Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg) (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
Afbeelding van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)Toon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.07 MB)

Scans (1039.26 MB)

ebook (8.46 MB)

XML (1.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)

(1982)–C. Smits–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 173]
[p. 173]

Hoofdstuk 10
Brieven (5) naar aanleiding van de schorsing van ds. H.P. Scholte

Inleiding

Zoals bekend werd ds. Scholte door de synode van de Afgescheidenen, gehouden te Amsterdam van 17 november tot 3 december 1840, geschorst.Ga naar voetnoot1 Naar aanleiding van dit gebeuren richt Scholte zich circa 10 december 1840 tot een aantal gemeenten voornamelijk in de provincies Utrecht, Noord- en Zuid-Holland, Gelderland en Zeeland, teneinde te vragen of zijn schorsing al dan niet wordt erkend.Ga naar voetnoot2 Als reactie daarop, werd Scholte door verscheiden personen en kerkeraden opgewekt zijn conflict met ds. S. van Velzen opnieuw te toetsen aan het Woord des Heeren. Ook in het onderstaande lezen we iets daarvan.Ga naar voetnoot3

Bij de brieven die we in dit hoofdstuk reproduceren, voegen we er één geschreven door mr. H.J. Koenen (1809-1874).Ga naar voetnoot4 Hoewel dit schrijven dateert van vóór de schorsing, menen we het hier een plaats te moeten geven, aangezien er uit blijkt, hoezeer Scholte reeds in de herfst van 1840 zag dat zijn kerkelijke positie in gevaar was. Verder is deze korte brief van belang, daar hij ons leert, dat laatstgenoemde zich in deze tijd heeft uitgelaten over een ‘vermoedelijk vertrek naar Amerika’.

1. H.J. Koenen, Amsterdam, 7 november 1840

In de jaren kort na 1834, financierde Koenen tezamen met mr. A.M.C. van Hall, mr. G. Groen van Prinsterer en Scholte een visserspink. Dit om enige Scheveningse vissers te helpen, die brodeloos waren geworden; aangezien zij 's zondags niet wilden arbeiden.Ga naar voetnoot5
[pagina 174]
[p. 174]

Geachte Broeder in het Geloof!

Ik ontving voor eenige dagen uwe letteren met de inliggende Rekening Courant. Mijn gevoelen, reeds een jaar geleden geuit, dat het wenschelijk zou zijn de pink te verkoopen, is, gelijk Gij begrijpt, door de ongunstige verhoudingen van dit jaar nog meer versterkt geworden, en wordt dit al verder door uw vermoedelijk vertrek naar Amerika. Gij zult toch wel niet van voornemen zijn het beheer der pink van uit dat overzeesche land te blijven voeren. Gaarne zou ik dus eens stellig weten welke uwe plans te deze aanzien zijn. Wie weet of de zeelieden die de pink bevaren, en toch wel meest gescheidenen zijn, immers vroeger waren, niet wel zelve naar Amerika vertrekken. In allen gevalle wenschte ik gaarne van de zaak af te zijn, en zal, indien er niet anders op is, mijn aandeel zoeken te verkoopen of over te doen, tot welken prijs dan ook.

Ik verneem nog al veel goeds van de winterharingvangst: het is in de hand des Heeren eenige gunstige wending ten deze te geven. Hij geve het ten goede der arme strandbewoners! Zijt oprechtelijk gegroet in onzen God, van

 

Uw heilbiddenden D(ienaa)r en Vr(iend)

H.J. Koenen

2. W. Bergman, namens de kerkeraad te Naaldwijk, ongedateerd

Wij dateren deze brief 12 december 1840, aangezien we er in lezen dat hij ‘den 12’ is geschreven en dat men de vorige dag (‘den 11’) bij geruchte heeft gehoord van de schorsing van Scholte.

 

De Afgescheiden gemeente te Naaldwijk ontstond vermoedelijk in 1837. De eerste ouderlingen waren W. Bergman en Hendrik Hoogenraad, de eerste diakenen Cornelis Hanekroot en Hendrik Stokdijk.Ga naar voetnoot6 De schrijver van onderstaande brief, W. Bergman, was in het tijdvak 1837-1840 als afgevaardigde aanwezig op enige provinciale vergaderingen van de Afgescheiden kerken in de provincie Zuid-Holland. Uit het feit, dat hij ook aanstonds zijn gemeente vertegenwoordigt als - na de door ds. Scholte veroorzaakte breuk - het gereconstrueerde kerkverband in de provincie Zuid-Holland vergadert,Ga naar voetnoot7 mag worden geconcludeerd, dat Naaldwijk niet de zijde van Scholte heeft gekozen. Zijn proza is niet geheel doorzichtig.

Willem George Frederik Bergman (1797-1846) was van beroep
[pagina 175]
[p. 175]
klompenmaker.Ga naar voetnoot8 In 1839 verlangt zijn gemeente dat hij zou worden ‘onderzocht en geördend... tot de bediening des Woords en der Sacramenten’.Ga naar voetnoot9

Aan Zijn WEWD H.P. Scholte Bedienaar des evangeliums
Te Utrecht in Adres

Waarde Broeder

den 12 zavends zittende om Uw te schrijven over de belangens, en om U de voorige antwoorden te zendenGa naar voetnoot10 en dewijl wij den 11 op de kerkvergadering gesproken hadden over Uwe schorsing die wij van buiten gehoord hebben zoo was ons besluit na dat ik de zaak open gelegt had wanneer die schorsing daar uit voor(t) komt dezelfde niet te erkennen en daarom UE te schrijven of het alzoo ware, en ziedaar komt het antwoord en de vraag met al de zaaken die beslooten waren,Ga naar voetnoot11 dus blijven wij U erkennen als onze Herder en Leeraar, gelijk UE wel zien zal in de antwoorden. Maar wij moeten UE tevens vermanen gelijk gij ons geschreven hebt dat gij Uw dan voortaan van de bediening zoude onthouden daar wij het voor(r)egt nog nooit gehad hebben om Uw in ons midden te hooren prediken zoo blijven wij Uw op het dringenst vermaanen om nu Uwe beloften te komen voldoen zoo spoedig mogelijk is. De Gemeente geeft haar verlangens in alle die zaken op, schoon die zwakGa naar voetnoot12 Dat zij hunne Ouderling aanbevolen hebben om tot de bediening op te lijden is niet geschied om dat dit een zaak ware die tot hiertoe zijn voortgang gestuit is. Ja Broeder, veel mag ik opmerken en wilde wel eens gaarn met uw spreken. De tijd hoop ik zal eens komen dat wij nog eens vereenigt zullen samen zijn. Nu Broeder niets komt bij ons in aanmerking, als dat gij tot ons over zult komen. Eenmaal zal alles openbaar worden en het onderscheid gezien worden en die in Zijn Woord blijven zijn zijne discipelen en alles wat hier tegen strijd al wil men het nog zoo opzieren, het moet verbrand worden.
De Heere zij U een Rotssteen. Wij blijven in alles uw gemeente die in verlangen na uw is en noemt hem uit naam Der Kerkeraad uw medeopziener

 

Willem Bergman Oud.

[pagina 176]
[p. 176]

3. W. Bergman, Naaldwijk 1 april 1841

Waarde Broeder

Wij kunnen niet nalaten Uw onze gedachten aangaande de schorsing van UE te schrijven, na dat al op twee Classicale vergaderingenGa naar voetnoot13 over die zaak gehandelt is, en waar gij ook schuldig verklaart en bewezen zijt te zijn, waarover wij nog eenige tijd over in bedenking geweest zijn, en waarop wij moeten besluiten U te erkennen geschorst te zijn, en wanneer Gij Uw zelven eens herinnert wat UE op de Provincieale vergadering te Dor(d)t tegen Boze zeide die zich beklaagde mishandelt te zijn van de Kerkenraad, en daarom het niet vermeende zulks behoorde aan te nemen, waarop Gij hem ten antwoord zeide dat al was het dat zij hem ook op een onteerende wijs mishandeld hadden, hij het behoorde aangenoomen te hebben en dan zich zelven op een andere vergadering beroepen, dan zoude de schuldige veroordeelt, en de onschuldige vrij verklaart geworden zijn.Ga naar voetnoot14 Ziedaar Broeder, zoo even is het met UE gesteld; de schorsing U toegezonden, moest gij hebben aangenomen, en dan aan die Gemeentens het zelfde bekend gemaakt, wie UE nog voor hun Leeraar en Bestierder erkenden, dat gij de schorsing uw toegezonden moest aannemen, maar hoe dat uw ook verwagtende ware, zij over die zaak zich zoude gebogen laten, om U weder in U voorige dienst te herstellen. Waarop dan ook dezelfde ook Uw zaak en de hunne wel zoude gehandhaafd hebben en dan wanneer Uwe beschuldigers ook schuldig gevonden wierden, even als het voriege zoude gehandelt zijn.

Ziedaar Broeder, wat vloeijt er nu uit voort: verwoesting en tweedragt. O Broeder mogt gij het nog erkennen al is het dan ook dat gij mishandelt wordt, de Heere zal dan Uw zaak regvaerdigen en de andere beschamen. En wanneer Gij schuldig zijt dan zondigt gij tegen de ordienanties der kerke, en daarom als wij niet schuldig zijn om ons dan schuldig te laten verklaren is zelfsverlo(o)chening, maar zal niet schaden.

De Heere schenke Uw Zijnen Geest om te doen dat Hem behaagt opdat Hij er door verheerlijkt moog(e) worden, Zijn Gemeentes gestigt en opgebouwd, dat schenke de Heere om Zijns Naam wil, AMEN.

 

W. Bergman Oud.

[pagina 177]
[p. 177]


illustratie
W. Bergman, Naaldwijk 1 april 1841 - fragment


[pagina 178]
[p. 178]

4. P. Geense, namens de classis Goes, Goes 13 januari 1841

De classis Goes van de Afgescheiden kerken omvat begin 1841 nagenoeg de gehele provincie Zeeland.Ga naar voetnoot15 Tot haar behoren dan de negen gemeenten: Axel-Terneuzen-Zaamslag, Baarland, Borssele, Goes, Groede, 's Heer Arendskerke c.a., Kruiningen, Middelburg en Wolphaartsdijk.

Pieter Geense was één van de eerste diakenen van de Afgescheiden gemeente te Goes. Bij zijn bevestiging als zodanig - 18 september 1836 - was hij 59 jaar. Al spoedig daarna diende hij zijn gemeente als ouderling.Ga naar voetnoot16

Aan Den WelEW Heer H.P. Scholte Bedienaar des Goddelijken Woords te Utrecht

 

WelEerwaarde Heer

 

Wij hebben UE brief van den 13 December ontfangen en hebben denzelven dadelijk opgezonden aan den President van de classis E. MoerhofGa naar voetnoot17 te Axel, die denzelven heeft laten berusten tot in de verloope week den 6 januari en is doeGa naar voetnoot18 op de classicale vergaderinge voorgelezen en besloten om denzelven te beantwoorden. Over het algemeen komt het oordeel van de classicale vergaderinge hier op neer dat men zich niet kan onderwerpen aan de uitspraak van de Amsterdamsche Kerkvergaderinge of Sijnode voor dat wij derzelver handelingen gelezen zullen hebben. Intusschen is de algemeene wensch en begeerte dat de eenigheid en vrede der kerke moge bevorderd worde maar het is onmogelijk dat vrede en waarheid daar kan woonen, daar nijd en twistgierigheid is, want aldaar is verwarringe en allen boozen handel. Wat aangaat de vraag door UE voorgesteld ten opzicht van de regtsmagt der Amsterdamsche Sijnode zo als dezelve door UE ons is voorgesteld daar moeten wij met verwonderinge op neerzien. Wij schroomen schier te zeggen is dan Gods Woord niet de regel en rigtsnoer van ons geloof en wandel. Het voegde ons beter van UE geleerd te worden dan tot UE in dezen te zeggen daar staad geschreven Joh. 7 v 24, 51 en Deuteron. 1 v. 17. De Heere kend alleen de harten der menschen en die kunnen wij niet doorgronden of ons in geenen deele inlatenGa naar voetnoot19 in de geschillen tusschen UE en tusschen Do. van Velzen, maar dit is onze wensch en bede dat de Heere de Almagtige God UE genade geve en licht schenke om te onderzoeken of niet eenige wortel der bitterheid in UE gevonden worde, gedagtig aan Mattheus 6 v. 14, 15, opdat men in de kerke moge bewaarheid zien hetgeen wij lezen in Ps. 133. Belangende de handelinge der classicale vergaderinge alhier gehouden den 6 januari jl. moeten wij UE

[pagina 179]
[p. 179]

mededeelen dat onder anderen ook is beslooten om den WelEw Do. KleinGa naar voetnoot20 uit te noodigen om tot ons over te komen tot bedieninge des Woords en der H.Bond(s)zegelen, waartoe ZE reeds is aangeschreven door W. BrombacherGa naar voetnoot21 van Middelburg die als afgevaardigde in de Classis stem en zitting gehad heeft zo dat onze zeven vereenigde gemeenten nu tot negen geworden zijn wijl die van de Groede uit het land van CadzandGa naar voetnoot22 zich ook bij ons gevoegd en met ons vereenigd zijn. Wij hebben op den 7den dezer vernomen, dat zijn Majesteit dezer dagen besloten heeft, dat de vervolgingen en invorderingen van boeten ter zake van ongeoorloofde Godsdienstige 't samenkomsten zullen ophouden. Wij verblijden ons met dankzegging dat de Heere een gunstige wendinge in deze gegeven heeft en dat UE ook een medewerker in deze onze blijdschap hebt willen zijn. Wij wenschen nog van UE te mogen weten of UE nog met onze bescheiden bij den Koning geweest zijt,Ga naar voetnoot23 Wij zijn nog uitziende om een kerkgebouw, maar hebben tot heden nog geen. Hoewel wij ons in de wijze en hooge Godsbeschikkinge wenschen te onderwerpen is nogthans onze begeerte indien het met Zijn raad bestaan mogt, een bedehuis in ons midden te hebben. Ik eindige hier mee mijn geschrijf en wensche de Heere zij UE in alles ten goeden nabij. Na hartelijke groetenis UEDW dienaar en mede-opziener

 

Uit naam der Classie Pieter Geense Oudl en Cp.Ga naar voetnoot24

groet de vrienden met name

5. P. Geense, Goes 18 januari 1841

De hierboven weergegeven brief van 13 januari 1841 heeft zoals uit het volgende blijkt een schrijven van ds. Scholte van 14 januari gekruist.
[pagina 180]
[p. 180]


illustratie
P. Geense, Goes 18 januari 1841


[pagina 181]
[p. 181]
Een enkele passage in onderstaand stuk wordt niet geheel duidelijk. (A.P.) de WinterGa naar voetnoot25 had blijkbaar aan Scholte gemeld, dat de classicale vergadering (Goes) van 6 januari 1841 de besluiten van de synode Amsterdam 1840 had goedgekeurd. Vermoedelijk stond in de lastbrief van de gemeente te Middelburg, dat een voorwaarde van aansluiting bij de classis Goes zou wezen, dat bedoelde besluiten door laatstgenoemde vergadering zouden zijn aanvaard.

Aan den WelEW Heer H.P. Scholte bedienaar des Goddelijken Woords te Utrecht

 

Mijnheer

Wij hebben UE brief van 14 jan. jl. ontfangen. In antwoord diene dat wij vertrouwen dat UE gezien zult hebben uit den door ons UE toegezonden brief dato 13den dezer, dat wij ons niet blindeling(s) onderwerpen aan iets dat wij niet gezien of gehoord hebben. Wat aangaat het schrijven aan den Heer de Winter,Ga naar voetnoot26 daar kunnen wij niet voor instaan. Dit weten wij dat W. Brombacher van Middelburg op de classis geweest is maar dat zo min aan hem om (zijn) lastbrief gevraagd is als aan andere. Ondertusschen na den afloop van de vergaderinge overhandigde hij mij zijn lastbrief denwelken ik als niet meer van waarde zonder denzelve in te zien heb meegenomen. Des anderen daags nadat alles afgehandeld was zag ik dat de afgevaardigde van Middelburg met dezen verstande warenGa naar voetnoot27 afgezonden en bepaald om alvorens zich te verklaren vereenigd te zijn met de Amsterdamsche Synode. Daar wij daar dus niet van geweten hebben en wij blindeling(s) ook alzo gezind waren, zo is dat ook van onze zijde of ook door de Classis niet geschied en wij laten dus dit voor rekeninge van den schrijver. Overigens wenschen wij niet om menschen te behagen dit of dat te kiezen of te doen, maar alleen den Heere welbehaagelijk te zijn en daartoe licht en genade van Hem te mogen ontfangen. En hoopen van UE eenige onderrigtinge te mogen ontfangen hoe wij ten opzigte onzer erkenning in de burgerlijke maatschappij om dezelve te erlangen zouden wenden tot den Koning.Ga naar voetnoot28

Mogen wij UE daaromtrent voorschrift van verzoeken en hooren wat wij aan den burgemeester schrijven moeten en of hij ons in dezen ook regtstreeks kan tegenhouden met gemeenschappelijk in een kerkgebouw te samen te komen. In verwagtinge blijve na minzame groetenis

 

UE DWD. en mede-opziener P. Geense

voetnoot1
Vergelijk de inleiding van het vorige hoofdstuk.
voetnoot2
DERDE DEEL 269, alsmede de volgende noot.
voetnoot3
Men zie ook DERDE DEEL 159-160, hoofdstuk 16, 284-285, 294-303, 306-310.
voetnoot4
Men zie ook DERDE DEEL 159-160, 188-191 hoofdstuk 16, 284-285, 294-303, 306-310.
studeerkamerman is geweest. Hij heeft wel openbare ambten bekleed, maar wij bedoelden te zeggen, dat hij deze niet zócht.
voetnoot5
Men zie voor deze zaak ook hoofdstuk 17 en 18.
voetnoot6
J.G. de Ridder, De kerkhistorie van het Westland, Zaltbommel 1966, 153-154. Vermeld wordt, dat de instituëringen de bevestiging van de eerste kerkeraad op 28 april 1837 viel. Uit de HO (provincie Zuid-Holland) moeten we echter, voor wat betreft de bevestiging, tot een later tijdstip concluderen; 24 juli 1838 (art. 43): ‘De kerkeraad (van Naaldwijk) verlangt onderzocht en geördend te worden - 29 en 30 aug. 1839 (art 3): ‘Te Naaldwijk was de kerkeraad bevestigd’.
voetnoot7
GKsG, Notulenboek der Prov. Vergaderingen Zuid-Holland, 1842-1855, vergaderingen van 13 dec. 1842, 11 april 1843, 23 april 1844 etc.
voetnoot8
De Ridder 153.
voetnoot9
HO (Zuid-Holland) 29 en 30 aug. 1839, art. 9
voetnoot10
Wellicht: de vorige van U ontvangen brief te beantwoorden.
voetnoot11
Vermoedelijk: terwijl Bergman zich opmaakt Scholte te antwoorden, ontvangt hij een tweede brief van dezen, behelzende Scholte's visie op de schorsing alsmede enige vragen aan de kerkeraad te Naaldwijk.
voetnoot12
...schoon die zwak is?
voetnoot13
Bedoeld is de classis 's-Gravenhage-Rotterdam uit die jaren; deze omvatte de gemeenten te Delft, 's-Gravenhage, Naaldwijk, Rotterdam en Schiedam.
voetnoot14
Vermoedelijk is bedoeld het geval van Sander Bison te Oud-Beijerland; TWEEDE DEEL 69.
voetnoot15
Het (eerste) Jaarboekje van de Chr.Afgesch.e. Geref. Kerk, Kampen 1856, 26-27, leert ons, dat er in het zojuist genoemd jaar in Zeeland geen sprake is van een classicale indeling; er worden (slechts) 11 gemeenten vermeld. Eerst in 1869 wordt de provincie verdeeld in drie classes; men zie hiervoor J. Wesseling. De geschiedenis van Terneuzen, Terneuzen 1962, 278.
voetnoot16
Gunning 159, 162 en 169.
voetnoot17
Men zie voor Ernst Moorhoff: J. Wesseling, De geschiedenis van Axel, Groningen 1966, 293. In Koudekerke en Axel was Moorhoff tuinman; in 1836 was hij 44 jaar.
voetnoot18
toen.
voetnoot19
Men leze:... of ons inlaten.
voetnoot20
H.G. Klijn stond van 1839 tot 1845 te Kockengen, daarna te Middelburg tot 1849. Men zie voor hem VIERDE DEEL, register.
voetnoot21
Eén der eerste ouderlingen van de Afgescheiden gemeente te Middelburg; Bos IV, 52; Gunning 127-128.
voetnoot22
Te Groede (Z.-VI.) heeft enige jaren een Afgescheiden gemeente bestaan. Ds. A.C. Tris was daar predikant van 21 dec. 1845 tot 4 jan. 1848. Men vergelijke TWEEDE DEEL 401-402.
voetnoot23
De ‘bescheiden’ zullen betrekking hebben gehad op de erkenning van de gemeente door de overheid. Het is niet bekend, of ds. Scholte tijdens een audientie met Koning Willem II - deze maakte inderdaad begin 1841 aan de vervolging van de Afgescheidenen grotendeels een einde (EERSTE DEEL 123) - overde Zeeuwse gemeenten heeft gesproken. Wèl pleit hij in een ‘Verslag’ en een ‘Memorie’, beide gedateerd 5 januari 1841, voor deze kerken (DERDE DEEL 206-220). De negen gemeenten van de ‘classis’ Goes, in het begin van deze paragraaf genoemd, werden alle door de Koning in 1841 erkend; Goes en Axel c.a. zelfs reeds in januari 1841 (Arch.Ned.Herv.Kerk, 's-Gravenhage, ingekomen missiven 1841).
voetnoot24
Pieter Geense was blijkbaar ‘provinciaal correspondent’, een functie die in de eerste jaren na 1834 in verscheidene provincies bestond.
voetnoot25
Antonie Pieter de Winter was één van de eerste Afgescheidenen te Middelburg. Men zie voor hem EERSTE DEEL 39, 77 en 191.
voetnoot26
Vermoedelijk is de situatie zó geweest, dat A.P. de Winter in deze tijd te Utrecht verbleef (VIERDE DEEL 469) en dat hij over de onderhavige zaak een schrijven uit Middelburg had ontvangen.
voetnoot27
Bedoeld zal zijn: was.
voetnoot28
Vergelijk noot 23.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Henricus Petrus Scholte


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van Hendrik Jacob Koenen

  • brief aan Henricus Petrus Scholte


datums

  • 7 november 1840

  • 12 december 1840

  • 1 april 1841

  • 13 januari 1841

  • 18 januari 1841