Memoryboeck van de vrouwens. Het notitieboek van een Friese vroedvrouw 1693-1745

[1704]

Dit vorleden jar 1703 hebe hondert 17 kynder met seegen en geluck gehalt.

Alemachtige Goedt en Vader, gefft mij doch nu wederom met dyt angevange niwe jar 17 hondert 4 doch niwen seegen, niwe welldaden. Begafft mij met dorluchtige kenisse en verstant, ho langer ho mer. En geff dat noyt mijn evenmens onder mijn handen ongeluckig worde, gelick gij, allemagtige Godt en Vader, mij alltit met seegen van den hogen hemel hebt bijgestan. Also wilt vortan U vaderlicke gust en genade nit van mij trecken. Ick ben nit, mar U allen de ehre. Mijn hulpe komt van den Heere dy hemell en arde gemaekt [heeft]. Verlat mij dan nit, o mijn Godt en Saligmacker. Geft mij ock lust, de gunste van de mensenkynder, gesontheit. En op Uwe saligheit wacht ick, Here. Amen, het sij so om Jesus Christus wille, ammen.

Catharina Ger. Schraders, weduw Cramers.

(963)

den 29 feberwary Johanes Simkes glasemacker sijn wiff Trintie. 2 Sonen. Lagen bey verkert.

1-13

[p. 108]

(968)

1704 den 10 mert bij Jan Teckes Osterban sijn wiff Antie. Satt 2 dagen in arbeit. Konde nit verlosen. Most het met grott gewelt met een hack hallen. War all waet doedt gewest. Een son.

6-6

(969)

1704 den 13 mert ben tot Drisum gehalt bij Gabe Dudes sijn wiff Trintie. Har een son gehalt bij de voetten. Haeden sij het ander all 6 uren gehaet. Een son met een dochter. Goedt sij geloft.

2-12

(971)

den 13 mert bij Schurt Douwes sijn wiff Tit op de Jauwer gehalt, nae dater de gehele nacht all een ander war gewest. En sat het kint achter het issben. Verloste dadelick, Goedt lof, van een son.

-.-

(973)

den sellven 16 mart tot Osterum bij meyster Pitter scholmeyster sijn wiff Amelia. En twe dochters gehalt. Waren beyde well tot de geborte gekert.

2-1

(976)

1704 den 23 op de Streek bij Johanes Auwkes sijn wijff Ninke. Mar war all verlost don ick qwam.

2-1

(1002)

den 3 juny Zirick Lambers sijn wiff Tonti. Weyny[g] ontschlutinge. Sat 2 etmall in arbeit. Ginck ser swar to. Doch moder en kynt behauwden.

2-

(1009)

den 25 julli bij Jackop backer op de Leegeweg sijn wiff Zitzke. Bevont dat het kyn qwalick lag en dat gen ontsch[lui]tinge. Durde tot morgen. Enn qwam er arbeit. Geluckte, Gott loff, well, mar miserabel. Verot en vergan.

3-

(1022)

1704 den 30 augustus ben ick onder het Raethuys gehalt bij Jan Oties roul but sijn wiff Jelltie, dy dar in gevluch[t] war en sij in har hus nit komen konde. Een son.

1-10

(1024)

1704 den 12 september bij Jorgen Sticker sijn Romke gehalt. En war all 2 dagen het watter weg. War gen ontschluytinge. Most het alles macken dor stofinge en de hantkonst. En most het kyn[d] keeren sonder ontschluytinge. Hallde het seer beswarlick met de votten. Het twede qwam recht. Een qwam een hallef ur nae het ander. 2 Klijne meyssis. En war, Godt loff en danck, don alles well.

3-

(1030)

den 20 september bij Jackop Vockels bode sijn wiff Rimke, nae datze 3 dagen ser qwalyck dar an war vant watter. Hebbe har 2 mall geklistert. En kreg het eene kynt allen. En schepte well 4 potten watter onder har weg. Verloste ven 2 dochters.

4-18

(1037)

1704 den 5 ocktober bij Jan Reyners lertouwer sijn wiff Diwke verfster gehalt. Haede een grotte vlot. De streng of de moderkock los. En vloyde so lange tot datze verlost war van een dodt kynt. Schir gen arbeit. En most in de vlot smoren.

2-10

(1052)

1704 op Allerheylygen bij Douwe [...] brouwer an de Bonte Bruge sijn wiff Gertie. Een son. Mar qwam met de votten. Blef om sijn hals geslotten. Hade dar vell me te don, most har ock

[p. 109]

stoven en war gen ontschluyting. Mar, Godt lof, moder en kynt blef behouwden.

3-3

(1058)

1704 den 26 november bij Gelle Vellinga statzbode sijn wyff Catarina. Een son. Mar qwam dubelt met met sijn ersken. Gynck, Godt loff, noch well.

5-

(1061)

den 1 desember bij Brunsvelt sijn wiff Sipie tot Osterum. Een son. Mar war besturt.

3-3

(1062)

den 1 desember bij Johanes Liwes cordewercker sijn wiff Grittie. Mar bevont dar weynig ontschluy[ting]. Kreg het eene bentie en sat het ander votie achter het ysben. En hade vell muyte eer ick het reden kon. Hade har twe mall op het hofft. Een schrickelicke sware reys. Haede heet hast overgegeven, mar de Heer gaff het noch. Een levede noch een ur en war fris. Een son.

2-