Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (2 delen) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten (2 delen)
Afbeelding van Gedichten (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.26 MB)

Scans (63.55 MB)

XML (4.98 MB)

tekstbestand






Editeur

A.E. Jacobs



Genre

poëzie

Subgenre

studie
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten (2 delen)

(1991)–Joannes Six van Chandelier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]

[177] Verrukkinge der sinnen, aan Joannes Hoorenbeek, dr., profr., en predikant t'Uitrecht: en Simon Dilman geneesheer.aant.

I Keer.

 
Wat voel ik voor een seldsaam vier
 
Myn vadsich herssenslym ontsteeken?
 
Ik raak in brand, en schuimbek schier,
 
Als dolle lui, en weet met geen belul te spreeken.
5[regelnummer]
De Poësy is soete raaserny.
 
De sienders, en Poeëten
 
Voorseggen, sonder toovery,
 
Niet selden, sonder van voorsegginge te weeten,
 
Of wat het werden zal.
 
Hun Godheit straalt, en leert geen dingen by geval.

I Teegenkeer.

 
Noch twantel ik onseeker waar
 
Ik opgetoogen heen zal vliegen.
 
Hoe durft de Roomsche Lierenaar,
 
Op dat men Pindar wraak, hem prysende beliegen?
15[regelnummer]
Om welke reên zou een verheeven geest,
 
Die steile swaaneslaagen
 
Navliende, moeten zyn bevreest,
 
Voor droeve maatschappye, in Ikars neederlaagen,
 
Die, met een hoogen val,
20[regelnummer]
Syn naam liet drinken, aan sout stroomende kristal?

I Toesangh.

 
O Venusyner schoon van vloogelen,
 
Tienduisendmaalen schooner dan
 
De schoonste paradyser voogelen,
 
Toen ghy uw trotse herssenpan
25[regelnummer]
Voor uit staakt, door het wolken ruim,
[pagina 308]
[p. 308]
 
Naast Thebens nestelingh, zoo pikte
 
Ghy steelswys, van syn braave pluim,
 
Dat om uw lyf zoo glinstrend blikte:
 
Waarom zou dan een ander geest
30[regelnummer]
Niet schoeijen, op de selve leest?

II Keer.

 
Ons Holland, parrel, aan het oor
 
Des werldgodins, siet uit de boomen
 
Van Amstel rysen, op het spoor
 
Van Theben, 't baakerkind der drymaal kroonde stroomen
35[regelnummer]
Des Rhyns, die op syn moedige geboort,
 
Uit d'ongemeetenste Alpen,
 
Zoo trots niet afbruist, als om 't woord,
 
Dat hy zoo grooten ziel, uit Keulen, hier quam swalpen:
 
Een ziel die door haar dicht
40[regelnummer]
Met Hoofd, de Poësy, in Neerland, heeft verlicht.

II Teegenkeer.

 
Ook zal die voogelkooningh niet
 
De leste, naa den Heemel, roeijen,
 
Waar hy de son, in 't aanschyn, schiet:
 
Maar wan ik speure dat myn stoppelveeren groeijen,
45[regelnummer]
Tot wieken, zal ik volgen op de baan,
 
Als piepende aarends jongen,
 
Die, tot een proef, de vlerkjes slaan,
 
En dan, van d'eijerwiegh, half vloogen, dan half sprongen,
 
Tot dat het vlugger mergh
50[regelnummer]
Hun pen leert steigren, in de locht, langs Taurus bergh.
[pagina 309]
[p. 309]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

II Toesangh.

 
Maar of natuur, en dichtens kunste
 
Gebaart, uit tyds, en oeffninghs schoot,
 
My weigerden haar Heemelgunste,
 
Om gest te kneeden, in het brood,
55[regelnummer]
Van myn niet wel gereesen brein:
 
Zoo zal ik met myn riemen roeijen.
 
Myn waaterbrekkige Fontein
 
Zal, naa syn grondaâr, ryklik vloeijen.
 
Al hanght de swakheit machtloos 't hoofd,
60[regelnummer]
Noch werd de goede wil gelooft.

III Keer.

 
O Godheit, nu met eenen straal
 
Van rymkunst, op myn hoofd, gesonken,
 
Vermeer dat brandend soet, en daal
 
Vol straalen, als een kringh, waar mee de sonnen pronken.
65[regelnummer]
Dat vuur vloeije, uit een diamante pen,
 
Op dichtende papieren,
 
Op dat men klaarlik taste, en ken
 
Den dagh van Majesteit, uit allerleije swieren,
 
Wanneer ik ben van sins
70[regelnummer]
Astre te trouwen, aan Oranjes vreedeprins.

III Teegenkeer.

 
Met sulken pen, o Haarlem, wil
 
Ik Hoorenbeek uw soon vereeren,
 
Die, met syn daagen in April,
 
Een vruchthoorn meededeilt, van goude soomerpeeren.
75[regelnummer]
Syn kristallyne, en vliende soete beek,
[pagina 310]
[p. 310]
 
Vol Godsgeleerde waatren,
 
Maakt dat het Uitrechts stift geleek
 
Een paradys, waar uit des leevens stroomen schaatren,
 
Tot laavingh van de ziel,
80[regelnummer]
In kerk, en school: daar Vecht het lichaam onderhiel.

III Toesangh.

 
U Dilman, uit het slecht Westfaalen,
 
Geboortigh, waar op Lemgo brom,
 
Zal ik, naa 't leeven, konstigh maalen,
 
Met kleuren van den puiksten blom,
85[regelnummer]
In 't selfde stuk tapissery:
 
Om dat Galeen, in u verreesen,
 
Ons, met syn godlike artseny,
 
Op 't hooploos doodbed, quam geneesen,
 
Toen ghy gehaalt, van Amstelvliet,
90[regelnummer]
De Zee, en Beverwyk verliet.

[tekstkritische noot]Emendatie r. 62: rymkunst < rymkust


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken