’.
 
Wie springt haar bij en doet galant?
 
Wie spreidt voor haar zijn weelden open:
 
Een eindloos feest, een wilde brand? -
 
Doch zijn gelaat, met doem bedropen,
 
Wischt in haar doek zijn vlekken uit
 
En in haar kleed wascht hij zijn handen.
 
Wat wil zij meer? Wat kiest de bruid?
 
Zij klaagt niet meer; haar oogen branden;
 
Zij neemt het feest; het vuur, den wijn
 
En leert de kunst der kunsten zeven;
 
Maar draagt haar sluier als gordijn,
 
Haar kleed als een verkreukeld leven;
 
En door een wildernis van licht
 
Als door een tuin van witte rozen
 
Voert zij haar kil en trotsch gezicht
 
Naast Moenen, dien zij heeft verkozen...
 
 
 
Haar mond vult zich met asch en schuim.
 
Wie vaart als zij zoo hooge golven?
 
Haar wezen tuimelt door het ruim
 
En door een vloed van hoon bedolven,
 
Grijpt zij gebroken naar een mast,
 
Maar klemt in droomen en gedachten
 
Zich vaster steeds aan Moenen vast;
[pagina 32]
[p. 32]
 
Die schaterlacht door àl haar nachten
 
En schittert op het wereldplein...
 
‘Ik schitter,’ lacht hij, ‘schitter mede.’
 
En uit zijn kroes drinkt zij den wijn
 
Die dartel maakt en door haar leden
 
Als vuur haar naar de oogen kruipt.
 
Doch bij den geur van bonte kramen,
 
Terwijl haar tong van weelde druipt,
 
Hunkert zij om een handvol bramen - - -
 
‘Moenen! Moenen! wat zou ik geven
 
Om met een zeemeeuw en een hond
 
Nog eenmaal mij een doek te weven,
 
Of met een kers in mijnen mond
 
Het lied te lezen dat geschreven
 
Mijn voet vertrad in 't mulle zand!’
 
Zij ziet haar ring, den diamant
 
En als de laatste sterren tanen
 
Neemt zij haar doek en wischt haar tranen...
 
 
 
Heer Moenen voert haar dag en nacht
 
En pronkt met haar die weet te pralen
 
En op te klimmen in de pracht
 
Van koningen en koningszalen;
 
Daar zit zij aan den hoogsten disch
 
En lacht en schreit bij de banketten
 
Of speelt met haren ring en is
 
De bleekste waarop allen letten
 
Wanneer zij spreekt van een landstreek,
 
Waar dag en nacht de peppels praten
 
En bij een zoete waterbeek
 
De herten 's avonds staan te blaten
 
Van liefde en heimwee. Rijk en schoon:
 
Wat kan zij méér zijn en begeeren
 
Dan zetelen op eenen troon,
 
Aanbeden door aanbeden heeren
 
En door godinnen loensch beloerd?
 
Waarom buigt zij haar hoofd verlegen
 
En zit zij telkens weer ontroerd
 
In 't druppelen van eenen regen?
[pagina 33]
[p. 33]
 
De priesters doen gelijk de raven:
 
Zij pikken paarlen uit haar doek
 
In ruil voor goddelijker gaven;
 
Zij plukken bloemen uit een boek
 
En binden distels tot geboden
 
Totdat zij niet meer slapen kan;
 
En zoo wordt zij de schoone doode,
 
De vrouw die, zonder God of man,
 
In steenen stilte pleegt te pronken
 
En zetelt als een steenen wet.
 
Wat deert haar nog het geile lonken
 
Der prinsen en het nachtbanket
 
Der vrouwen, die de vuren stoken
 
Van wellust, dronkenschap, verraad?
 
Haar oogen zien het licht gebroken
 
En, koeler dan een dageraad
 
Die enkel scherven vindt en wonden,
 
Zit zij in bloemen en in bloed
 
Doodsbleek, aan God noch mensch gebonden,
 
Een roos in hare hand ten groet
 
Aan wie nog om een rustbed dwalen.
 
Zij vindt een hard en eenzaam bed.
 
Háár schoonheid kan geen vorst betalen,
 
Haar vleesch duldt niet een enk'le smet.
 
Ai! waar geen ding haar kan verzaden
 
Bezit hooghartig zij voortaan
 
Dien dieren schat van haar genaden -
 
En voert een hoog en trotsch bestaan...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken