Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Limburgsch sagenboek (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Limburgsch sagenboek
Afbeelding van Limburgsch sagenboekToon afbeelding van titelpagina van Limburgsch sagenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.62 MB)

Scans (15.38 MB)

ebook (4.40 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

legende-mythe-sage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Limburgsch sagenboek

(1938)–J.R.W. Sinninghe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 329]
[p. 329]

De smid en de hetsenmännekens.

Daar was eens een jonge smid, die goed werkte, maar toch nooit zooveel kon overhouden, dat hij trouwen kon.

Zijn meisje woonde nog al ver van 't dorp af, op een van de gehuchten.

Op een avond, dat het nog al laat geworden was, spoedde hij zich naar huis door een binnenwegsken en moest ergens een beek over die langs een berg vloeide.

Toen hij daar gekomen was, wat hoort en wat ziet hij me? Een heele hoop hetsemännekens waren aan het zingen en aan het dansen: zij wierpen gedurig hun kläkskens omhoog en vingen ze dan weer op hun teenen op.

Klaas - zoo heette de smid - verstak zich vol schrik achter een doornstruik in een spleet van den berg. En als dat zoo lang genoeg geduurd had, werd er een teeken gegeven en alle mannekens verdwenen door kleine spleten in het binnenste van den berg.

Een enkel hetsemänneke bleef buiten: zijn klakske was in een enge bergspleet geraakt en hoe meer hij poogde ze er uit te halen, hoe dieper schoof ze er in. Toen dat lang genoeg geduurd had dacht Klaas, ik zou toch zoo een klein baaske wel klein krijgen als het zijn moest, en hij vatte weer moed.

Kom, dacht hij, ik kan 'm misschien een plezier doen. Hij sprong over de beek, en zei tegen het hetsemänneke: ‘Wacht vriend, ik zal u eens helpen.’ Dan stak hij zijn langen arm in de spleet en haalde met gemak 't mutske te voorschijn.

[pagina 330]
[p. 330]

‘Wel Klaas,’ zei het awelemänneke (want het noemde Klaas waarachtig bij zijn naam), ‘ge hebt mij een groot plezier gedaan. Mijn tijd was om en ik moest terug den berg in en had ik mijn muts niet gehad, ik had in vijf jaar niet meer op het feest mogen komen. - Daar, voor uw belooning, daar is een groote klomp diamant.’

Maar Klaas, die al vaak gehoord had, dat de geschenken van de bergmenschkens geen geluk aanbrengen, antwoordde: ‘Wat zou ik met uw kiezelsteen moeten doen!’

‘'t Is warempel geen kiezelsteen,’ zei 't manneke, ‘maar een klomp diamant; neem maar gauw.’

‘Neen, neen,’ hernam Klaas, ‘dat doe ik niet, dat mag ik niet doen.’

‘Ik zal 't u toch wel weten te vergoeden,’ zei 't manneke, ‘maar nu is 't mijn tijd.’ En weg was het.

Klaas kwam thuis en ging in zijn smidse 't werk gereed leggen voor den anderen dag voor hem en zijn twee knechten.

Maar hemel! toen hij den volgenden morgen in de smis kwam was het werk al kant en klaar. ‘Zouden mijn knechts mij eens willen verrassen,’ dacht hij, ‘maar van zulk kaliber zijn ze nochtans niet.’ Nu dat klopte. Ze waren al even verwonderd als hij. Er werd dan besloten om den volgenden nacht de wacht te houden. En ziet, rond middernacht kwam 't kabouterke dat met Klaas gesproken had, en 't begon te werken en 't werkte tot tegen den morgen en 't deed werk voor drie man, zoo handig was het.

Klaas liet het maar begaan; hij kon zijn knechts wegsturen, zelf uit vrijen gaan en langzamerhand werd zijn beurs al zwaarder en zwaarder.

Maar, dacht hij in zijn eigen, ik moet dat hetsemänneke toch ook eens een plezier doen. En hij liet een schoon klein, groen jaske maken met goud afgezet, een klein broekske, een klein hemdeke, een paar schoentjes en alles navenant.

En 's avonds werd dat alles in de smidse, schoon geplooid, klaar gelegd en daar werd een spiegel opgehangen, en water en een bolleke zeep gereed gezet. Toen kwam het hetsemänneke en 't lachte in zijn

[pagina 331]
[p. 331]

vuistje. 't Begon zich te wasschen, de nieuwe kleerkens aan te doen en den hoed op te zetten. 't Ging eens voor den spiegel staan. En toen alles in orde was, trok het stillekens terug naar huis.

Maar 't aardigste van al: Klaas kon werk gereed leggen zooveel hij wou, 't manneke kwam niet meer en hij moest het zelf doen. 't Hetsemänneke was met zijn nieuwe kleeren zeker te grooten sinjeur geworden om nog te komen werken.

Maar, evel toch, Klaas had zijn buil vol centen en hij kon trouwen met zijn lief.

(Heerlen).

Bron: 't Daghet in den Oosten, V, blz. 69-70.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken