Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie
Afbeelding van De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. CorrespondentieToon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.56 MB)

Scans (642.47 MB)

ebook (4.19 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie

(1984)–C. Smits–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 311]
[p. 311]

[Bijlagen]

Bijlage I
Het ‘Album amicorum’ van H.P. Scholte

Inleiding

Behalve de eigenlijke Scholte Papers in Central College, Pella, Iowa, wordt in het Scholte House in genoemde plaats bewaard het ‘Album amicorum’ van H.P. Scholte, door hem aangelegd reeds voor hij predikant werd - het eerste erin bewaarde handschrift dateert van december 1823; Scholte was toen achttien jaar oud.

Het ‘album’ is een fraai verguld, houten doosje in de vorm van een boekje, en waarin zich een groot aantal losse blaadjes bevindt, weliswaar niet alle even groot, maar ongeveer van het formaat van een briefkaart; sommige zijn van dubbele grootte en gevouwen.Ga naar voetnoot1

 

Niet alle blaadjes hebben historische waarde: soms is slechts van belang dàt zij werden geschreven. We zullen daarom in deze bijlage niet alle exemplaren in hun geheel reproduceren. Wat zij vermelden draagt soms het karakter van woorden, die men in een gastenboek schrijft.

Sommige personen hebben hun ontboezemingen gedaan aan het einde van of kort na een bezoek; anderen tijdens enige dagen-van-logeren in het ouderlijk huis van Scholte te Amsterdam of in zijn pastorie te Utrecht; weer anderen hebben hem - al dan niet op zijn verzoek - met enige regels vereerd bij een afscheid of andere bijzondere gelegenheid. Als één geheel moet worden beschouwd de kleine collectie van twaalf blaadjes geschreven bij het dienstnemen van Scholte als ‘Vrijwillige Jager der Leidsche Hoogeschool’ in oktober 1830; op 13 november 1830 vertrokken de studenten uit Leiden, 23 september 1831 keerden zij er terug. Het Album toont aan dat Scholte met de schrijvers, uit binnen- of buitenland, in betrekking stond en de blaadjes zijn er, voor wat de buitenlanders betreft, het bewijs van, dat dezen in ons land hebben vertoefd.

 

Helaas ontbreekt bij een achttal de datum - datering is soms bij benadering mogelijk met behulp van andere gegevens; deze blaadjes zijn door ons aan het eind van de reeks geplaatst. De overige werden chronologisch gerangschikt, terwijl we aan het slot van deze bijlage een alphabetische lijst van namen van de schrijvers (met zo mogelijk de data) toevoegen.

[pagina 312]
[p. 312]

Het albumblaadje geschreven door ds. H. de Cock laten we achterwege, aangezien dit meer dan eens is gepubliceerd.Ga naar voetnoot2

1. H.F. Kohlbrügge, december 1823

 
Vriend! wanneer de Zon des Levens onze hoofden roost en blaakt,
 
En het zwoegend uur des Morgens naar een avondkoeltje haakt,
 
Heil dan hem! die om zijn stulpje vriendschaps wingerds heeft geplant,
 
En in hunne schaâuw mag rusten en daar leed en lot verbant!
 
Even als het kabb'lend beekje van de hooge bergtop schiet,
 
Zwiert en kronkelt langs viooltjes, dan zich huwt aan breeder vliet;
 
Scholte! zoo zij ook ons leven; smeken wij der Godheid af.
 
Dat zoo kalm ons hart ook kloppe, tot wij sluim'ren in het graf.
 
Kweekt de Deugd in onzen boezem voor elkaer het reinst gevoel.
 
O, dan zullen wij vrienden beiden, streven naar het eigen doel.
 
Ja! ‘wij zullen vrienden blijven’ zij, met onuitwischbaar schrift,
 
Op haar outer, Godgeheiligd, tot in euwigheid gegrift.

2. James R. Reily, Amsterdam 1 september 1825

Als wij de desbetreffende gegevens overzien, is het welhaast aan geen twijfel onderhevig dat het ds. James Ross Reily is geweest die - zoals reeds in de Inleiding van dit boek aangeduid - bij Scholte eind 1825 of in 1826 de begeerte heeft opgewekt, predikant te worden. Dit zou betekenen dat ds. Reily menselijkerwijs gesproken, in niet geringe mate de geschiedenis van de Afscheiding mede heeft bepaald. Men denke zich in, welke geheel andere loop deze beweging in het westen van het land zou hebben genomen, indien Scholte geen predikant zou zijn geworden, maar kandijkistenmaker zou zijn gebleven, als hij jurist of classicus zou zijn geworden.

Wij herhalen dat vanaf het bezoek van Reily aan Amsterdam (in het tijdvak ongeveer 1 september 1825 tot 18 september 1826) in de albumblaadjes - 4 tot 8 en 9 - naar voren komt dat Scholte zich gaat voorbereiden op het ambt van dienaar des Woords.

Scholte schreef in 1847:

‘Een dienstknecht van Christus uit Noord-Amerika, eene collectereis door Nederland en Duitschland doende, was in Gods hand het middel, om de begeerte tot de bediening des Goddelijken Woords in mij op te wekken.’Ga naar voetnoot3
[pagina 313]
[p. 313]

Op het, chronologisch gezien, tweede blaadje van Reily - no. 8 - gedateerd 18 september 1826, schreef Scholte: ‘Hagerstown, Maryland, Noord-Amerika’.

De biografie van Reily luidt, wat de hoofdzaken betreft, als volgt.

James Ross Reily, predikant van de German Reformed Church in de Verenigde Staten, werd 31 oktober 1788 te Meyerstown, Pennsylvania, geboren. Hij voltooide zijn theologische studie te Baltimore, Maryland, in het jaar 1812 en werd al spoedig predikant van enige kerken in Lyken's Valley, Pennsylvania. In 1813 maakte hij een reis om de mogelijkheid van zending in North Carolina te onderzoeken. Zes jaar later - in 1819 - werd hij predikant te Hagerstown, Maryland, maar in 1825 legde hij zijn ambt neer. Hij aanvaardde de benoeming van ‘agent’ (vertegenwoordiger) van de German Reformed Church en ontving de opdracht naar Europa te gaan teneinde daar financiële hulp te vragen en boeken te verzamelen voor de Theologische hogeschool van deze kerkengroep. In november 1826 kwam hij in Amerika terug en werd begin 1827 predikant te York, Pennsylvania.
Tengevolge van een slechte gezondheid, moest hij dit ambt in 1831 neerleggen. Evenwel nam hij een betrekking aan teneinde in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Hij wordt in zijn biografie beschreven als iemand van grote energie en originaliteit, maar daarbij enigszins excentriek van karakter. Op de kansel was hij ernstig en buitengewoon welsprekend. Hij preekte in het Duits en het Engels.Ga naar voetnoot4

Moge God, Die U tot hiertoe heeft geleid, U ook verder zegenen in alles wat Gij onderneemt.

Dit is de hartelijke wens van uw oprechte vriend

James R. Reily, V.D.M.Ga naar voetnoot5

3. J.F.K. Gericke, Amsterdam 19 januari 1826

Johann Friedrich Carl (Karl) Gericke werd in 1798 te Neustadt ‘in Mark Brandenburg’ geboren en overleed te Dusseldorf 15 januari 1857. In 1824 nam het Nederlandsch Bijbelgenootschap hem in dienst; hij werd uitgezonden naar Java waar hij in mei 1827 aankwam. Met enige onderbrekingen is hij tot ongeveer 1855 op Java geweest. In 1843 werd hij doctor honoris causa in de letteren aan de Universiteit van Groningen. Hij staat bekend als een vermaard kenner van de Javaanse taal.
Wat de publicaties van deze geleerde betreft - afgezien van andere studies: hij vertaalde de Bijbel in het Javaans.Ga naar voetnoot6
Gericke, is te Amsterdam verblijvende in de jaren 1824 tot 1826, een huisvriend van de Scholtes geweest.

Gericke citeert eerst gedeelten van Philippenzen 4 de verzen 4 tot 7 en 13.

Daarna schrijft hij:

[pagina 314]
[p. 314]


illustratie
Albumblaadje geschreven door ds. James R. Reily, Amsterdam 1 september 1825


[pagina 315]
[p. 315]

‘Deze woorden van de apostel (Paulus) mogen U steeds dienen, geliefde broeder, tot opwekking en bemoediging op uw pelgrimstocht door de woestijn des levens naar het Vaderland dat boven is, en zij mogen tevens een herinnering zegenen (wijden) aan

J.F.C. Gericke’Ga naar voetnoot7

4. K.A. Döring, Amsterdam 24 juli 1826

Karl August DöringGa naar voetnoot8 werd 22 januari 1783 bij Maagdenburg geboren en overleed te Elberfeld 17 januari 1844. Van 1802 tot 1806 studeerde hij te Halle theologie en filosofie. Na volbrachte studie bekleedde Döring een aantal functies, onder meer als leraar. Door contacten met leden van de Broedergemeente, ging zijn leven in piëtistische richting. Na de slag bij Leipzig (1813) spoedde hij zich, wonende bij Eisleben, naar Halle, waar hij optrad als geestelijk verzorger in de hospitalen. Hij maakte daarbij gebruik van tractaatjes die hij voor de Franse soldaten in hun moedertaal vertaalde.
In juni 1816 werd Döring predikant van de Evangelisch-Lutherse gemeente te Elberfeld, in welk ambt hij diende tot zijn overlijden. Ook te Elberfeld was hij zeer actief in evangelisatiearbeid en in het organiseren van allerlei zendingswerk. Verder staat Döring bekend als de dichter van vele geestelijke liederen.

Philosphia quaerit veritatem; theologia invenit; religio possidet.

Picus von MirandulaGa naar voetnoot9

Symbolum: Si vis amari, ama!Ga naar voetnoot10

Ama amentem, Carissime! In tui memoriam scripsitGa naar voetnoot11

Doering, Pastor Elberfeld

5. I.F. Sander ‘Prediger im Wupperthale’, 24 juli 1826Ga naar voetnoot12

Na Colossenzen 3 vers 11 te hebben geciteerd (‘...maar Christus is alles en in allen’), schrijft Sander - uiteraard in het Duits - dat hij ook nu, hoewel hij weer op grote afstand verblijft, Scholte, diens moeder en broer gedenkt. Hij hoopt

[pagina 316]
[p. 316]

dat Scholte een goed gereedschap zal mogen zijn in de hand des Heeren, als hij het ambt dat de verzoening verkondigt, eenmaal zal ontvangen.Ga naar voetnoot13

6. A. Chavannes, Amsterdam 3 september 1826

Alexandre Chavannes (1794-1855)Ga naar voetnoot14 was één van de voormannen van het Réveil in het kanton Vaud (Waadtland), Zwitserland. In 1822 werd hij als predikant geschorst en tijdens de vervolging van degenen die zich distancieerden van de officiële kerk, week hij uit naar het Britse Kanaal-eiland Guernsey. Hij voorzag daar in zijn onderhoud door onder meer ‘pensionnaires’ te houden. Vanuit Guernsey bezocht hij ook bij herhaling Nederland. Bijvoorbeeld in 1826 toen hij te Amsterdam Isaäc da Costa bewoog tot het beginnen met diens ‘zondagavonden’. In de brieven van W. Messchert aan Da Costa wordt hij vele malen genoemd.Ga naar voetnoot15 Omstreeks 1840 verzocht Chavannes weer te worden opgenomen in de kerk van Vaud. Hij werd predikant te Ollon. Maar in 1845 was hij één van degenen die de stoot gaf tot het ontstaan van de Eglise libre de Vaud; hij werd toen predikant te Vevey.

Alex. Chavannes, tekent met ‘Ministre de l'Evangélique’. Eerst noemt hij de teksten 2 Timotheus 1 vers 7 en 2 vers 22.

Daarna schrijft hij:

‘Dat onze goede God U vermenigvuldige Zijn kostbaarste gaven in Jezus Christus en U eenmaal verlene voor Zijn aangezicht te wezen een onberispelijke dienaar en een instrument van zegen voor velen.’Ga naar voetnoot16

7. P.P. Dupuij, Amsterdam 12 september 1826

Petrus Paulus Dupuij werd in 1806 te Amsterdam geboren en werd in het studiejaar 1824-1825 ingeschreven als student in de theologie te Amsterdam. Hij werd 10 oktober 1830 beroepen te Ottoland, waar hij 3 juli 1831 werd bevestigd. Hij had een zwakke gezondheid en overleed aldaar reeds 12 december 1832.Ga naar voetnoot17

Moge Christus het doel zijn van uw streeven, en Zijne eer uw eenig belang; Christus uwe rots, uw schild, burcht en hoog vertrek, onder 't strijden tegen Duivel, wereld en vleesch; Christus uwe eenigste roem in de overwinning, ja Christus uw alles; dit wenscht mijn hart, als mij zelve, ook U mijn Vriend, vurig toe; opdat gij, U in Zijne kracht voorbereid hebbende, eens in Zijne kracht moogt optreden om zijn Naam te belijden en groot te maken voor de menschen, als wanneer ook Hij uw naam eens belijden zal voor Zijnen Vader, die in de

[pagina 317]
[p. 317]

hemelen is en gij zeggen zult: Ziet Heere mij, en de zielen, die gij mij gegeven hebt!

Deze wensch strekke ten bewijze van de oprechtheid van Uw liefhebbenden Vriend...

8. James R. Reily, 18 september 1826Ga naar voetnoot18

Het oprechte geloof in Jezus Christus is een band die allen die hem bezitten onlosmakelijk aan elkander verbindt. En moge deze band nimmer worden gescheurd en ontbonden is het gebed van uw broeder

James R. Reily, V.D.M.Ga naar voetnoot19

9. F.W. Karbe, Rotterdam 8 oktober 1826

F.W. Karbe werd - zoals hij zelf schrijft in zijn korte brief, waarmee hij afscheid neemt van Scholte, voor zijn vertrek naar Nederlands Oost-Indië - ‘in Potsdam 4 Mijl van Berlin’ geboren in het jaar 1793. In juli 1823 kwam hij in Nederland en werd aangenomen als leerling van het Nederlandsche Zendelinggenootschap te Rotterdam. In oktober 1826 werd hij uitgezonden, maar tijdens een kort verblijf op Timor, op weg naar zijn arbeidsveld Roti, stierf hij aan een leverziekte, reeds in mei 1828.Ga naar voetnoot20

1 Timotheus 4:12, 15, 16.

Kort, zeer kort was de kennis welke wij hier in dit land der Vreemdelingschap met elkanderen hadden, maar zij was mij dierbaar, en zal het blijven al zijn wij ook verre van elkander verwijdert, ja zij zal mij dierbaar zijn hier namaals voor het aangezigt van onzen gezegenden Verlosser die ons kocht met Zijn bloed, en in een geloof vereenigde tot Hem. Vaar dan wel geliefde vriend, vrede en genade zij met U en met uwe dierbaarste betrekkingen tot aan het graf. En die van Paulus aan Timotheus gegevene vermaning zij ook de uwe, blijve de uwe ook dan wanneer gij anderen zult eens verkondigen, de genade die in Christus Jezus is.

Hiertoe stelle Hij U door Zijnen Geest in staat, die U niet slechts geroepen heeft maar ook magtig is U heerlijk te maken.

Ter gedachtenis van uwen vriend en broeder in onzen Heer Jezus Christus, kort voor zijn vertrek als Zendeling naar de Oostindië.

[pagina 318]
[p. 318]

10. ‘Cousine Helène’, Amsterdam 20 oktober 1826

Deze ‘Nicht Helena’ kon niet worden getraceerd.

Dat gij de goede strijd des geloofs strijdt, en wandelt in de vreze Gods, is de oprechte wens van uw toegenegen Nicht en Vriendin

HelèneGa naar voetnoot21

11. J.F.K. Gericke, Amsterdam 13 december 1826Ga naar voetnoot22

O Timotheus, bewaar het pand (u) toebetrouwd.Ga naar voetnoot23

Wie eenmaal een kostbare schat heeft gevonden, bewaart hem, draagt hem overal met zich mede, vertoont hem niet aan iedere dwaas, opdat hij hem niet wordt ontstolen of dat hij hem op andere wijze moedwillig verliest.

Ter herinnering geschreven door

J.F.K. GerickeGa naar voetnoot24

 

De nu volgende twaalf nummers zijn geschreven bij gelegenheid van het toetreden van Scholte tot het corps ‘Vrijwillige Jagers der Leidsche Hoogeschool’. Op 13 november 1830 - na enige weken van oefening - vertrokken de Jagers uit Leiden en keerden er eerst terug na de Tiendaagse veldtocht (2-12 augustus 1831).

12. W. Bilderdijk, 11 oktober 1830

 
Ga heen, mijn Vriend, en voer, in 's Allerhoogsten zegen
 
Bij 't zwaard van 't Godd'lijk woord den fieren Heldendegen,
 
Verweer, in 't Vaderland, des Heilands Kruisbanier,
 
En keer gezegend weêr met palm en krijgslauwrier.

13. M.J. Chevallier, Amsterdam 12 oktober 1830

De Heilbeden van Uwen Vriend en Broeder in Christus volgen U

God is liefde

 
Trekt uijt, strijdt tegen AmalekGa naar voetnoot25
 
Verwint het quaet door het goet
[pagina 319]
[p. 319]
 
Onze Godt is een verteerende vijer
 
Siet toe, waeckt ende bidt!

14. E. Chevallier geboren Belmonte, Amsterdam 12 oktober 1830

De Heere zij uw Leidsman en uwe Sterkte - ‘daarom neemt aan de geheele wapenrustinge Godts, opdat gij konnet wederstaan in den boosen dag, ende alles verricht hebbende, staende blijven. Staat dan, uwe lenden omgegordt hebbende met de Waarheyt ende aangedaen hebbende de borstwapen der gerechtigheyt’...Ga naar voetnoot26

15. Ds. J. ter Borg, Amsterdam 29 oktober 1830

Bij onze eerste ontmoeting, Lieve Vriend! trok ons hart een weinigsken naar den Heere. Immers heeft Hij onzer zielen zedert welgedaan. Is het donker om ons, terwijl ik dit blaadje in uw Album leg? De Heere is een Zonne. Gij zijt opgeschreven tot den krijg! De Heere is een Schild. Duisternisse aan de Hoogeschool! Duisternisse in de Kerke! Duisternisse in den Lande! God de Heere is een Zonne en Schild. Een Schild en eene Zonne zij Hij u te allen tijde!

16. A. Capadose, Amsterdam 31 oktober 1830

 
'T is Jesus door Wiens dood U 't leven is geworden
 
Hij scheen als 't Goddlijk licht in 't donkre van uw ziel
 
Hij wil uw zwakke heup met hemelkracht omgorden
 
Erken uw' zonden slechts, waarvoor dat Offer viel!
 
 
 
Ach! Vriend, kniel dikwerf neêr, waarheen Zijn wil U voere
 
Is 't duister om u heen, misken Zijn tuchtroê niet
 
Maar lacht Zijn Zon U toe, dat niets uw hart vervoere
 
't Is onverdiende gunst, die Hij den zondaar biedt!
 
 
 
Ga dan, mijn Vriend, de vorst der legerschaaren
 
Ontrolt op Golgotha Zijn glorierijke vaân
 
Hij wil de braven thands rondom Zijn staf vergâren
 
O! Mocht Hij in dien strijd ons in Zijn kracht doen staan!

Uit broederliefde, die den voor Vaderland en Oranje uittrekkenden Vriend, zegenende vaarwel zegt.

[pagina 320]
[p. 320]

17. N. da Costa geboren Belmonte, 31 oktober 1830

Waakt, Staat in het Geloove, Houdt u manlijk, Zijt Sterk. Dit geve u de Heere der Heirscharen, is de innige wensch van Uwe Heilbiddende Vriendin en Zuster.

18. H.J. Koenen, Amsterdam 31 oktober 1830

Sacerdos Dei, evangelium tenens et Christi praecepta custodiens, occidi potest, non potest vinei. - CyprianusGa naar voetnoot27

 
Ja mijn Vriend! de Rots der Eeuwen zij de vastheid onzer ziel,
 
Die, verknocht aan eigen keuze, ach! zoo ligt in d'afgrond viel';
 
Vastheid, die geen felle schokken van het druischend golfgeklots
 
In 't beroerde meir doet zinken, want de Christus is die Rots.
 
't Is de Christus, die de Volken, muiters boven perk en maat,
 
Met zijn' ijzeren heerscherroede als een aarden vat verslaat;
 
Die bekleedt met magt en glorie fier op jonge leeuwen treedt,
 
't Kronkelen belacht der slangen en het gif der addrenbeet;
 
Die ten troon steeg om de zege over 's duivels schrikbewind
 
Zijnen keureling te schenken die voor de eeuwigheid verwint.
 
Ach, wat is een volk in opstand, schoon het streek bij streek verheert,Ga naar voetnoot28
 
Bij den Koning wiens vermogen hemel, aarde en hel regeert!
 
Al vereende een nieuwe dwing'land 't Westen zich ten onderdaan,
 
Zou het nog niet veilig wezen onder Jezus pal te staan?
 
Want gewis, Hij komt eens weder, en de wereld zal Hem zien,
 
En aan d'eindpaal aller dagen zal Hem alles Hulde biên.

Volgelingen des Heeren zien elkanderen nooit voor het laatst.

Totus Tuus, Carrisime frater in Domino!Ga naar voetnoot29

Openbaring 19 vers 10, 11-16; 21 vers 6, 7.

19. Ds. C.C. Callenbach, Nijkerk 4 november 1830

Aan mijn Waarde Vriend en Broeder in het eenig Geloof.

 
Zijt moedig, waarde Vriend! te veld voor 't Vaderland,
 
De Koning riep U op, neem 't wraakzwaard in de hand,
 
De strijd, de bangste strijd is wettig aangelegd,
 
Der Legerscharen Heer heeft U geen hulp ontzegd.
 
Het volk van Neêrland, ja! heeft de afval groot gemaakt,
 
De dienst zijns Gods veracht, Zijn wetten stout verzaakt.
[pagina 321]
[p. 321]
 
De Staat zelf wierp Hem uit, zich van de Kerke scheidend,
 
De Kerk blijft evenwel met grond Zijn hulp verbeidend.
 
Vrees dus geen oogenblik, want in den bangsten stond
 
Slaat Hij het teederst gâ, die zich aan Hem verbond.
 
Mij dunkt, ik zie U reeds, trotseerend 's Vijands magt,
 
Met 't oog op God gerigt, voortgaan van kracht tot kracht.
 
Mij dunkt, ik zie U reeds in zege weêrgekeerd,
 
Uw studiën hervat, Gods volk van U geleerd.
 
Uw Evangelie-dienst met voorspoed rijk gekroond
 
Van Hem, die zelf U riep, en in Uw harte woont.
 
Ga moedig dan, mijn Vriend! der Legerscharen Heer
 
Verzelt U in den krijg, keert zeg'nend met U weer.
 
 
 
De HEERE is een Krijgsman; HEERE is Zijn Naam!
 
 
 
Exodus 15 vers 3.

20. J.P. Freyss, Amsterdam 5 november 1830

J.P. Freyss (1808-1866), in deze tijd werkzaam bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij in Overijssel (Goor, Enter, Diepenheim) was een sociaal zeer bewogen mens. In 1838 vestigde hij zich te Nijkerk als fabrikant van katoenen stoffen. In 1846 vertrok hij naar Oost-Indië. Hij trad daar op als zakenman, was onderwijzer te Batavia en van 1859 tot 1866 secretaris van het Genootschap voor In- en Uitwendige Zending aldaar. In 1866 overleed hij op de terugreis naar Nederland. Met name te Nijkerk was hij voortdurend bezig, de omstandigheden van zijn arbeiders te verbeteren en te stimuleren dat dit ook elders gebeurde. In 1859 verscheen van hem te Amsterdam: Proeve ter beantwoording van de vraag: Wat ter bevordering van beschaving in Nederlandsch-Indië kan worden gedaan.Ga naar voetnoot30

De leeraers nu sullen blincken als de glantz des uytspansels, ende die der vele rechtveerdigen, gelyk de sterren, altoos ende eeuwiglick. - Daniel 12 vers 3.

De Heere vervulle verder aan U deze belofte, gelijk dezelve door Zijne genade aan U aanvankelijk in mij vervuld werd.

 

ende geene onder haer en is jongeloos. - Cant. 4 vers 2.Ga naar voetnoot31

21. A.J. Twent van Roosenburg, ‘Raaphorst’ 9 november 1830

A.J. Twent van Roosenburg (1799-1868)Ga naar voetnoot32 had een zeer wilde jeugd. Door de dood van een rijke oudoom kwam hij in het bezit van een groot vermogen, dat hij voor een deel verbraste. Zijn gedrag was zijn familie een doorn in het oog.
Tot vreugde van zijn verwanten naar het buitenland - Zwitserland en Frankrijk - vertrokken, kwam hij in aanraking met Zwitserse gelovigen, behorend tot het Réveil. Hij werd bekeerd, waarna hij zijn maîtresse huwde en zijn kinderen echtte. Twent vestigde zich op zijn landgoed Raaphorst in Wassenaar. Het was
[pagina 322]
[p. 322]
daar dat hij de jaren rond 1830 de ‘club van Scholte’, gevormd door Leidse studenten, ontving. Veel werd op Raaphorst gesproken over een afscheiding zoals Twent die in Zwitserland had gade geslagen. Ook na zijn bekering ging hij nog vaak naar Zwitserland en Frankrijk; in Parijs kerkte hij bij de Réveil dominee F.L.H. Olivier en nam aldaar ook deel aan het avondmaal.
Twent wordt gerekend tot de Haagse Réveil-kring. Hij was een groot vriend en bewonderaar van H.F. Kohlbrügge, en was antinomiaanse gevoelens toegedaan.

Na Openbaring 3 vers 5 en 12, 21 vers 4 te hebben geciteerd schrijft Twent (eveneens in het Frans):

Geliefde broeder in Christus, Wij verwachten de vervulling van deze beloften, en wij kunnen haar verwachten in volle verzekerdheid, want wij zijn door de onmetelijke ontferming van God onder het getal van degenen wier namen staan geschreven in het boek des levens. De Heilige Geest getuigt in ons dat wij kinderen Gods zijn, erfgenamen en medeërfgenamen van Hem, Die heeft gezegd, sprekende van ons als Zijn schapen: En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijne hand rukken.Ga naar voetnoot33 Deze ‘Ik’ was de Koning der Koningen, Die het hoofd van de vorst der duisternis heeft vermorzeld. Grijpen wij met standvastigheid zijn heerlijke beloften aan.

Gij gaat het vaderland en het huis van Oranje verdedigen. O, dat het moge zijn voor het herstel van de Kerk van Christus.

Ik bid onze God en Vader en Jezus onze Redder en Heere, U krachtig te ondersteunen door Zijn Heilige Geest, de Geest der Waarheid; dat Hij van U een getrouwe getuige make, hetzij in de overwinning, hetzij in de nederlaag, hetzij in gezondheid, hetzij in ziekte en tot in uw laatste ogenblikken. Hij vervulle uw ziel met vreugde, met vrede en met verzekerdheid (des geloofs). Ik wens voor het welzijn van de kinderen Gods, U te zien terugkeren in ons midden. Maar als God anders beschikt, zal ik ook ten opzichte van U vrede hebben. Ik weet in Wie Gij hebt geloofd.

Als Gij wordt geroepen te strijden, bid dan met David: Gij zelf zijt mijn Koning, o God, gebied de verlossingen Jacobs. Door U zullen wij onze wederpartijders stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan.Ga naar voetnoot34

Door de genade Gods uw zeer toegenegen broeder in Christus...Ga naar voetnoot35

[pagina 323]
[p. 323]

22. G.F. Gezelle Meerburg, Leiden 10 november 1830

Aan mijnen Waarden Vriend, H.P. Scholte Theologisch student bij ZijnEd. vertrek uit Leijden met het Studenten jagercorps.

Een eenig man onder u salder duijsend jagen; want het is de HEERE, uwe God, die voor u strijdt, gelijk als Hij gesproken heeft, daarom bewaert uwe zielen neerstelick, dat gij den HEERE, uwen God liefhebbet. - Josua 23 vers 10, 11.

 
Als de Heer ten strijde wil trekken
 
dan verstuift het woest geweld,
 
Als de Heer slechts moed wil wekken,
 
is elk burger oorlogsheld.
 
 
 
Ga zoo Vriend, uw nieuwe loopbaan
 
Als Jehova's legerknecht
 
Hij gord' zelve U met die hoop aan,
 
die Zijn volk is toegezegt.
 
 
 
Ga zoo, keer zoo ongeschonden,
 
veilig onder Gods genâ
 
Om eens 't heilwoord te verkonden
 
de triomf van Golgotha.
 
 
 
Dat zoo de eenige Vreebewerker
 
U behouden wedervoert
 
Onze vriendschapsband dan sterker
 
als voor dezen word' gesnoert.

23. P.B. Bähler, november 1830

Na enige teksten en spreuken geschreven in en om een koninklijke standaard, komen de volgende woorden.

Aan mijnen veelgeliefden Vriend en Broeder in den gelove H.P. Scholte, bij deszelfs inlijving in den heiligen strijd voor Godsdienst, Vaderland en Oranje, ten blijke van warme vriendschap aangeboden door deszelfs heiltoebiddende Vriend en Broeder.

[pagina 324]
[p. 324]

24. D.T. Notten, Veldhoven 2 augustus 1831

Diederich Theodorus Notten,Ga naar voetnoot36 geboren te Groningen in 1804, was tijdens de Tiendaagse veldtocht alsmede kort daarvoor en daarna tweede luitenant bij de infanterie, reserve bataillon der achtste afdeling (derde divisie). Op 11 augustus 1831 zijn zowel Notten als Scholte in het vuur geweest in het zogenaamde avondgevecht bij Bautersum, gelegen tussen St. Truijen en Leuven. Het album-blaadje is geschreven te Veldhoven bij Eindhoven, kort voor de Leidse Jagers op 2 augustus de Belgische grens overschreden.
Notten kan in deze tijd worden beschouwd als een volgeling van Da Costa.

Onze vriendschap, in welke wij ons onderling slechts voor een korten tijd ter dezer plaatse verblijd hebben, zij geene vriendschap als die der Wereld, met welke zij alsdan voorbij zoude gaan!, maar gegrondvest in den Rotse des heils, dan zijn wij zeker eens elkanders aangezicht te aanschouwen, hetzij hier of ginds waar elke strijd een einde genomen heeft - Wij worden in hope zalig als wij in 's Heeren kracht strijden.

25. V. Koningsberger, Amsterdam 14 maart 1836

Evenals H. de Cock, schreef de Leidse ouderling, die we in hoofdstuk 9 als student te Genève ontmoetten, na het sluiten van de eerste synode van de Afgescheidenen te Amsterdam (2-12 maart 1836) op twee blaadjes van het ‘Album amicorum’ van Scholte.

In een gedicht van 36 regels zegt Koningsberger van Scholte onder meer, dat deze is geroepen de schapen Gods te weiden; ‘Leidsman in dees' dagen, der Leidsliên van Gods Kerk hier in den strijd’. ‘Gij zaagt met hen’ - zo gaat hij verder, doelende op de eerste synode - ‘Voor 's Heilands kerk dees' eersteling bereid’. Ons richtsnoer is alleen ‘het eeuwig Woord van God’. Hij besluit met de wens dat de Heere zijn hart en dat van Scholte hoe langer hoe meer aan elkander moge verbinden.

26. Mr. A.M.C. van Hall, 's-Gravenhage 11 juni 1838

Maurits van Hall, geboren te Amsterdam 26 februari 1808, overleed na zware ziekte te 's-Gravenhage 15 augustus 1838. Scholte wijdde aan hem een ‘In memoriam’ in De Reformatie le S. IV (1838) 191-196.Ga naar voetnoot37

Copie

Het geschied[d]e nu - dat de ziele Jonathans verbonden werdt aan de ziele Davids ende Jonathan beminde hem als zijne ziele 1 Sam XVIII vs 1.

Indien God ons alzoo lief heeft gehad zoo zijn wij ook schuldig malkanderen lief te hebben 1 Joan IV vs 11.

Deze vermelden van wagens en die van paarden, maar wij zullen vermelden van den naam des Heeren onzes Gods. - O Heere behoudt, die Koning verhoore ons ten dage onzes roepen Ps 20 vs 8, 10.

[pagina 325]
[p. 325]

Ter gedachtenis aan zijnen geliefden vriend en broeder in Christus, aan zijnen hooggeschatten herder en leeraar, en aan zijnen getrouwen medeouderling H.P. Scholte zij dit blaadje ter gedachtenis aangeboden, in de tijd der aanvankelijke verlossinge Sions, in de tijd van strijd en vervolging der kerke, door zijnen innig liefhebbenden vriend en broeder

A.M.C. van Hall

 

N.B. Het oorspronkelijke is met potlood in zijne laatste ziekte geschreven op de omslag van eenen brief.

Zijne zwakte heeft hem vervolgens niet toegelaten om het op dit blaadje overteschrijven, zijnde hij in den Heere ontslapen, met een helder en welverzekerd uitzigt op eene eeuwige Zaligheid op den 15o. Augustus.

Het berigt van dit overlijden is te vinden in het Tijdschrift de Reformatie 1 Serie, 1838, 4de deel bl. 191 enz.

H.P. Scholte VDM

27. G. Stockfeld, Utrecht 22 juli 1839

Gerhard StockfeldGa naar voetnoot38 werd 16 juni 1794 te Meerbeek bij Moers geboren. Zijn vader was ‘Landwirt’. Hij bezocht de universiteit van Duisburg en werd predikant te Kalkar in 1819, te Heumen (Geld.) in 1824, te Urmond (Limb.) in 1826. In 1828 werd bepaald dat hij om de andere zondag ook te Grevenbicht moest preken. In 1840 ging hij met emeritaat.

Na vier regels van een variant op ‘Een vaste burcht’ van M. Luther te hebben neergeschreven,Ga naar voetnoot39 gaat Stockfeld, die tekent met ‘V. D. Minister’, als volgt verder.

‘Ik zeg U hartelijk dank, waarde, dierbare ambtsbroeder, voor de kostelijke stichting, die ik gisteren in Uw kerk heb genoten en voor de merkwaardige gedachten, die U mij als herinnering met zulk een warme broederliefde heeft geschonken. Moge de grote Herder uit genade geven, dat wij elkaar hier op aarde nog eens in blijmoedige gesteldheid weerzien en eens op Zijn grote dag aan zijn rechterhand mogen staan!’Ga naar voetnoot40

[pagina 326]
[p. 326]

28. P. Mermod, Utrecht 29 juli 1839

Wij vonden geen enkel nader gegeven aangaande P. Mermod. Niet onmogelijk is dat hij een in Frankrijk werkende evangelist is geweest.

Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, (namelijk) dat wij kinderen Gods genaamd worden!Ga naar voetnoot41

Zegen met mij deze eeuwige liefde! Hij is van vóór alle tijden, hij zal geen einde nemen; en voor ons bevat hij al de zegeningen van deze aarde en al de weldaden van de hemel.

Als dank voor zoveel liefde dienen wij al de dagen die vóór ons liggen, met de heilige Paulus, niets te weten dan Jezus Christus en Jezus Christus gekruisigd.Ga naar voetnoot42 Deze menslievende en machtige Vriend is en zal eeuwig zijn een volkomen Verlosser. Deze onveranderlijke waarheid is de enige hoop en troost van uw broeder.Ga naar voetnoot43

29. J.H. Lausberg, Utrecht 16 juli 1841

J.H. Lausberg (1774-27 februari 1852)Ga naar voetnoot44 was een Duits zakenman, die zich gedurende de vijftig jaren van zijn verblijf in België sterk interesseerde voor tal van godsdienstige activiteiten, vooral voor de verspreiding van de Heilige Schrift. Na het overlijden van L.J. Mertens in 1827 werd hij opnieuw beheerder van het depót van de British and Foreign Bible Society te Brussel. Tot 1848 was hij afwisselend president en penningmeester van het Comité (= bestuur) van de Société Evangélique Belge.
Lausberg maakte bij herhaling reizen naar Engeland, Duitsland en Nederland teneinde gelden in te zamelen voor het zendingswerk in België. Vooral zijn reis naar Nederland in 1841 werd een groot succes voor het werk waaraan hij zijn leven wijdde: hij had sympathisanten gewonnen en het vertrouwen van anderen versterkt. Hij kwam terug vol goede moed en geloof. De opbrengst van zijn collectereis was 3.757 francs - geld dat werd bijeengezameld in Amersfoort, Amsterdam, De Bilt, 's-Gravenhage, Haarlem, Leiden, Middelburg, Rotterdam, Utrecht en Zeist.Ga naar voetnoot45
De predikanten Panchaud, Spoerlein en L. Anet, alsmede de agent van de British Bible Society, W.P. Tiddy spraken aan zijn graf op 1 maart 1852. Lausberg verspreidde in totaal meer dan 18.000 exemplaren van de Heilige Schrift.

Lausberg volstaat met Johannes 3 vers 36 en Marcus 13 vers 33-35 te citeren.

[pagina 327]
[p. 327]

30. H.A.C. Malan, Utrecht 28 oktober 1842

César Malan, die wij reeds eerder in dit deel noemden, was in 1842 enige tijd in Nederland.Ga naar voetnoot46 Tijdens dit verblijf bezocht hij Scholte en kreeg hij de gelegenheid in diens kerk te preken op donderdag 27 oktober.

O God, wij gedenken Uwer weldadigheid, in het midden Uws tempels. Psalm 48 vers 10a.Ga naar voetnoot47

 

En zij hebben de wacht van Mijne heilige dingen niet waargenomen, maar zij hebben zichzelven enigen tot wachters aangesteld in Mijn heiligdom. Ezechiël 44 vers 8.Ga naar voetnoot48

 

Houd dat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. Openbaring 3 vers 11(b).Ga naar voetnoot49

 

Ontvangen van ds. H.P. Scholte ƒ 85,-, gecollecteerd in zijn kerk, 27 oktober 1842, om door mij te worden gebruikt voor het drukken van godsdienstige tractaatjes.Ga naar voetnoot50

31. J.J. van Toorenenbergen, Utrecht 9 maart 1843

De theologische student J.J. van Toorenenbergen wijdde, na Romeinen 8 vers 17 te hebben geciteerd, een gedicht van twintig regels aan Scholte en aan hun onderlinge vriendschap.

 
‘Onpeilbaar is Gods raad, onpeilbaar Zijn erbarming,
 
Die ons te samen bracht op de aardsche levenstocht...’.

Hij eindigt met ‘Maranatha’ (Mijn Heere, kom; 1 Corinthiërs 16 vers 22b).

32. Elise Schuijt, 30 maart 1843

Biografische bijzonderheden aangaande Elise Schuijt - geen plaatsnaam vermeld - konden niet worden achterhaald. Ongetwijfeld heeft zij behoord tot de familie Schuijt, die wij hierna in deze bijlage hebben genoemd.Ga naar voetnoot51

‘Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen vaste muur; zij zullen wel tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik ben met u, om u te behouden en om u uit te rukken, spreekt de Heere.’ Jeremia 15 vers 20.

[pagina 328]
[p. 328]

Het is zonder twijfel niet aan mij uw aandacht te richten op een gedeelte van dit Woord, dat Gij zo vaak met zegen hebt verkondigd, maar als de hoedanigheid van een lid van eenzelfde lichaam, discipel van eenzelfde Heere, voldoende is de afstand te doen verdwijnen en mij toestaat naar U op te zien, als naar een broeder met wie mijn ziel innig is verenigd, dan zult Gij niet verwonderd zijn over het geloof dat ik ervaar ziende op de beloften die de Heere geeft aan Zijn getrouwe dienaren en dat ik in deze volheid het kwijtschelden vind van de schuld die ik aan U heb, U die aan mij heeft uitgedeeld de weldaden van zijn Meester, en die ik liefheb omdat ik hier uit zijn mond het getuigenis omtrent de volle raad Gods heb gehoord. ‘Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, dewelke zijn heer over zijn dienstknechten gesteld heeft, om hunlieden (hun) voedsel te geven ter rechter tijd? Zalig is die dienstknecht, welke zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.’ (Mattheus 24 vers 45, 46). Wat zal ik toevoegen aan deze belofte? en wat zou kunnen ontbreken aan degenen die de Heere zalig noemt! Zonder twijfel, niets. Ik wil er slechts aan toevoegen de zegen die Mozes over Levi uitsprak, om uit te drukken de wens van mijn ziel:

‘HEERE, laat U het werk zijner handen wel bevallen’! Deuteronomium 33 vers 11.

Uw toegenegen Zuster in onze veelgeliefde Verlosser...Ga naar voetnoot52

33. J.G. Noumey, Keulen 25 oktober 1843

Johann Gottlieb NourneyGa naar voetnoot53 werd 30 september 1794 te Neviges geboren als zoon van de predikant Anton Hermann Noumey, bezocht de universiteit te Marburg en was hulpprediker te Elberfeld. Van 1815 tot 1825 was hij predikant te Scholier en van 1825 tot aan zijn emeritaat in 1872 te Baerl. Hij overleed 10 juli 1880.
[pagina 329]
[p. 329]

Nourney schrijft onder meer:

‘God die ons op onze pelgrimstocht heeft samengebracht, verbinde ons bij voortduur in Zijne liefde.’Ga naar voetnoot54

Hij tekent

‘J.G. Nourney, evangelisch predikant te Baerl bij Meurs, Regierungsbezirk Düsseldorf’.

34. W.P. Tiddy, Utrecht 28 oktober 1843

W. Pascoe Tiddy, die zijn brief van 12 januari 1847 aan ScholteGa naar voetnoot55 in het Frans zal schrijven, bedient zich van het Engels, zijn moedertaal.

Eén in Christus - 1 Corinthe XII vers 12-14, 20, 21, 27.

Welk een gezegende eenheid, één in Christus. Hoe heerlijk zal de Kerk tevoorschijn treden, als Hij komt in al Zijn macht, om te worden gezien en aanbeden door al degenen die Zijn verschijning zullen hebben liefgehad. Voorwaarts, geliefde Broeder, de Liefde van Christus dringt ons; wij zijn van Hem, niet van onszelf. Hij heeft ons gekocht met Zijn bloed. Waar Hij is, mogen ook wij zijn. Voorwaarts, geliefde Broeder, verkondig tijdig en ontijdig de onnaspeurlijke rijkdom van Christus: Een volkomen Verlossing door een volkomen Heiland, een liefde tot in eeuwigheid van een onveranderlijke God, en een oneindige heerlijkheid en grenzeloze zaligheid voor Zijn verloste volk. Wetende dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere.Ga naar voetnoot56

35. Ed. Panchaud, Brussel 10 november 1843

Ds. PanchaudGa naar voetnoot57 gaf in het Frans op het albumblaadje: Hebreeën 10 vers 19-23 weer; hij eindigde met ‘Van uw zeer toegenegen (broeder) in Christus, Ed. Panchaud, Predikant’.Ga naar voetnoot58

36. H.S. van Hall-van Schermbeek, Utrecht 22 december 1843

Suze van Hall overleed, zoals we reeds zagen, 27 januari 1844. Zij tekent met ‘H.S. van Schermbeek, weduwe Mr. A.M.C. van Hall’. Haar echtgenoot was 15 augustus 1838 overleden.
[pagina 330]
[p. 330]
De wens van Suze van Hall, dat Scholte op haar kinderen Maurits Comelis, Johanna Justina en Floris Adriaan ‘een waakzaam oog (zou) houden’ en ‘hen (zou) opzoeken’ is niet in vervulling gegaan. Onzes inziens mede door het verzuimen van het nemen van maatregelen inzake de voogdij - voor het overlijden van de vader - kon de familie Van Hall aanstonds na het overlijden van de moeder, de kinderen naar Amsterdam overbrengen; zij werden aldaar opgevoed geheel en al afgezonderd van de Afgescheiden gemeente.Ga naar voetnoot59

Dierbare Leeraar en Vriend! Ja volgaarne schrijf ik tot aandenken eenige regelen in uwen album. Zoo langzaam aan schijnt het toch dat de reize voor mij meer en meer het einde nadert, na(ar) dat vaderland daar onze woning bereid is, en ook hij ons reeds voor vijf jaar voor ging, die dierbare vriend! die voor zijn sterven, aan u die woorden met naauw leesbare letteren schreef(:) gelijk de ziele Jonathans kleefde aan David zoo ook heeft mijne ziele u lief.Ga naar voetnoot60 Dat verbond was niet alleen tusschen David en Jonathan maar ook voor hunne kinderen en afstammelingen; dat heeft David trouw gehouden en bewezen aan de gebrekkige afstammeling van Jonathans huis.Ga naar voetnoot61 Dat verbond met onzen dierbaren ontslapenen vriend, hebt gij getrouw aan mij gehouden; en Hij de Almachtige alleen kan aan u toonen wat gij in Geestelijk onderricht, troost en versterking, in hartelijke medelijdende liefde aan de weduwe van uwen vriend hebt gedaan. Gij hebt uwe redelijke Godsdienst in deze vervuld;Ga naar voetnoot62 doch dit weet toch de Heere ook dat ik in Hem u hartelijk lief heb en weet ook die liefde blijft tot in het eeuwige leven.

Thans mijn vriend, daar mijne plaats weldra ledig schijnt te zullen worden, bid en smeek ik u dat verbond der liefde met mijn dierbare kinderen, de kinderen uwes vriends voorttezetten, op hen een waakzaam oog te houden, en verloordt gij ze uit het gezicht, hen op te zoeken, al was het ook dat u dit soms eenige onaangenaamheden gaf. Hij, de Verbondsgod, onze God, kan u hier toe de kracht geven, om uwe weldadigheden te bewijzen aan het zaad uwer vrienden. Vaarwel!

Beste Vriend, God zegene uwen arbeid - dat onder uwe dierbare verkondiging veele moge worden toegebragt tot Hem die onze vloek gedragen heeft, en met ons ingaan mogen in de ruste die overblijft voor het volke Gods! De uwe in den Heere...

37. C.D. Louis Bähler

Het gedichtje is ongedateerd; wij vermoeden dat het te Leiden is geschreven bij zijn vertrek, of dat van Scholte uit genoemde plaats, na volbrachte theologische studie.Ga naar voetnoot63
[pagina 331]
[p. 331]
 
Wat op aard ons hart kan streelen!
 
Vriendschap, door God zelf gevoed,
 
Heilig, door des Heilands bloed,
 
Deze is immer 's levens zoet.
 
'k Mogt in deze uw' vriendschap deelen,
 
Scholte! ja, één liefdegloed,
 
Blaakt in beider ons gemoed.
 
Wat ons van elkaar moog scheiden
 
Toch vereend één zucht ons beiden,
 
Eens de lammeren te weiden,
 
Van den Herder, die ons hoedt.
 
Welaan! Hem alléén te vreezen
 
Die de Vader is der weezen,
 
Blijv', wat vijand grimmig woed',
 
Onze bede, ons éénig goed.

38. Ds. G.W. Bisschop, Doornspijk

Gezien de formulering die ds. Bisschop kiest - ‘opmerkelijke kennismaking’ - is het waarschijnlijk dat het is geschreven bij gelegenheid van de preekbeurt die proponent Scholte donderdag 18 oktober 1832 te Doornspijk waarnam.Ga naar voetnoot64

En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde. 1 Cor. 13 vers 13.

 

Hartelijk wensch ik dat onze opmerkelijke kennismaking en daar uit ontstane vriendschap, nimmer zonder geloof, hoop en liefde tot den eeuwig gezegenden Heiland Jezus Christus bestaan heeft, en nimmer bestaan zal, opdat wanneer ons geloof in aanschouwen afgewisseld en onze hoop niet beschaamd zal bevonden worden, om dat wij in gelooven en hoopen op zaligwording alleen op Hem zagen, onze liefde en vriendschap de eeuwen verduuren en in meerdere volmaking steeds toenemen zal.

Jaagen wij de liefde na. Dit is de keuze van hem, die zich noemt uw vriend.

39. J. le Feburé, (Leiden)

De God der Liefde en des Vredens zij met U.

40. N.P. de Gaaij Fortman

Neelina Petrina de Gaaij Fortman (1808-1848) werd te Veenendaal geboren als dochter van Nicolaas de Gaaij Fortman (deze was van 1807 tot aan zijn overlijden in 1821 Hervormd predikant te Veenendaal) en van Aagje Catharina van Amerom. Zij vraagt in 1829 attestatie van Veenendaal naar Hoorn.
Na gouvernante te zijn geweest bij één of meer families, vertrekt zij in 1842 naar Paramaribo, om daar in gelijke betrekking werkzaam te zijn in het gezin van ds.
[pagina 332]
[p. 332]
Andries Roelofsz, die in genoemde plaats Hervormd predikant is geweest van 1837 tot 1851. Reeds een klein jaar later - mei 1843 - is zij terug in het vaderland.
Uit een briefje van mevrouw H.S. van Hall-van Schermbeek aan Isaäc da Costa (Réveil-Archief, Verz.-Da Costa) van 10 oktober 1843 blijkt dat Neelina in die tijd de kinderen van de schrijfster van de brief verzorgt.
Mejuffrouw De Gaaij Fortman heeft onderstaande woorden zonder twijfel geschreven te Utrecht, bij haar vertrek uit deze stad. Zoals we zagen, overleed mevrouw Van Hall 27 januari 1844.
In september neemt Neelina deel aan de avondmaalsviering in een Hervormde kerk te Leiden.Ga naar voetnoot65

U zult het met mij eens zijn, Waarde Dominé, dat er altijd iets weemoedigs ligt in het Scheiden van Vrienden, die ons in Christus dierbaar geworden zijn; echter is het voor den Christen eene groote vertroosting, dat één en dezelfde geest ons blijft vereenigen, en ons doet naderen tot denzelfden troon van Gods genade in den naam van Jezus Christus onze Heere en Koning, door Wien wij één keuze, één doel, één Uitzigt hebben; en alzoo ook als Broeders en Zusters van één huis elkanders belangen op het harte dragen en voor elkander bidden. Hiertoe beveel ik mij ook bij U aan, onder wiens krachtige verkondiging van het dierbaar Evangeliewoord, ik den Zegen des Heeren mogt genieten van toe te nemen in de kennis van mij zelve als eene arme Zondares die niets bezit tot afdoening van die onnoembare groote Schuld voor een Heilig en regtvaardig God, maar ook in de kennis van den rijkdom Zijner genade in de gift van den Zoon Zijner liefde, die voor ons den Vloek droeg en door Zijn verzoenend lijden en sterven ons den eeuwigen Vrede aanbrengt; in Hem mag ik meer en meer mijne hope en vertrouwen vestigen als de eenige algenoegzame Borg en Middelaar die het alles volbragt heeft en die alles in allen is. Hij is ook mijn deel tot in Eeuwigheid.

Heb dank, waarde Dominé! voor de lessen en opwekkingen mij ten goede gegeven en voor de Vriendschap mij gedurende mijn hierzijn betoond. De algenoegzame Verlosser onzer zielen, zij verder Uwe Leidsman, Uwe sterkte en schenke U Zijne Zalige Vertroostingen te midden van alle beproevingen, en doe U alzoo Uwen weg met blijdschap bewandelen in het land onzer Vreemdelingschap, het oog steeds gevestigd houdende op het hemelsche Jeruzalem, waar eeuwige heerlijkheid en Vreugde het deel zullen zijn van hen die den strijd des geloofs gestreden hebben.

Gedenk in Uwe gebeden aan Uwe liefh(ebbende) Zuster in den Heere.

41. G.W.A. van der Lingen

Gottlieb Wilhelm Anthony van der Lingen,Ga naar voetnoot66 geboren 29 mei 1804 te Kaapstad en overleden 7 november 1869 te De Paarl (Zuid-Afrika), was de zoon van een
[pagina 333]
[p. 333]
zendeling van Nederlandse nationaliteit, die door het Londens Zendelinggenootschap naar Kaapstad was gezonden. In 1818 ging hij met zijn ouders naar Europa en werd in 1822 te Utrecht als student ingeschreven. Mede door invloed van H.F. Kohlbrügge kwam hij tot klaarheid ten aanzien van zijn persoonlijk geloof. In 1822 werd hij tot candidaat in de theologie bevorderd. Toen in 1828 een veelbelovend student Hendrik Faure, die het voornemen had de Kaapse kerk als predikant te dienen, overleed, werd hij aan zijn geboorteland herinnerd.
Van der Lingen ontving een beroep naar Zwartland, maar door allerlei omstandigheden werd hij, nadat hij begin 1831 te Kaapstad was aangekomen, als predikant aangesteld te De Paarl. Hij bleef daar tot aan zijn dood.
‘Zijn prediking stond in het teeken van het: Maranatha! In zijn kerkgenootschap stond hij als een trouwe wachter op Sions muren.’ (Chr. Enc.paedie III, 686.)
Enige van zijn preken werden in 1880 onder de titel Tijdpreeken te De Paarl uitgegeven door S.J. du Toit. Zijn dochter, mevrouw M. de Villiers, beschreef zijn Leven en Arbeid, met een voorrede van ds. P. Huet (Utrecht 1875).

Op grond van het hier vermelde en de inhoud van de twee albumblaadjes mogen we wel concluderen, dat het nu volgende - waaraan we enige hoogdravendheid niet willen ontzeggen - werd geschreven in 1830.

In het album van mijnen Vriend en Broeder in den Heere Jezus - Scholte.

De gemeenschappelijke eenheid der leden van het verborgen ligchaam van Christus, is niet derzelver geringste voortreffelijkheid. Zij gaat in volkomenheid de eenheid in elk ander zamenstel van menschen, oneindig te boven. En wel, wat hare natuur aangaat, door dien elk lid (wedergeboren ziel) in zelfstandige vorm (beeld van Christus' geloofskracht) volstrekt overeenstemt met het hoofd des ligchaams, namelijk Jezus de Heer, als mensch beschouwd; door wiens alvermogen het die vorm verkregen heeft, en door wiens kracht het dezelve behoudt. Van daar die driftige zucht om elkander aan te hangen; om zich in elkander weder te vinden en te behartigen; om, naar den zelfden Pool gezamentlijk zich wendende, in Christus zich onderling te genieten en te verliezen. Trouwens, de navolgers van Christus (als zoodanige) zijn één gelijkvormig verschijnsel van dezelfde ééne ondeelbare kracht; zijn dus dezulken, slechts in onderlinge vereeniging, en buiten dezelve als zoodanige niet denkbaar. Eén Geest. Eén geestelijk bestaan. Eén leven voor en in allen! - Deze eenheid in natuur en strekking, dikwijls te aanschouwen in Christus; dezelve tot Zijne verheerlijking en onze vertroosting veelmalen aan te wenden, zij ons door Zijne genade vergund - vooral dan, wanneer wij elkander in het gebed, voor Hem, zullen gedenken.

 

Symbolum: Caelem, non animum mutant, qui trans mare current. Horatius.Ga naar voetnoot67

 

Geschreven in de schuit van Utrecht naar Amsterdam, bij het aanvangen der reis naar Zuid-Afrika.Ga naar voetnoot68

[pagina 334]
[p. 334]

42. H. van Maasdijk

Hendrik van Maasdijk (1807-1873),Ga naar voetnoot69 geboren 31 oktober 1807 te Herpen (N.-Br.), werd in 1838 in België tot priester gewijd; van 1837-1839 was hij pastoor te Be verst. In 1839 ging hij over tot het Protestantisme en wendde zich daarna tot de Belgische Société Evangélique, welke organisatie hem naar Genève zond, om aldaar aan de Ecole de Théologie te studeren. In 1841 werd hij evangelist te Leuven, maar onderging eind 1842 een geestelijke crisis en keerde voor korte tijd terug tot de Rooms-Katholieke kerk. Tijdens een verblijf in een klooster te St. Trui jen koos hij voorgoed voor het Protestantisme. Van Maasdijk werd vervolgens predikant van de Vlaams-Hollandse kerk te Brussel.

Van Maasdijk vertrouwde aan een albumblaadje de volgende teksten toe: Mattheus 5 vers 11 en 12 (uit de ‘zaligsprekingen’ de beide teksten over de vervolging) en Johannes 17 vers 20 en 21 (de bede van Christus ‘opdat zij allen één zijn’).

43. A.A.W. Schuijt, J. Schuijt-Alewijn, c.s., Bonn 14 september...Ga naar voetnoot70

Zoals reeds in het VIJFDE DEELGa naar voetnoot71 opgemerkt, blijven de personen die op dit albumblaadje schreven of hun handtekening plaatsten, enigszins in de mist.
Albertus Anne Willem Schuijt (1799-1882) en zijn vrouw Joanna Alewijn (1810- 1875) zijn korte tijd lid geweest van de Afgescheiden gemeente te Utrecht. Daarvóór en daarna waren zij, voor zover uit de gegevens kan worden opgemaakt, Nederlands Hervormd. Als het echtpaar Schuijt-Alewijn, na enige malen kortere of langere tijd in het buitenland te hebben vertoefd, zich in 1851 opnieuw te Utrecht vestigt, wordt in het bevolkingsregister van deze stad aangetekend: ‘rentenier; reizende geweest, had vroeger Utrecht als woonplaats’.Ga naar voetnoot72 Wellicht heeft het gezin Schuijt ook enige tijd te Brussel gewoond.Ga naar voetnoot73 De vraag die bij dit alles rijst, is, of dit reizen en trekken een toeristisch karakter droeg, of het geheel of gedeeltelijk verband hield met de gezondheid van één van de leden van de familie Schuijt, of dat er één of ander godsdienstig doel was, bijvoorbeeld het bedrijven van evangelisatie in het kader van de door het Réveil in enige landen in het leven geroepen evangelische sociëteiten. Uit dit briefje, evenals uit een door ons in het VIJFDE DEEL gepubliceerde brief van mevrouw Schuijt, spreekt ongetwijfeld een sterk godsdienstig gevoel.
Op het albumblaadje staan ook de handtekeningen van Joanna Bartholina Eleonora Ridder, [A.M.F.A.] M. Schuijt en [W.F.]A. [A.E.] Schuijt.Ga naar voetnoot74 Vermoedelijk wordt met ‘Willem’ laatstgenoemde bedoeld.
[pagina 335]
[p. 335]

Wij groeten u regt hartelijk, beste Vriend, en gedenken u en uwe lieve kinderen dagelijks in onze gebeden. Wij spreken dikwijls, ja zeer dikwijls over uwe voor ons zoo hartelijke vriendschap en zijn den Heer daarvoor dankbaar. Wij hebben u ook allen zoo innig lief.

Joanna B.E. Ridder A. Schuijt M. Schuijt

 

14 sept. Half 8 's morgens.

Nog eenige groeten, mijn Vriend, van ons allen. Willem, hoewel geen rustigen nacht gehad hebbende, is echter opgeruimd en vrolijk. Wij allen zijn nogal redelijk naar ieders omstandigheden. Wij zeggen U en de kinderen hartelijk goeden morgen. Voor altijd uwe liefhebbende Vrienden

A.A.W. Schuijt

 

... de HEERE zal u wezen tot een eeuwig Licht, en uw God tot uw Sierlijkheid. - Jesaja 60 vers 19b.

 

Het is daar (in) dat de Heere, als de bron van het licht, zich vertoont aan Zijn uitverkorenen, die Hij met zegeningen overlaadt,

de genietingen van de hemel in hun hart uitstort.

Zijn liefde is in allen; van allen is Hij de Vader.

Halleluja!

Laten wij staande blijven in het geloof!

Jezus is onze Koning!Ga naar voetnoot75

 

God zij ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. - Psalm 67 vers 2.

44. Joseph Wolff

Joseph Wolff werd in 1795 te Weilersbach, Beieren, geboren als zoon van een rabbi; hij ging in 1812 over tot het katholicisme. In 1816, na enige tijd te hebben gestudeerd aan een rooms-katholiek college, vestigde hij zich in Engeland en werd lid van de Anglicaanse kerk.
Hij huwde in 1827 de dochter van de Graaf van Oxford. Uit het huwelijk werd geboren Sir Henry Drummond Wolff, een bekend diplomaat en politicus. Na een theologische studie in Weenen en Tübingen werd Wolff zendeling onder de Joden. Hij werkte zowel in het Midden- en Verre Oosten, als in Afrika en in enige Europese landen.
Wolff schreef een aantal boeken over zijn en anderer zendingswerk. Tijdens één
[pagina 336]
[p. 336]
van zijn reizen door Europa bezocht hij ook Nederland (in 1827). In 1838 keerde hij naar Engeland terug en werd tot aan zijn overlijden in 1862 predikant te Somerset.Ga naar voetnoot76
Da Costa schreef over hem aan Willem Messchert, gedateerd 23 april 1827, dat ‘de uit Israël bekeerde Zendeling Joseph Wolff en zijne Echtgenoote te Amsterdam zijn’. Verder: ‘...ook zijne Echtgenoote, een Engelsche Lady, is een voortreffelijke Christin, ofschoon beiden niet vrij schijnen te zijn van die Engelsche zuurdeesem der ondernemingzucht en eenige voorbarigheid in het werken.’Ga naar voetnoot77
We mogen wel aannemen dat Wolff zijn blaadje heeft geschreven in 1827.

Gaat heen en verkondigt de naam van Jezus onder alle volkeren. Uw broeder

Joseph Wolff, zendelingGa naar voetnoot78

[pagina 337]
[p. 337]

De namen van de schrijvers der albumblaadjes alphabetisch gerangschikt; de data, indien bekend, zijn eveneens vermeld

  no. blaadje
C.D.L. Bähler 37
P.B. Bähler, nov. 1830 23
W. Bilderdijk, llokt. 1830 12
G.W. Bisschop 38
J. ter Borg, 29 okt. 1830 15
C.C. Callenbach, 4 nov. 1830 19
A. Capadose, 31 okt. 1830 16
A. Chavannes, 3 sept. 1826 6
M.J. Chevallier, 12 okt. 1830 13
E. Chevallier-Belmonte, 12 okt. 1830 14
N. da Costa-Belmonte, 31 okt. 1830 17
K.A. Döring, 24 juli 1826 4
P.P. Dupuij, 12 sept. 1826 7
J. le Feburé 39
J.P. Freyss, 5 nov. 1830 20
N.P. de Gaaij Fortman 40
J.F.K. Gericke, 19 jan. 1826 3
J.F.K. Gericke, 13 dec. 1826 11
G.F. Gezelle Meerburg, 10 nov. 1830 22
A.M.C. van Hall, 11 juni 1838 26
H.S. van Hall-van Schermbeek, 22 dec. 1843 36
‘(Cousine) Helène’, 20 okt. 1826 10
F.W. Karbe, 8 okt. 1826 9
H.J. Koenen, 31 okt. 1830 18
H.F. Kohlbrügge, dec. 1823 1
V. Koningsberger, 14 maart 1836 25
J.H. Lausberg, 16 juli 1841 29
G.W.A. van der Lingen 41
H. van Maasdijk 42
H.A.C. Malan, 28 okt. 1842 30
P. Mermod, 29 juli 1839 28
D.T. Notten, 2 aug. 1831 24
J.G. Nourney, 25 okt. 1843 33
Ed. Panchaud, 10 nov. 1843 35
J.R. Reily, 1 sept. 1825 2
J.R. Reily, 18 sept. 1826 8
I.F. Sander, 24 juli 1826 5
A.A.W. Schuijt, J. Schuijt-Alewijn, c.s., 14 sept.... 43
E(lise) Schuijt, 30 maart 1843 32
G. Stockfeld, 22 juli 1839 27
W.P. Tiddy, 28 okt. 1843 34
J.J. van Toorenenbergen, 9 maart 1843 31
A.J. Twent van Roosenburg, 9 nov. 1830 21
J(oseph) Wolff 44

voetnoot1
In 1976 was het Album in het bezit van een achterkleindochter van H.P. Scholte, Mrs. Leonora Hettinga-Gaass, Scholte House 734 Washington Street, die het ons enige dagen afstond, zodat fotocopieën konden worden gemaakt.
voetnoot2
O.a. Wormser, Schat in aarden vaten II, 76; DERDE DEEL (met fascimilé) 9.
Verder namen we de volgende blaadjes niet op.
Een in het Duits gesteld briefje met een gedichtje van vier regels; kenmerk ‘Arnhem dem 12. Jan. 1825’; handtekening onleesbaar.
Een eveneens in het Duits gesteld exemplaar, kenmerk ‘Amsterdam 20 Aug. 1826’, handtekening onleesbaar: ‘...aus Zürich’.
Tenslotte een Frans briefje van negen regels, zonder datum en plaatsnaam, getekend ‘D.F.’.
voetnoot3
H.P. Scholte, Nieuwejaarsgeschenk aan Nederland, Amsterdam 1847 (Koninkl. Bibl. pamflet 28390) 41.
voetnoot4
J. M'Clintock and J. Strong, Cyclopaedia of Biblical, Theological and Ecclesiastical Literature VIII, New York 1894, 1025-1026.
Opgemerkt dient nog dat de German Reformed Church in de Verenigde Staten zich in 1957 verenigde met de Congregational Church; het nieuwe kerkverband draagt de naam United Church of Christ.
voetnoot5
Moge der Gott der Sie bishieher geleitet, Sie auch ferner in allen ihrer Untemehmungen seegnen. Dies ist der herzliche Wunsch Ihres wahren Freundes
James R. Reily V.D.M.
voetnoot6
NNBW IV, 646; S. Coolsma, De Zendingseeuw voor Nederlandsch Oost-Indië, Utrecht 1901 register; J.L. Swellengrebel, In Leijdeckers voetspoor I-II, 's-Gravenhage 1974-1978 register.
voetnoot7
Diese Worte des Apostels dienen Ihnen stets, lieber Bruder, zur Erweckung und Ermunterung auf Ihren Wallfahrt durch die Wüste dieses Leben zum Vaterlande, das droben ist, und sie segnen zugleich eine Erinnerung an
J.F.C. Gericke
voetnoot8
Men zie voor hem Kluit, Réveil 112, 232; Allgemeine Deutsche Biographie V, Leipzig 1877, 348-349.
voetnoot9
De wijsbegeerte zoekt de waarheid; de theologie vindt haar; de godsdienst bezit haar. - Picus von Mirandula.
Met ‘Picus’ wordt bedoeld de Italiaanse wijsgeer Giovanni Pico della Mirandola (1463-1494). Van deskundige zijde werd ons verzekerd dat deze gedachte bij Pico wel voorkomt, maar de letterlijke uitspraak niet.
voetnoot10
Parool: Als gij wilt bemind worden, bemint (dan)! Seneca Ad Lucilium epistulae morales, 9, 6.
voetnoot11
Bemin de beminnende, (mijn) zeer geliefde vriend. Ter herinnering aan U, werd geschreven door...
voetnoot12
In hoofdstuk 13 reproduceerden wij twee brieven van hem.
voetnoot13
Wij volstaan met een samenvatting in het Nederlands, aangezien in het origineel een aantal woorden onleesbaar is.
voetnoot14
Dictionnaire Historique et Biographique de la Suisse II, Neuchâtel 1924, 495; Kluit, Réveil register.
voetnoot15
Réveil-Archief Amsterdam, Verzameling Da Costa, brieven van W. Messchert.
voetnoot16
Que notre bon Dieu et Père vous multiplie ses plus précieux dons en Jesus Christ et vous accorde d'être un jour devant Lui un ouvrier sans reproche et un instrument de bénédiction pour plusieurs.
voetnoot17
Gegevens over hem in: Handschriften Borger en Brunt, Theol. Instit. R.U. Utrecht; men zie voor deze handschriften Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis van de negentiende eeuw 4 (1978) 7-17, A. de Groot ‘Nederlandse predikanten-registers en -boeken’.
voetnoot18
Men zie ook nummer 2.
voetnoot19
Der wahre Glauben an Jesus Christus ist ein Band welches alle die ihr haben unzurtrennlich mit ein ander bindet und möchte dieses Band nie gerissen und gelsöt werden ist das Gebet Ihres Bruders
James R. Reily, V.D.M.
voetnoot20
Gedenkboek NZG 39; S. Coolsma, De Zendingseeuw voor Nederlandsch Oost-Indië, Utrecht 1901 register; E.F. Kruijf, Geschiedenis Nederlandsche Zendelinggenootschap, Groningen 1894, 176.
voetnoot21
Que tu combattes le bon combat de la foi, et te promène dans la crainte de Dieu, est le souhait sincère de votre affectionnée Cousine et Amie
Helène
voetnoot22
Men zie ook nummer 3.
voetnoot23
1 Timotheus 6 vers 20a.
voetnoot24
O Timotheus, bewahre wass dir vertrauet ist!
Wer einmal einen Köstlichen Schatz gefunden hat, der bewahret ihn, trägt ihn überall mit sich herum, zeigt ihn nicht einem jeden Narre, damit er ihm nicht gestohlen werde oder er auf eine andere Weise muthwillig drum komme.
Zum Andenken geschrieben von
J.F.K. Gericke
voetnoot25
Exodus 17 vers 9b.
voetnoot26
Efeze 6 vers 13-14.
voetnoot27
Een priester Gods die vasthoudt aan het evangelie en de leer van Christus bewaart, kan worden gedood maar niet overwonnen. Cyprianus, Epistola XII, ad Sanctum Cornelium Papam (Migne Patrologia Latina III, kolom 851).
voetnoot28
verheert = overmeestert.
voetnoot29
Geheel de Uwe, Geliefde broeder in de Heere.
voetnoot30
Men zie voor hem RGPgs114 register.
voetnoot31
Dit noemen van Hooglied 4 vers 2b zal wel zijn gebaseerd op een parafrase als: En geen der predikers arbeidt zonder vrucht.
voetnoot32
Kluit, Réveil register; RGPgs114, 63, 463-464.
voetnoot33
Johannes 10 vers 28.
voetnoot34
Psalm 44 vers 5-6.
voetnoot35
Cher frère en Christ, Nous attendons l'accomplissement de ces promesses et nous pouvons l'attendre en toute assurance car nous sommes par l'immense miséricorde de Dieu du nombre de ceux dont les noms sont écrits au livre de vie. Le St. Esprit nous rend témoignage que nous sommes enfans de Dieu, héritiers et cohéritiers de Celui qui a dit en parlant de nous comme de ses brebis: Et moi je leur donne la vie éternelle et elles ne périront jamais et personne ne les ravira de ma main; ci ‘moi’ c'était le Roi des Rois qui a brisé la tête du prince des ténèbres. Tenons nous fermement accrocher à ces magnifiques promesses.
Vous allez défendre la patrie et la maison d'Orange. O, que ce soit aussi pour le rétablissement de l'Eglise de Christ.
Je prie notre Dieu et Père et Jésus notre Sauveur et Seigneur de Vous fortifier et de Vous soutenir puissament par Son St. Esprit, l'Esprit de Vérité; qu'Il fasse de Vous un témoin fidéle, soit dans la victoire soit dans la défaite, soit dans la santé soit dans la malade et qu'au demier moment. Il remplisse Votre ame de joie, de paix et d'assurance. Je désire pour le bien des enfans de Dieu Vous voir revenir au milieu de nous, mais si Dieu dispose autrement de Vous, je serai en paix à Votre égard. Je sai en qui Vous avez cru.
Si Vous êtes appelé a combattre, chantez avec David: O Dieu c'est toi qui es mon Roi, ordonne les délivrances de Jacob. Avec toi, nous battrons nos adversaires; par ton nom nous foulerons ceux qui s'élèvent contre nous.
Par la grâce de Dieu Votre trés affectionné frère en Christ...
voetnoot36
Men zie voor hem VIJFDE DEEL 21-30.
voetnoot37
Idem: de hoofdstukken 17-19.
voetnoot38
A. Rosenkranz, Das Evangelische Rheinland. Ein rheinisches Gemeinde- und Pfarrerbuch II, Dusseldorf 1958, 502; Handschriften Borger en Brunt, Theol. Inst. R.U. Utrecht.
voetnoot39
 
Wir streiten nicht durch eigne Kraft,
 
Drum muss es uns gelingen!
 
Er ist's, der beides in uns schafft,
 
Das wollen und vollbringen.
voetnoot40
Herzlich Dank sey Ihnen gesagt, verehrter, theuer Amtsbruder, für die kostliche Erbauung die ich gestem in Ihrer Kirche genossen habe und für die merkwürdige Stücke die Sie mir zum Andenken mit so warmer Bruderliebe geschenkt haben. Möge der grosse Ober-Hirte aus Gnaden geben dass wir uns hienieden noch einmal freudig wiedersehen und einst an Seinem grossen Tage zu Seiner Rechten stehen mogen! (De laatste woorden zijn een verwijzing naar Mattheus 25 vers 31-33.)
voetnoot41
1 Johannes 3 vers la.
voetnoot42
1 Corinthe 2 vers 2.
voetnoot43
Voyez quel amour le Père nous a témoigné que nous soyons appelés les enfants de Dieu!
Bénissez avec moi eet amour éternel! Il préceda les temps, il n'aura point de terme; Et pour nous il renferme, Tous les biens de ce monde et tous les biens du ciel!
En retour de tant de charité puissons nous apprendre tous les jours davantage à ne savoir avec St. Paul que Jésus Christ et Jésus Christ crucifié. Ce charitable et puissante Ami est et sera éternellement un Sauveur parfait. Cet immuable vérité est la seule espérance et l'unique consolation de votre pauvre frère.
voetnoot44
Enige gegevens aangaande hem zijn ontleend aan Boudin, Les relations etc., Annexe I, 179 alsmede aan Anet, Hist. Soc. Ev. Belge 35, 86, 90, 91, 152.
voetnoot45
Rapport de la Société Evangélique Belge, Année 1841, Brussel 1842, 31-32.
voetnoot46
Men zie voor hem ook Kluit, Réveil register en VIJFDE DEEL 508, 510-516.
voetnoot47
In het Hebreeuws.
voetnoot48
In het Frans. Merkwaardig is dat Malan in deze tekst tweemaal gij heeft vervangen door zij; in het origineel vous door ils.
voetnoot49
In het Frans.
voetnoot50
Reçu par le Pasteur H.P. Scholte Fl. 85,-, collecté à son église, 27 Octobre 1842, pour être employés par moi à l'impression de traités religieux. Malan tekent met ‘Ministre dus Seigneur Jésus’.
voetnoot51
Albumblaadje no. 43.
voetnoot52
Ce n'est pas à moi sans doute qu'il appartient de diriger vos regards vers une partie de cette Parole, qui fut tant de fois présenté par vous, avec bénédiction, mais si le titre de membre d'un même corps, disciple d'un même Seigneur suffit pour faire disparaitre la distance et me permet de regarder vers vous, comme vers un Frère à qui mon âme se sont intimement unie, vous ne serez pas étonné de la foi que j'aprouve en regardant aux promesses que le Seigneur adresse à ses fidèles serviteurs et de trouver en cette plenitude l'acquittement de la dette que j'ai contractée envers celui, qui m'a distribué les biens de son Maître et à qui j'aime à pendre ici le témoignage d'avoir entendu de sa bouche tout le conseil de Dieu. Bienheureux, dit le Seigneur, le serviteur fidéle et prudent que son Maître a établi sur ses domestiques pour leur donner la nourriture dans le temps qu'il faut et qu'il trouvera faisant ainsi quand ‘Il arrivera’! (Matth. 24: 45, 46) qu' ajouter à cette promesse? et que pourrait il manquer à celui que le Seigneur nomme bienheureux! Rien sans doute. Aussi me veux je y joindre que l'exclamation de Moïse à l'égard de Levi pour exprimer le souhait de mon âme:
‘O Eternel! que l'oeuvre de ses mains te soit agréable’! Deut. 33: 11.
Votre affectionnée Soeur en notre bien aimé Sauveur...
voetnoot53
A. Rosenkranz, Das Evangelische Rheinland II, Düsseldorf 1958, 367; Handschrift Borger, Theol. Inst. R.U. Utrecht.
voetnoot54
Der Herr welcher uns auf unsrer Pilgemschaft zusammengeführt, verbinde uns fort und fort in Seiner Liebe.
voetnoot55
Hoofdstuk 13, zesde brief.
voetnoot56
One in Christ - 1 Cor. XII: 12-14, 20, 21, 27.
What a blessed Unity, one in Christ. How glorious will the Church appear when He comes in his mighty power to be seen and admired of all who love his appearing. Forwards, dear Brother, the Love of Christ constraineth us, we are His, not ours own, He has bought us with his Blood, that were He is we may be also. Forwards, dear Brother, preach in season and out of season, the unsearchable riches of Christ. A perfect Salvation of a perfect Saviour, an everlasting love of a unchangeable God, and an infinite glory and boundless praise for his redeemed people. Knowing that your labour is not in vain in the Lord.
voetnoot57
Men zie voor hem hoofdstuk 13, noot 35.
voetnoot58
De la part de ton très affectionné en Christ, Ed. Panchaud, P[asteur].
voetnoot59
VIJFDE DEEL 7-8, 489.
voetnoot60
Men zie no. 26 hiervoor.
voetnoot61
1 Samuel 9 vers 1-13 (David en Mefiboseth de zoon van Jonathan).
voetnoot62
Romeinen 12 vers 1, Jacobus 1 vers 27.
voetnoot63
Men zie voor de latere hervormde predikant C.D.L. Bähler: hoofdstuk 4, noot 54.
voetnoot64
Hoofdstuk 10, brief no. 3.
voetnoot65
Wij ontvingen van prof. mr. W.F. de Gaay Fortman te 's-Gravenhage enige biografische gegevens aangaande mejuffrouw N.P. de Gaaij Fortman. Zij wordt enige malen genoemd in Gera Kraan-van den Burg, Brandende harten, Kampen 19615, 207-211, 223, 225.
voetnoot66
Chr. Enc.paedie III, 685-686; M.C. Kitshoff, Gottlieb Wilhelm Anthony van der Lingen, Kaapse predikant uit die negentiende eeu, Groningen 1972 (dissertatie Vrije Univ. Amsterdam).
voetnoot67
Parool: Zij die over zee trekken veranderen (wel) van klimaat, (maar) niet van karakter. Horatius, Epistulae I, 11, 27.
voetnoot68
Van der Lingen schrijft achter zijn naam ‘Pred[ikant]’, alsmede ‘geboren te Kaapstad 29.5.1804’.
voetnoot69
Kluit, Réveil register; RGPgs114, 523; Anet, Hist. Soc. Ev. Belge 61-62, 102-103, 173: Annalen 1965 van de Vereniging voor de geschiedenis van het Belgisch Protestantisme, Brussel 1966, 379-386. Zijn naam dient te worden gespeld H. van Maasdijk, niet H. van Maasdijck.
voetnoot70
Bonn etc. is gebaseerd op het poststempel, waarbij het jaartal ontbreekt; het albumblaadje is als brief aan Scholte gezonden. Aangezien gesproken wordt van ‘u en uwe lieve kinderen’ vermoeden wij dat het jaartal moet luiden 1846 (na het overlijden van S.M. Scholte-Brandt in 1844, en vóór de brief genoemd in VIJFDE DEEL 260-265).
voetnoot71
260-265; VIERDE DEEL register, speciaal echter 461, 467-468.
voetnoot72
VIJFDE DEEL 260.
voetnoot73
Vergelijk hoofdstuk 13, no. 5.
voetnoot74
VIJFDE DEEL 260-261.
voetnoot75
Deze woorden zijn, evenals Jesaja 60 vers 19b en Psalm 67 vers 2, in het Frans geschreven. Het oorspronkelijke laat zich moeilijk vertalen; het luidt:
 
C'est là que le Seigneur, au sein de la lumière,
 
Se montre à ses élus, qu'il consommé d'honneur;
 
des délices du ciel il inonde leur coeur.
 
Son amour est en tous, de tous il est le Père.
 
Alléluia!
 
Soutenons notre foi!
 
Jésus est notre Roi!
voetnoot76
Encyclopaedia Judaica XVI, Jeruzalem s.a. [1971] 612.
voetnoot77
Réveil-Archief, Verzameling Da Costa, brief van Da Costa aan W. Messchert, no. 41.
voetnoot78
Gehet hin und verkündet der Namen Jesu unter den Völkern.
Joseph Wolff, Missionär

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Henricus Petrus Scholte


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • december 1823

  • 12 september 1826

  • 18 september 1826

  • 8 oktober 1826

  • 20 oktober 1826

  • 13 december 1826

  • 11 oktober 1830

  • 12 oktober 1830

  • 29 oktober 1830

  • 31 oktober 1830

  • 4 november 1830

  • 5 november 1830

  • 9 november 1830

  • 10 november 1830

  • november 1830

  • 2 augustus 1831

  • 11 juni 1838

  • 22 juli 1839

  • 29 juli 1839

  • 28 oktober 1842

  • 30 maart 1843

  • 28 oktober 1843

  • 22 december 1843