Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (2 delen) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten (2 delen)
Afbeelding van Gedichten (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.26 MB)

Scans (63.55 MB)

XML (4.98 MB)

tekstbestand






Editeur

A.E. Jacobs



Genre

poëzie

Subgenre

studie
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten (2 delen)

(1991)–Joannes Six van Chandelier–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 320]
[p. 320]

[177] Verrukkinge der sinnen, aan Joannes Hoorenbeek, dr., profr., en predikant t'Uitrecht: en Simon Dilman geneesheer (p. 307)

toelichting Dit gedicht, in de vorm van een Pindarische ode en met het bij dat genre aansluitende enthousiaste karakter, schreef Six waarschijnlijk in het voorjaar van 1648 (vgl. r. 69-70 en r. 73). In de ode geeft Six een beschrijving van de ervaring van ‘goddelijke inspiratie’ (furor poeticus), maar de toon is daarbij steeds ironisch. De vurige inspiratie, die de dichter bijna tot schuimbekken brengt, leidt uiteindelijk slechts tot wat bedankjes aan goede vrienden. Van een voornemen om Willem 11 gloedvol te bezingen komt niets terecht. Bij de kritiek die Six zo ironiserend levert op het verheven dichterschap is vooral Horatius zijn leidsman geweest (vgl. Schenkeveld-van der Dussen, 1983 a, p. 303-305). De Utrechtse professor Hoornbeek en de arts Dilman waren behalve goede vrienden ook verwanten van Six (zie het Register van namen). Dit gedicht staat op p. 227-231 van Six' bundel.
 
annotatie  
 
1 seldsaam: vreemd, ongewoon
  vier: vuur, aandrift
2 Myn vadsich herssenslym ontsteeken: De inerte massa van mijn schedelinhoud in vuur en vlam zetten
4 dolle lui: gekken
  belul: overleg, verstand, benul (wnt ii, i, 1809, deze plaats)
5 soete raaserny: een ‘gunstige vorm van waanzin’
7 Voorseggen: Doen voorspellingen
9 Of wat het werden sal: Of zonder te weten wat er te gebeuren staat (hun voorspelling komt als het ware onbewust tot stand)
10 Hun Godheit straalt, en leert geen dingen by geval: In hen gloeit een goddelijk vuur en het is niet het blinde lot dat maakt dat zich dat vuur openbaart (dwz. hun ‘waanzin’ is van een goddelijke wijsheid, die hun ook door de goden is ingegeven)
11 twantel: sta ... in dubio (wnt xvii, ii, 4390, deze plaats)
12 opgetoogen: (zo) geïnspireerd
13-14 Hoe ... beliegen?: Hoe komt de Romeinse lierdichter (Horatius) ertoe Pindarus zo leugenachtig te prijzen, opdat men hem (Pindarus) zal afwijzen (nl. als na te volgen auteur)? In Ode iv, ii beweert Horatius dat eenieder die Pindarus tracht te evenaren, zal neerstorten als Ikarus. Het beliegen zal hem zitten in het feit dat Horatius Pindarus al te hoog stelt èn in het feit dat hij hem zelf toch heeft nagevolgd (vgl. de volgende eerste Toesangh).
16 swaaneslaagen: vleugelslagen van een zwaan (een edel dichter als Pindarus is, vgl. Horatius, Ode iv, ii, 25-27)
17 Navliende: Achternaijlend
18 Voor droeve maatschappye: Voor droevige ‘deelgenootschap’, Een beklagenswaardige deelgenoot te worden
  in Ikars neederlaagen: in de neergang van Ikarus

[pagina 321]
[p. 321]

20 Syn naam liet drinken: dwz. Zijn naam gaf
  aan sout stroomende kristal: aan heldere zoute stromen (nl. aan de Ikarische zee, waarin Ikarus neerviel). Hetzelfde gegeven is vermeld in de reeds genoemde Ode van Horatius: iv, ii, 3-4.
21 Venusyner: Horatius (in Venusia geboren)
  vloogelen: vleugels
23 paradyser voogelen: van alle ‘in het paradijs levende’ (ooit geschapen) vogels
25 Voor uit: Omhoog
26 Thebens nestelingh: de in Thebe geboren ‘gevleugelde’, nl. Pindarus
  zoo: expletief, vat Toen (r. 24) op
27 steelswys: tersluiks
  syn braave pluim: zijn edele verenpak (nl. zijn dichtwerk, waaraan Horatius elementen ontleende)
28 blikte: lichtte, straalde
29 een ander geest: een volgende dichter
31 parrel: een parel (als oorhanger)
32 Des werldgodins: Van de godin Wereld
32-33 uit de boomen Van Amstel rysen: uit het water van het stuk Amstel dat met afsluitbomen is afgescheiden ... oprijzen; uit het Amsterdamse stuk Amstel ... omhoogrijzen
33-34 op het spoor Van Theben: dwz. zoals Pindarus in Thebe opkwam
34-35 't baakerkind ... Rhyns: het kindje van de driemaal gekroonde wateren van de Rijn; hem die geboren is in de Rijnstad Keulen (die een stadswapen met drie kronen heeft). Six doelt uiteraard op Vondel.
35 die: de Rijn, die
  moedige: fiere
36 ongemeetenste: onmetellijkste
37 Zoo trots niet afbruist: Niet zo trots is, als hij zijn bruisende loop volgt. De water-metaforiek in r. 32-38 zal zijn ingegeven door de genoemde Ode van Horatius, die Pindarus met een stromende en zwellende rivier vergelijkt (Ode iv, ii, 5-9).
  als om 't woord: als op het vermeldenswaardige feit
38 hier: in Holland
  swalpen: aanspoelen, meevoeren
40 Hoofd: P.C. Hooft
  verlicht: het licht heeft geschonken
41-42 Ook ... roeijen: Ook die koning onder de vogels (nl. Vondel) zal niet de laatste zijn die in het luchtruim opwiekt (vgl. wnt xiii, 685)
43 de son in 't aanschyn, schiet: recht tegen het zonlicht in omhoog schiet
44 Maar wan ik speure [...] zal ik: Want ik zal, als ik bemerk ... (de tegenstelling in Maar hier opgevat als een verklaring bij niet, r. 41).
45 op de baan: in zijn vlucht. De voorstelling in de volgende regels is ontleend aan Ode ii, xx, waarin Horatius zijn metamorfose tot zwaan schetst (vgl. Schenkeveld-van der Dussen, 1983 a, p. 304, noot 29).
47 tot een proef: ‘om het eens te proberen’
  slaan: uitslaan
48 d'eijerwiegh: als omschrijving voor: het nest
49 het vlugger mergh: het rapper door de schacht van hun veren vloeiend vocht (hier ook als beeld voor de inkt)

[pagina 322]
[p. 322]

50 Hun pen: Hun vleugels (ook: Hun schrijfpen)
  leert steigren: hoger leert stijgen (wnt xv, 1138, deze plaats)
  langs Taurus bergh: tot een hoogte als die van het Taurus-gebergte (een zeer groot massief in Klein-Azië, waarvan de hoogste toppen boven de 3500 m hoog zijn). Een nader verband (de Taurus als dichterberg?) kan ik niet vinden.
51 of: (zelfs) als
  natuur, en dichtens kunste: het ingeboren vermogen (ingenium) en de aan te leren vaardigheid (ars) tot dichten
52 Gebaart: Die ontstaat (bepaling bij dichtens kunste)
  uit tyds, en oeffninghs schoot: uit een periode van oefening (exercitatio)
53 haar Heemelgunste: hun hemelse gunst
54 Om gest te kneeden: Dat ik gist zou kunnen kneden
56 Zoo: Zelfs dan (vat of, r. 51 op)
  roeijen: waarschijnlijk in een ironische herinnering aan roeijen, r. 42
57 Myn waaterbrekkige Fontein: Mijn dichterbron, die gebrek aan water heeft
58 Zal, naa syn grondaâr, ryklik vloeijen: Zal zo rijkelijk vloeien als zijn waterader in de bodem het toelaat
59 hanght: laat ... hangen
60 werd [...] gelooft: zal van ... uitgegaan worden (vgl. Ut desint vires, tamen est laudanda voluntas, ‘al ontbreekt de kracht, de goede wil verdient lof’, Ovidius, Ex Ponto iii, iv, 79)
61 Godheit: nl. Apollo
  nu: nl. blijkens het vuur dat ik nu voel (vgl. r. 1-4)
  eenen straal: een glimpje
62 gesonken: neergedaald
63 Vermeer: Vermeerder
  dat brandend soet: dat verzengend maar toch aangenaam gevoel
64 een kringh: een halo, een krans
65 diamante: dwz. kristalhelder formulerende (vgl. klaarlik, r. 67), of: onvergankelijke?
67 taste, en ken: voor zich ziet en kan aflezen
68 Den dagh van Majesteit: De majesteitelijke huwelijksdag
  uit allerleije swieren: uit allerlei gezwier, dwz. uit edele poëzie (van mijn hand)
69 Wanneer ik ben van sins: (Den dagh ...) Die ik wil oproepen als ik het plan opvat
70 Astre te trouwen, aan Oranjes vreedeprins: Een beeld te schetsen van het (denkbeeldige) huwelijk tussen Astrea (de godin der gerechtigheid) en Willem ii, de prins van de vrede van Munster.
71-72 Met sulken pen [...] wil Ik [...] vereeren: Ik wil een dichtwerk van die pen schenken aan ...
72 uw soon: Hoornbeek was van geboorte Haarlemmer. Haarlem is hier de aangesprokene.
73 met syn daagen in April: dwz. bij zijn komst in april (‘zijn komen opdagen’)? Men kan dit gedicht op grond van r. 69-70 en deze regel waarschijnlijk dateren op ‘voorjaar 1648’. De vrede van Munster werd op 30 januari 1648 getekend en op 15 mei bezworen.

[pagina 323]
[p. 323]

74 vruchtboorn: het tweede deel van dit woord ook als een toespeling op de naam Hoornbeek (vgl. beek, r. 75)
  meededeilt: meezendt, of: overhandigt.
  soomerpeeren: ik kan de paradox tussen deze soomerpeeren en het April van de voorgaande regel niet precies toelichten. Was er misschien sprake van verduurzaamde, ingelegde peren?
75 Syn kristallyne, en vliende soete beek: De kristalhelder stromende lieflijke beek van zijn woorden (beek in toespeling op de naam)
76 Godsgeleerde waatren: dwz. theologische wijsheid
77 het Uitrechts stift: het Sticht Utrecht
  geleek: ging lijken op
78 des leevens stroomen: de stromen van het levende water (vgl. Genesis 2:10-14 en Openbaring 22:1). Het paradijselijke is misschien ook in verband te brengen met de vruchten: dergelijke vruchten zijn als het ware ‘eeuwig’ voorhanden.
  schaatren: klateren
80 In kerk, en school: Hoornbeek was immers predikant en professor (school hier als: universiteit)
  daar Vecht het lichaam onderbiel: terwijl de Vecht daar de dorst van het lichaam laaft
81 slecht: weinig beduidende
82 waar op Lemgo brom: waarop Lemgo prat kan gaan. In Lemgo was Simon Dilman dus kennelijk geboren. Lemgo ligt tussen Bielefeld en Hameln.
83 konstigh maalen: kunstig afschilderen. De beeldspraak zal hier verwijzen naar het Horatiaanse ‘Ut pictura poesis’ (Ars poetica, 361).
85 In 't selfde stuk tapissery: Op hetzelfde stuk weefsel (In hetzelfde van verzen geweven dichtwerk), als waarop (waarin) ik Hoornbeek al heb afgeschilderd
86 Galeen: Galenus, de Antieke geneesheer
  in u: in uw persoon
87 Ons: is dit een bescheidenheidsmeervoud, of duidt Six op meerdere personen (bijvoorbeeld van zijn familie)?
89 gehaalt, van Amstelvliet: uitgenodigd door de Amstelstroom, door Amsterdam
90 De Zee, en Beverwijk verliet: Wijk aan Zee en Beverwijk verliet. Dilman had dus de Noordzee voor de Amstel geruild.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken