Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bruylofts-kost (ca. 1645)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bruylofts-kost
Afbeelding van Bruylofts-kostToon afbeelding van titelpagina van Bruylofts-kost

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bruylofts-kost

(ca. 1645)–J. Smeerbol–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Bestaande in verscheyden zedighe en boertighe echts-gezangen, drink-liedjens, raadselen, rondeelen, lever-rijmpjens, en andere snakerijtjens, voor d'Aemsteldamsche jeughd opgeschaft


Vorige Volgende
[pagina 92]
[p. 92]

Huwlix Kracht. voor A.H. en H.M.
In Amsteldam vertoont.

 
EErwaarde Bruidegom, ik voer op dese tijt,
 
Nu ghy de vree-vaan swait, een ongewone strijt.
 
Ik grijp de waapen aan, en stel my in slagoorden;
 
Toch so niet dat ik naar het gruwlik menschen moorden,
 
Of stede plondren tracht: o neen! mijn kruid en loot
 
Teelt leven, en vernield, so 't doenlik is, de dood:
 
Dat is, ik zing hoe dat men best de grage kaken
 
Van d'oude bullebak, die altijt, met vermaken,
 
De menschen 't leven rooft, sal vullen, dat' er iet,
 
Op dese grote disch, ten lesten overschiet.
 
De dood wiert, so gy weet, toen Adam eerst zijn ooren
 
Naar Evas smecken boog, deur eene beet geboren;
 
So dat hy, van dien tijt, zijn krachten so bewees,
 
Dat, onder 't leven, een benaude schrik verrees:
 
De menschen sagen dat hun wesen, sonder wesen,
 
So dit so voort ging, moest vervallen: maar door 't vresen
 
Wiert het vernuft gewekt. Elk stelt zijn wijsheit schrap;
[pagina 93]
[p. 93]
 
Men soekt de kruyden deur, men let op reuk en sap
 
Der bloemen en geboomt', men vint op 't lest die vonden
 
Om een gemeene quaal; ja schadelikke wonden
 
Te heelen: maar wat is 't? het kruid raakt, met de tijt,
 
Al quijnende en van self, heur slappe krachten quijt;
 
Des is die troost gedaan. Men zoekt een ander open.
 
Hier speelt de min er rol, en leert, deur 't samenknopen
 
Van een ontknoopbre knoop, de doot gedurig werk
 
Te geven. 't Leven wierd zijn viand strax te sterk.
 
Elck socht een Weerga daar hy, in de min, 't vernuwen
 
Van 't leven, deur de lust, besloten in het huwen,
 
Kon vinden. Dese trek wies, in een korten tijt,
 
So seer, dat al dit rond, al was 't de dood een spijt
 
En schaadlik hartewee, met levendige zielen,
 
Gelijk een bieje-korf vol biejen, scheen te krielen:
 
Toen leefde 't leven eerst. Men hailigde de min,
 
En danckt'er duisentvout, om datse het begin
 
Van een volkomen vreugd, daar yder wel gevallen
 
En groot behagen, mits het soet lief koosend mallen
[pagina 94]
[p. 94]
 
De harten streeld, in heeft, had aangewesen. Dit
 
Groeyt alle dagen aan, en aller oogen wit
 
Is op het huwlixbed. De wereltsche gebouwen,
 
Deur 't huwen, heur gestel en eygenschap behouwen.
 
De steden worden hier alleenig deur gemaakt.
 
De dood heeft, nu hy ziet dat elck dit soet wel smaakt,
 
Geen kans, om 't leven, dat deur liefde wort herboren,
 
Deur zijn gewelt, hoe graag hy daar naar is, te smoren:
 
Maar haalt de bloetvlag in, en toont sich heel goetschik:
 
Want die hem heeft gebaard is nu voor hem een schrik.
 
Het mannelik geslacht vind in de swakke vrouwen
 
Alleen hun krachten, en de vrouwen, deur het trouwen,
 
Weer by de mans heur schut. Dit wonderlik beschik
 
Heeft u, o Daifilo, mee, in een ogenblik,
 
De zinnen so ontroert, dat ghy, met dierbre gaven,
 
En suchten, en gebeen, uw' lusten socht te laven:
 
Mits Granieds oogen, deur een innerlikke kracht,
 
Een groote hitte, in u koele boesem bracht;
 
So dat gy, sonder haar, in stage quaal moest leven:
[pagina 95]
[p. 95]
 
Maar d'oorsaak van de pijn heeft al de pijn verdreven.
 
Zy heeft aan u versoek, op 't lest, heur heusche wil,
 
Gewilliglik, gehuwt. Ghy kust'er, en zy vil
 
V, schaamrood, in uw narm, en riep: Ik voel iets branden
 
Nu ik mijn Bruigom voel, op mijne lippen stranden.
 
't Gerucht blies deeze vreugd terstont op heur trompet,
 
En Venus cierde strax met Palm het Bruilofsbed.
 
D'afgaande stamme, in hun twee opgaande looten;
 
Een ongemeene vreugd, aan weederzijdts, genooten;
 
Vermits zy, deur de hoop, nu zagen dat de doot,
 
Met stompe pijlen, op 't verlangde leeven schoot:
 
Want schoon het leven al in d'oudren wert verdreeven.
 
Zoo zal 't, in Daifilo en Granida, herleeven.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken