Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Epitheta, dat zijn bynamen oft toenamen (2017)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.38 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (1.93 MB)

tekstbestand






Editeurs

Ingrid Biesheuvel

René Kurpershoek

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Epitheta, dat zijn bynamen oft toenamen

(2017)–Anthoni Smyters–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

B.

BAbylonien.Rijcke, hoovaerdige, overvloedige, edele, wonderlijcke, groose, wijde, weerelts, wonder, stercke, koopstadt, rijcke, ghevolcte, volck-rijcke, Egyptische, wijde, vermaerde, heerlijcke.
Is eertijdts gheweest de Hooftstadt in Caldeen, zoo vermaert dat om harent wille Assitien ende Mesopotamien werden oock
[Folio B6v]
[fol. B6v]
 Babylonien ghenaemt: In't midden van dese heerlijcke ende groote Stadt passeert de groote reviere Euphrates, diese verwonderlijcken maect: men zeght dat in die Stadt wel 600000 inwoonders waren. De Persianen hebbender een deel van gheruineert, ende den Tijt het ander deel, in manieren datmen wel mach zegghen, Groote Steden, groote verwoestinghen. In Egypten is een ander Babylonien, 'twelcke men nu noemt groot Cayren, ligghende onder het ghebiet vanden Turck, is oock een groote Koopstadt.
Bachus.Blijden, vriendelijcken, vrouachtighen, wijnachtighen, spicidragher, thebaenschen, verachten, strijdtbaren, Silenus kindt, vermakelijcken, droncken, dronckaert, vader der waerheyt, tweehoornighen, wijngaert-bouwer, onbesorchden, zorghbreker, vruchtbaren, overvloedigen, wijngaerdenier, verghenoegenden, furieusen, veyldragher, wijngodt, zangher, contre-dansere, boerschen, dobbelen, vrolijcken, gastvrijen, rooden, wencker, drykanten, eensamen, wreker, dullen, rasenden, godenspruyt, eersten, lesten, veelformighen, edelen, ongheschicten, onghemanierden, kindtschen, grooten, septer-dragher, wijngaert-voeder, huppelaer, overdadighen, goedertierenen, teederen, Saters-meester, loof-beminner, zachten, ghekamden, refereyner, rijmer, versdichter, rondeelder, hopvlieghe, wtsinnighen, ghehoornden, krijghsman, inventeur, vinder, jonghen, dwasen, voedtgodt, ouden, grijsaert, lofzingher, Indiaenschen, milden, kloecken, vromen, onbeschaemden, stouten, triumpheerder, geweyden, koninck vande dronckaerts, kuyters, zuypers, jonghelinck, Indiaenschen godt, Sater, wijn-prince, gheyten-godt, beveylden, rijcken, Venus vrient, wijnliefdighen.
Hij was Iovis en Semele sone: Men zeght dat hy den Godt van den wijn is: Bij desen naem wort zomtijts verstaen, den wijn zelfs. De Poëten versieren dat hy tweemael gheboren is, ende wt Iupiters heupe gheteelt: Hy heeft bykans de gheheele weerelt doorreyst, ende veel volckeren getemt, d'Indianen overwonnen, ende den eersten geweest die over haer heerschte, heeft oock gheleert koopen ende verkoopen, ende zoo men zeght is hy inventeur van vele dinghen.
Backere.Bemeelden, arbeydighen, knedenden, meelach-
[Folio B7r]
[fol. B7r]
 tighen, broodtmaker, ovenkijcker, hantwerckenden, wakenden, ovengaper, ovenheeter, heet-broodt-roeper.
Backhuys. ofte Openen mondt.Gapende, slockerich, gulzich, breet, groot, vuyl, inslockende, onverzadelijck, verslindende, in-swelghende, verhonghert, ovens, warm, open, wijdt.
Bagijnken ofte Kinderhulsel.Huyfachtich, kleyn, fijn, opgherolt, wit, wtghesneden, bespellewerct, met kanten, ghespeet.
Bastaert.Schandelijck, schandich, beschaemde, onecht, overwonnen.
Balsem.Welrieckenden, doorrieckenden, doordringenden, rossen, kostelijcken, vrijen, Egyptischen, krachtighen, heerlijcken.
Baerdt.Zachten, gaffelachtighen, kinnen-ghekrolden, langhen, jonckhayrigen, eersthayrighen, kottoenen, straffen, wreeden, fellen, grijsen, grauwen, swerten, loodtverwighen, vliechverjagher, ghekemden, eerlijcken, rouwen, verwerden, kalen, witten, ghespeenden, vuylen, besmeurden, besmuysterden, platten, opgheschorsten, mallen, staenden, katers, knevel, gekronckelden, stekenden, philosoophschen, heyrgroeyenden, waghenmans, grooten, spitsen, spijtighen, rossen, rooden, ghemaecten, ghecierden, ghegomden, opghetoyden, grauwen.
Baertscheerder ofte Barbier.Hooveerdigen, beroemer, plaestermaker, wackeren, ghedienstighen, onbarmhertigen, onmedelijdenden, vriendelijcken, bequamen, ervaren, jonghen, lustighen, moyen, zachthandighen, wondtverbinder, behendighen, onghevoelijcken.
Baselicom.Kruydt, welrieckende, edel, stercken, ghe- gheroffelt.
Basiliscus.Serpent, koninc vande serpenten, fenijnich, grouwelijc, ghekamt, quaet, gheelachtich, doodelijc, zorghelijc, ghevaerlijc, besmettelijc.
Datmen zoo verscheydelijck van dit Basiliscus schrijft, maect d'historie fabelachtich: Men zeght dat het gheelachtich is, ende
[Folio B7v]
[fol. B7v]
 heeft ghelijcke dry kammekens op syn hooft, dat syn ghezichte ende ghefluyt doodet die het zien ofte hooren, doot ock alle gedierten die't aenraken alhoewel het doot is. Geen Dier zoo schadelijck op Aerdtrijck als dit Dier, hoewel het maer eenen halven voet lanck en is. Die breeder bescheyt daer van begheert die leest Plinius in syn 8 Boeck het 21 Capittel.
Badt ofte Baedtstove.Werme, heete, lauwe, zoute, zoete, reyne, zuyverende, sweet, ghesont, water.
Bagagie ofte Tuygh.Gepacte, sware, gewichtige, gheslotene, ghebonden, ghebondelde, nootelijcke, vergaderde, sware, ineen-ghewondene.
Bagghe.Kostelijcke, ghewrochte, rijcke, bepeerelde, ghesteente, blinckende, ghediamante, gheemailleerde, lustighe, hanghende, schoone, lieflijcke, gulde, goude, vergulde, dierbare, weerdighe, gheagate.
Bal.Harden, weerbottenden, ghehayrden, witten, springhenden, gheluckigen, avontuerighen, ronden, rasloopenden, speelbal, kaetsbal, lustighen slach, kaets, hoochghedrevenen, kolf, rollenden.
Bake.Zee, verre-ziende, verhevene, scheeps, schippers, rootzen, duyn, zienlijcke, barghen, tonnen, pijl, tuymelende.
Baers.Visch, langhen, slijmighen, breeden, schuymenden, vuylen, dicken.
Bale ofte Pack.Sware, muyl, ghekoorde, koopmans, ghepacte, botte, gheteeckende, draghelijcke, ghestroyde, handelycke, groote, half-lastighe, lastighe, mee, peper, cottoen, etc.
Ballingschap.Schandelijcke, oneerlijcke, beklagelijcke, klachtich, ongheluckighe, schandighe, deerlijcke, harde, teghenspoedighe, weerspoedighe, quellijck, verdrietelijcke, elendighe.
Banninghe.Elendighe, verre, smertighe, ongheluckige, sware, droevighe, verzondene, eerlijcke, beschaemde, straffe, landtloopersche.
Bandeken.Verblindende, slaepbandeken, gheknoopt, gevoedert, swart hooft, voorhooft, sluytende, wit, bespelwerct.
Bandt.Onbrekelijcken, enghen, vasten, onontbindelijc-
[Folio B8r]
[fol. B8r]
 lijcken, stercken, omvanghenden, gheknoopten, yseren, krommen, ghebondenen, houden, bindenden, ghehechten, ghevanghenen, omghewronghenen, swaren, hals, ghevangenis, stroo, gheketenden, langhen, breeden, volghenden, ghetouweden, gheknoopten, ghedraeyden, hoedt, echten.
Bare.der Zee, vloeyende, golvende, vochtige, diepe, kale, ruysschende, periculeuse, onbedwonghene, wilde, quellijcke, moeyelijcke, schuymige, peerse, dwalende, stoute, dicke, Zee, onghenadighe, draeyende, keerende, lichte, blauwe, verslindende, windige, revieren, blasende, stortende, weerbottende, kromme, zilverighe, bobbelende, teghenstootende, plotssighe, doove, ghedrevene, dreyghende, schipbrekighe, grouwelijcke, vliedende, vallende, tierende, beroerde, tempeestighe, keerende, spinghende, stercke, ghevaerlijcke, gheswollene, daverende, rootzenslaende, ghebulte, grommelende, rassche, verhevene, wreede, blinde, overvloeyende, bedrieghelijcke, swerte, vlietende, onrustighe, bevende, ontemmelijcke, onstille, Zee-vergramde, Westersche, volghende, oproerighe, ghedrevene, golvighe, water.
Barbaren ofte Barbarischemenschen, wreede, beestachtighe, onwetende, hatelijcke, onbeleefde, Scythische, menscheters, grove, botte, hyrcanische, onmenschelijcke, supersticieusche, vreemde, onbarmhertighe, moordadighe, onbywoonelijcke, rouwe, wilde, Indiaensche, onhandelijcke, bloedtgierighe.
Barmherticheyt.Godes, medelijdende, zoete, liefden, goedertierene, gunstighe, medeghedoochsame, weldadighe, voorkomende, ophelpende, vertroostende, ghesondtmakende, verheffende, verghevende.
Beck.Krommen, snijdenden, roovenden, kletterenden, scherpen, gheweldigen, ghehoornden, verslindenden, havicx, stekenden, spitsen, overhangenen, scheeven, openen, gapenden.
Becken.Hol, gheel, spouw, breedt, klaer, blinckende, open, schelpachtich, gulden, tennen, rondt, plat, diep,
[Folio B8v]
[fol. B8v]
 barbiers, schep, treseer.
Beclach.Zuchtende, deerlijck, tranende, betraent, beschreyende, beweenende, bloedich, droevich, smertelijc, treurich, langhsaem, wijfs, pijnlijck, versoeckende, amoureux, gepassijt, rouwich, wtvaerts, begraeffenis, bitter, jammerlijck, innerlijck, quelende, kermende, arm, grondich, hertelijck, swaer, verdrietelijck, onverdrietelijcken, twistich, hinderlijck, schadelijck, roepende, schreyende, weenende.
Bedelaer.Armen, ghebreckelijcken, elendighen, verarmden, moeyelijcken, quellijcken, omgaenden, bedelenden, trugghelenden, verlapten, ghevoddeden, verhackelden, erbarmelijcken, ontzeyden, gheweygherden, onbeschaemden, stouten, vuylen, onachtsamen, luyen, toeghemaecten, luysighen, schorften, zeerighen, mismaecten.
Bedde.Zacht, koetsen, luy, geciert, gegordijnt, troetel gekeert, gheschudt, bruydts, opghestreelt, ghepareert, pluymen, bruylofts, vlocken, moy, luyaerts, schoon, tijcken, bereydt, daverende, ghestoffeert, doncen, ghemeyn, kermis, matten, bevende, behangen, kamer, kinder, geciert, pronc, zijden, velt.
Bedt-panne.Ghesteelde, brandende, heete, warme, koperen, gheringhde, ontstekene, schoone, zuyvere, aschachtighe, gherieflijcke.
Bedenckinghe.Inwendighe, diepe, gheestelijcke, zorchvuldighe, goddelijcke, verborghene, diepsinnighe, stomme, aenmerckende, aendachtighe, insiende.
Bedriegher.Schalcken, loosen, welsprekenden, wtstrijckachtighen, valschen, onbeschaemden, listighen, archlistigen, zoet-sprekenden, onschamelen, schelmschen, boosen, bedrieghelijcken, smeeckenden, aenlockenden, pluymstrijcker, hoofschen, onvliedelijcken, vuylen, onghetrouwen, boosen, verborghenen, onbeschaemden, loghenachtighen, lasterenden, frauduleusen, tooverenden, begheerighen, verleydenden, bijtenden, schoonsprekenden.
Bedtstede ofte Koetse.Schoone, ghekeerde, ghepilaerde, opghestreelde, ghepalleerde, lieflijcke, diepe, breede, hooghe,
[Folio C1r]
[fol. C1r]
 ghemackelijcke, langhe, wel-ghemaecte, gheschrijnwercte, slaeps, bruydts, smalle, enghe, hoeckighe, kinder, pronck.
Bedwanck.Fortsich, hardt, gheweldich, wreedt, straf, quellijck, noodich, krachtich, ghebiedelijck, wijs-makende, macht-hebbende, tyrannich.
Bedroch.Archlistich, schalck, loos, voor-bedacht, nijdich, vossen, bedrieghelijck, subtijl, schelms, wtstrijckers, boos, quaet, ongherechtich, smeeckende, dobbel, schalck, quaet-vermoedenden, bedect, verborghen, slim, onghetrou, ghesocht, ervaren, heymelijck, twistich, versiert, diefs, wtstrijckende, nijdich, onmijdelijck, verradisch, hatelijck.
Beeldt.Draghelijck, schoon, levendich, ghelijckende, steenen, houten, ghehouwen, ghesneden, marberen, afghedructe, gulden, santen, koudt, gheschildert, gheverwet, ghedenck, stom, eerbaer, ghefigureert, staende, verheven, ghegoten, berooct, Marien, luy, zienlijck, afgoden, figuerlijck, ghedachtenissen.
Beeldtsnijder.Subtijlen, spitsvindighen, afschrabbenden, vlijtighen, neerstighen, zorchvuldighen, begrijpelijcken, schaver, wtsteker, graveerder, afsnijder, snijder, snijdenden, insnijdenden.
Begheerte ofte Bede.Eergierighe, gunstighe, oproerige, onrechtveerdighe, ongherechtighe, officijs, heymelijcke, quade, boose, seditieuse, muytische, beroerte, regerende, vyerige, hittighe, bejaghende, onrechte, ongoddelijcke, natuer-dringhende, drijvende, snaecklustighe.
Been.Hardt, merghigh, ghepuntet, magher, dor, dick, vast, wit, merghachtich, hol, bloot, knoessel, weeck, wrevel, scheen.
Begheerlijckheyt.Onverzadelijcke, eergierige, schandelijcke, ongheschicte, gierighe, elendighe, onmatighe, ongematichde, gulsighe, weereltsche, vyerighe, brandende, wellustighe, lustighe, onghereghelde, blinde, begheerde, ghepasside, onnatuerlijcke, malle, harde, wtsinnighe, zorchvuldige, ydele, ghewenschte, onwtsprekelijcke, ongheoorlofde, vlee-
[Folio C1v]
[fol. C1v]
 schelijcke, onkuysche, aenlockende.
Begravinghe.Beweende, dooden, beschreyde, heerlijcke, rouwighe, tomben, ghebedene, deerlijcke, droevighe, zuchtende, stadige, deghelijcke, eerlijcke, loflijcke, menschelijcke, godtvruchtighe, ghemeyne.
Begroetinghe,ziet Groetenisse.
Behulp ofte Bystandt.Blijdelijck, ooghenschijnelijck, leerende, recht, zeker, vast, bestandich, leydende, wech-wijsende, trou, heymelijck.
Behoudt-sone ofte Swagher.Blijden, zeer beminden, behulpsamen, ghekorenen, goedertierenen.
Been.eenes menschen, licht, vliedende, lanck, veerdich, bequaem, reysers, krom, ghekromt, scheef, danssers, windich, dick, dickachtich, spertelende, rou, hayrich, schryende, wacke, zacht, ghebeent, ghevleescht, ghebrasemt, onreyn, oly, vetachtich, poeselachtich, slim, ghebroken.
Behendicheyt.Wackere, lustighe, veerdighe, natuerlijcke, lichte, handige, behulpelijcke, kloecke, gheestighe, scherpsinnighe, aerdighe, neerstighe, vlijtighe, bequame, subtijle, welvoeghende, behendighe, fraeye, cierlijcke, wreede, straffe, zoete, vriendelijcke.
Beeste.Groote, botte, stercke, wilde, dwalende, quade, stomme, grouwelijcke, dicke, zorghelijcke, Africaensche, schrickelijcke, vervaerlijcke, onhandelijcke, wilde, ghehoornde, zeltsame, vreemde, eysselijcke, verschrickelijcke, tamme, onghetemde, bosch.
Beemt,ziet Weyde.
Been.van een ghedicht of versken, furieus, tragics, bijtende, droevich, lasterende, vergalt, bitter, oproerich, onkuys, verschrickelijcken, scheldende, haestich, stekende, dul, wreet, lichtveerdich, gheweldich, grouwelijck, lasterlijck, kreupel, hinckende.
Beetken.Lecker, goet, perceel, afghebroken, ghesneden, kleyn, spijsende, zoet, zuycker-zoet, slocke, ghestolen.
Beyr.Furieusen, grimmighen, mismaecten, qualijck-
[Folio C2r]
[fol. C2r]
 zienden, wreeden, verhongherden, rouwen, langhayrighen, janckenden, huylenden, onghenadighen, slapenden, holkruypenden, fellen, grouwelijcken, hongherighen, liviaenschen, vuylen, verslindenden, ghebeenden, slockerighen, mimidischen, dreyghenden, gulsighen, wackeren, plompen, teeren, danssenden, luxurieusen, mismaecten, jongen, verslindenden.
Den Beyr paert zich met de Beyrinne in't begin vanden VVinter, die omhelsende ghelijck man ende vrouw, dewelcke ontfanghen hebbende, behoudt sy haer alleene in haer hol, draecht maer 30 dagen, worpt meesten deel vijf jonghe Beyrkens: voor eerst schijnet een stuck wit vleesch te wesen, gheen forme hebbende, zonder ooghen, hayr, ende zoo kleyn als een muys, alleenlijck ziet men maer de nagelkens wtkijcken. De Beyrinne met veel lickens gheeft de ghedaente diese hebben. Den Beyr blijft inden VVinter 40 daghen in syn hol, ende de Beyrinne 4 maenden, zoo vast slapende, d'eerste veertien daghen datse hun in't hol begheven, dat het qualijck mogelijck is wacker te maken, wat quaet datmen hun oock doet. Eyndtlijck sy zijn zoo teer van hoofde, als de Leeuwen hardt zijn, hun gesichte is dickwils onklaer.
Beyrinne.Wederspannighe, grouwelijcke, slapende.
Beke.Water, vlietende, stercke, verhevene, bobbelende, stroomende, stijve, trotse, gheroerde, winter, verslindende, furieuse, eysschelijcke, ruysschende, krachtighe, overloopende, turbulente, schuymende, stortende, rassche, golvende, geweldighe, fonteynen, springhende, kromme, vloeyende, opene, zantachtighe, spoelende, klare, schoone, diepe, zotte, christalijnighe.
Beyr-sterre.Noordtsche, koude, noorden, stercke, ysighe, furieuse, hyperborische, westersche, noordtwestersche, ghesterrede, grouwelijcke.
Bekommeringhe.Zorchvuldighe, bleecke, groote, daghelijcxsche, ghestoorde, pijnighende, harde, quellijcke, onstille, ongheduerighe, moeyelijcke, diepe, angstighe, heftige, bedroefde, denckende, verdrietelijcke, droevighe, curieuse, beswaerlijcke, quellighe, pijnlijcke, sware, arbeydelijcke, zorghelijcke, ziet zorghe.
Beleeftheyt.Ghemanierde, ghespraecsame, heusche, goe-
[Folio C2v]
[fol. C2v]
 dertierene, zoete, eerbare, omhelsende, borgherlijcke, welghemanierde, steedtsche, vriendelijcke, zoethertighe, ghewillighe, zonderlinghe, milde.
Belloniae.Goddinne der oorloghen, grouwelijcke, bloedighe, wreede, felle, vervloecte, onversoenlijcke, doodelijcke, furieuse, oorlooghsche, gheschut-voerende, grousame, onhandelijcke, onghenadighe, moorderssche, vyantsche, hittighe, onbarmhertighe, vreesselijcke, oproerighe, dulkoppige, hersseloose, droevighe, wraecgierighe, ghewapende, verschrickelijcke.
De Poëten zegghen dat sy is de Goddinne vander Oorloghe, ende de suster van Mars.
Bellekens.Klinckende, klater, zilveren, bevende, klaterende, hanghende, hondts, narren, klingh.
Belofte.Feestelijcke, voorbedachte, hooghe, goddelijcke, ghesworen, toeghezeghde, woordelijcke, be-eedichde, getrouwe, ootmoedighe, onbrekelijcke, vaste, versekerde, heylighe, onwederroepelijcke, besworen, voldoenlijcke, godtvruchtige, verbondene, montlijcke, onsterffelijcke, openbare, stoute, ghewisse, devote, aendachtighe, vergheldelijcke, verkondichde, nutte, monicks, houwelijcsche, religieuse, willighe.
Bemerkinghe ofte Contemplatie.Diepe, wonderlijcke, wonderbare, gheestelijcke, zorchvuldighe, hemelsche, speculative, hooghe, curieuse, merckelijcke, goddelijcke, verborghene, grondighe, zalighe.
Benautheyt.Sware, harde, droevighe, pijnlijcke, moeyelijcke, onverdraghelijcke, dootlijcke, smertelijcke, swaermoedighe, diepe, wterste, sterffelijcke, quellijcke, deerlijcke, stercke, bittere, verdrietelijcke, knagende, beulsche, onmatelijcke, ongheduldighe, bevende, onwtsprekelijcke, schuddende.
Benneken ofte Mandeken.Diep van teenen, visch, vuyl, gheoort, salaet, dryoorich, gheheyst.
Bequaemheyt.Gheleghene, voorderlijcke, ghevoeghelijcke, eyghene, toegheeyghende, welvoeghende, behendighe, schickelijcke, nootsakelijcke, nutte, gunstighe, ghesette, lichte,
[Folio C3r]
[fol. C3r]
 behulpelijcke, gheneghene, ghewenschte, begheerde, profijtelijcke, tijdighe, teghenwoordighe, welghevallene.
Berch.Eensamen, gheheuvelden, bollen, gehoolden, hooghen, hanghenden, kalen, ongenaelijcken, verhevenen, steenachtighen, rechten, groenen, steyghen, keyachtighen, scholferachtighen, onbewoonbaren, wtenwege, ghegraften, oneffenen, wilden, rouwen, ydelen, ledighen, ghehoornden, onvruchtbaren, haeghachtighen, behaeghden, sneeuwigen, gheklovenen, boschachtighen, rouwen, moeyelijcken, wolckdragher, versiender, verborghenen, bossigen, ghebladerden, omdraeyenden, ontdecten, weerklinghenden, wijn, trotsen, onbewoonden, doornachtighen, besneeuden, lommerachtighen, oneffenen, hemeldraghenden, kouden, ghevaerlijcken, swierenden, levenden, daverenden, ghewijnbrauden.
Bereydinghe.Groote, voor, kostelijcke, bruylofts, hoovaerdighe, heerlijcke, banckets, prachtighe, konincklijcke, grootsche, heeren, dierbare, maeltijts, triumphante, magnifique, spijs, tafel, noenmael.
Berisper.Bijtenden reformeerder, verbitterden, satyrischen, straffen, nauwen, onderstekenden, wreeden, quellijcken, voorsichtighen, harden, discreten, hatelijcken, gheduldighen, toeluysterenden, achterklappenden, nijdighen, lichtveerdighen, vermetenen, hevighen, bitsighen.
Beroerte.Oproerighe, wanckelbare, ghemeynten, verwerde, verwecte, scheurmakende, elendighe, rumoerighe, ghepuffelsche, tierende, druysschende, blijvende, muyterighe, schadelijcke, haestighe, ghevaerlijcke, ruysschende, oproerige, rasende, grouwelijcke, gebeerende, verderffelijcke, quellijcke, verbaesde, twistighe, confuyse, roepende.
Beweeninghe ofte Beschreyinge.Bittere, droeve, deerlijcke, betraende, zorghelijcke, zorchvuldighe, klaghelijcke, langhe, ghemaecte, rouwighe, tranende, krijsschende, bijstere, elendighe, dooden.
Beroovinghe,ziet Roof ofte Buyt.
Bescherminghe.Vaste, zekere, stercke, machtighe, ver-
[Folio C3v]
[fol. C3v]
 zekerde, veerdighe, onwederstaende, moedighe, dreyghende, behulpelijcke, oorlooghsche, onoverwinnelijcke, ghenoechsame, deuchdelijcke.
Beschermer.Ghetrouwen, kloecken, gunstighen, beschuddelijcken, vriendt, zorchvuldigen, vasten, stercken, zekeren, behulpelijcken.
Beschuldigher.Hatelijcken, beklaghenden, vyandt, twistighen, nijdighen, proces-drijver, pleytachtighen, twist-vriendt, twist-minner, fortsighen, rasenden, heftighen, quellijcken, moeyelijcken, tweedrachtighen, lastighen, ontijdighen, aenbrenghenden.
Bespieder.Schalcken, loosen, wakenden, werckelijcken, ueerstighen, weere, omsettelijcken, hatelijcken, gheduldigen, laghen-leggher, secreten, wroegenden, bedecten, geveynsden.
Besluyt ofte Resolutie.Kort, eyndelijck, zeker, besloten, meynende, vast, gheheel, sommaris, voorghenomen.
Besittinghen.Rijcke, erffelijcke, kale, oude, vluchtbare, na-ghelatene, gheerfde, roerlijcke, onroerlijcke, wettelijcke, aerdtsche, groote, heerlijcke, verganckelijcke, twistighe, vaderlijcke.
Besmettinghe.Stinckende, vergiftighe, quade, verrotte, ghecorrompeerde, gefenijnde, pestilentiale, vuyle, pryige, verdorvene, grouwelijcke, ontstekene, vergiftige, koortsighe, doodelijcke, schadelijcke, contagieuse.
Bestandt.Vreden-bode, ghepaelden, ghelimiteerden, onduerlijcken, ghetrouwen, vreedsamen, gheaccordeerden, onbrekelijcken, gheveysnden, bedrieghelijcken.
Beuken.Appel, zoeten, wilden, vetmakende, verckens spijs.
Bevinghe.Koude, vervaerlijcke, huyverige, verschrickelijcke, haestighe, grouwelijcke, koortsighe, bleecke, oude mannen, zitterende, schuddende, continuele, gheduerighe, kouvorstighe.
Bespiedinghe.Verradelijcke, denckende, ghevaerlijcke, verraedtsche, verborgene, listige, bedrieghelijcke, wagende,
[Folio C4r]
[fol. C4r]
 swijghende, schalcke, bedecte, te weghe-brenghende, bereydde, subtijle, overvallende, loose, vermomde, quaet-vindinge, wakende, wackere, subtijle, toeluysterende.
Besluytinghe.Gheresolveerde, korte, besloten, eyndelijcke, verhaelde, veerdighe, begheerde, sommarische, verkorte.
Betonie.Krachtighe, bittere, medecinale, heelsame, ghesonde, stercke, scherpe, zonderlinghe.
Betooveringhe.Smeeckende, aenlockende, verborgene, toovenaers, bedrieghende, ceremonieuse, quellijcke, elendige, ongheluckighe, besworene, bedrieghelijcke, duyvelsche.
Bespringher.Moedighen, stouten, waeghhalsen, onbevreesden, kloecken, vromen, rasenden, stoutmoedigen, wreeden, grimmighen, vergramden, onbarmhertighen, dollen, trotsen, schuymbeckenden, krachtighen, verwaenden.
Bestorminghe.Furieuse, schrickelijcke, bloedighe, oproerighe, wreede, oorlooghsche, moeyelijcke, ghevaerlijcke, harde, gheweldighe, vervaerlijcke, doodelijcke, periculeuse, krachtighe, twijffelachtighe, grouwelijcke, afghedrevene, hazardeuse, bloedighe, ghewaechde.
Bessem.Schoonmakenden, reynighenden, ouden, vuylen, keerenden, ghesteelden, handelijcken, rijsen, hey, barcken, heyrt, oven, kleer, schouvaghers.
Beul.Onghenadighen, bloedtgierighen, wreeden, schandighen, hittighen, verbitterden, snooden, ongheachten, elendighen, onbarmhertighen, onmedelijdighen, straffen, onverbiddelijcken, leven-benemer.
Beuselinghe ofte Brabbelinghen.Kleyne, kinderachtighe, ongheachte, vodderije, onweerdighe.
Beurte.Achtervolghighe, veranderlijcke, daghelijcxsche, roerlijcke, quellighe, verdrietelijcke, onghestadighe, behoorlijcke, keerende, tusschenvolghende, nakomelijcke, verwisselijcke, overhandts, overhanden.
Beweginghe.Gheweldighe, haestighe, windighe, beroerlijcke, heesche, onghestadighe, vloeyende, vlietende, op-
[Folio C4v]
[fol. C4v]
 roerighe, beweechlijcke, opworpighe, onghestuymighe, roerlijcke, ongheruste, stercke, schipbrekende.
Bewijsinghe ofte Betooninghe.Ootmoedighe, wijse, vermanende, quellijcke, harde, straffe, eerbare, radende, zedighe, manierlijcke, vriendelijcke, broederlijcke, rijpe, heftighe.
Bewijs-reden. ofte Argument.Subtijle, scherpsinnighe, Philosoophs, sententieuse, spreuckachtighe, sluytende, noodighe, korte, waerzeggende, waerschijnende, gheprobeerde, ghehoornde, bedrieghelijcke, vernuftighe, redelijcke, onoverwinnelijcke, zinrijcke, bedrieghelijcke, vernuftighe, redelijcke, schalcke, loose, statige, degelijcke, zekere, vaste, sophistische.
Bias,een van de zeven Wijse van Griecken, stantvastighen, gheleerden, ontsien, deuchtsamen, grootmoedigen, Philosooph, verstandighen, kloecken, wijsen, strijtbaren, Prince, bloeme der wijse.
Hy was Prince der Philosophen den welcken hebbende de victorie van eenen zeer grooten strijt tegen de Metinensers, betoonde zich teghen hun zoo goedertieren, dat sy met hem eenen eeuwighen vrede wilden maken. Tghebeurde dat syne Stadt gheplondert wesende van de vyanden, syn vrouwe ghevangen, syne kinderen tot slaven ghemaect, ende syn goet gherooft: Nu door dien hy geen ghelaet van droefheyt en bewees, maer zong als oft hy blijde van herten gheweest hadde, ende van alle syn goedt in het vluchten niet met allen mede en droech, ende ziende dat het volck zich daer in verwonderden, zeyde haer: Ick draech al myn goedt met my, en achte niet weerdt te wesen 'tghene fortuyne benemen mach. Hij was 85 jaer oudt eer hy sterf.
Bie.Neerstighe, vlijtighe, huyshoudtstere, nutte, quellijcke, arbeydende, honichghevende, bloem-suychstere, lieffelijcke, huyselijcke, zevenjarighe, bloem-vrybuyters, honich-rapersse, goudtghele, lichte, slechte, zinghstere, teere, kleyne, hommelende, dommelende, ruysschende, zorchvuldighe, hoere, scherpsinnighe, vernuftighe, goede, arbeydighe, stekende, lantloopstere, zuyghende, aerdighe, vlieghende, vlichelende, blinckende, reyne, natuerlijcke, wonderlijcke, profijtelijcke,
[Folio C5r]
[fol. C5r]
 hemels-dochter, prickelende, wonder, ghekorfde, ghemeynsame, ghehoorsame.
VVorden Hemels Dochters ghenaemt, om dat het zoetste van haren honich van den Hemel daelt.
Biekorf.Honich, ghevlochtenen, stroyen, besetten, hooghen, beplaesterden
Binghelkruyt.Gheknopt, laxerende, wijfkens, ghetact.
Bier.Schuymachtich, gheroert, onklaer, kopbrekende, dick, dun, klaer, wit, bruyn, kleyn, scherp scherf, zuer, zoet, swaer.
Bilsen-kruyt.Zorghelijck, gansen-vergift, venijnich, boos.
Bijtinghe.Harde, periculeuse, stekende, doodelijcke, beesten, venijnighe, serpenten, dulle, ongheluckige, tanden, scherpe, pijnelijcke, verslindende, wreede, weerbiedende.
Billen.Ronde, ghevleesde, opgheschorte, verhevene, eers, hanghende, wtstekende, ghevoechde, harde, tweelinghen.
Bybel.Heylighen, verholenen, verborghen, goddelijcken, weerden, secreten, diepsinnighen, swaren, figuerlijcken, zalighen, wonderbaren, excellenten, onbegrijpelijcken, Godtgheleerden, Godes woort, Godes wille.
Bitterheyt.Ghesoutene, zoute, scherpe, stercke, onlieflijcke, hatelijcke, alssene, krachtighe, bijtende, harde, strenghe, gheweldighe, bittermondighe.
By-gheloof,ziet Superstitie.
Bisschop.Ghewijden, eerweerdighen, ghemijterden, weerdighen, vader in Christo, vyandt der ketters, ghestaefden, onstraffelijcken, nuchteren, ghemaniert, herbergich, gheschict, gheen wijnsuyper, gheen vechter, vreedsamen, gheen ghewinsoecker, eener vrouwen man, eerlijcken, niet kijfachtich, niet gheltgierich.
Bitebau,ziet Spoke.
Biese.Slijmighe, waterighe, rechte, vochtighe, ronde, ghelijste, stekende, voedighe, langhe, effene, ghepunte, scherpe, windenspel, swacke, morwe, zachte, onnutte, vochtighe, morassche, ghequispelde.
[Folio C5v]
[fol. C5v]
Biesbosch.Dicht, vochtich, vruchtbaer, groeyende, leech, groen, leechachtich, wasschende, onprofijtelijcken, waterachtich.
Bystandt.Behulpelijcken, gunstighen, beschermelijcken, gheroepenen, vreemden, ghetrouwen, versekerden, veerdigen, noodighen, vyerighen, yverighen, bequamen, toevluchtigen, momboorlijcken, medecinalen, begheerden, oppersten, traghen, langhsamen, heylsamen.
Bijle.Harde, verstaelde, klief, hamer, stercke, steeck, kerf, doorhouwen, getande, gehoofde, veryserde, lat, valbijl.
Blamatie.Schandelijcke, notabele, oneerlijcke, ergerlijcke, onteerde, versmadelijcke, verachtelijcke, smettelijcke, beschamelijcke, onteerende, misprijselijcke, lasterlijcke, onschriftelijcke, faemroovende.
Blase.Gheswollene, vochtighe, lichte, drooghe, dunne, windighe, kleyne, slijckerighe, gheborsten, opgheblasen.
Blaesbalck.Windighen, stercken, bevenden, vyer-ontsteker, hollen, blasenden, zoeten, gheswollenen, beslaghenen.
Bleeckicheyt.Gheelachtighe, witte, droeve, koude, verstorvene, afgaende, bleecke, leelijcke, swartachtige, mismaecte, donckere, grafs, duystere, lootverwighe, quellende, grouwelijcke, maghere, eysselijcke, zieckelijcke, witachtighe, vervaerlijcke, vreeselijcke.
Blixem.Haestighen, vlammighen, vlammenden, levendighen, blinckenden, stralenden, donder-bode, daverenden, vlickerenden, veerdighen, rooden, verdwynden, rasschen, krachtighen, gensterenden, wackeren, dobbelen, doordringenden, heeten, vyerdraghenden, bevenden, vyerighen, vyerghevenden, schijnenden, onghewachten.
Bladt ofte Loof.Groen, ghekronckelt, licht, ydel ledich, breet, lommerachtich, dun, ghekerft, bevende, scherp, ghelijstert, kael, daverende, ghefrenit, gheribt, ghewollet, ghecottoent, hangende, staende, aderachtich, gekertelt, windenspel, ghepuntet, onnut, ghetandet, dwalende, effen, zuyver, getact, oudt, verstorven, verspreyt, roerende, plat, afghevallen,
[Folio C6r]
[fol. C6r]
 krakende, nieu, hayrich, hergroeyende, overeyndtstaende, opstekende, verstroyt, ruysschende, wanckelbaer, ghevleest, dicke, dunne, voorjarich, onghestadich, gheloct, dorre.
Blyschap.Verloopende, vliedende, vrolijcke, onmatighe, groote, lachende, verheughende, vermakelijcke, springhende, belachelijcke, lustighe, verlustighende, veranderlijcke, roepende, brootdronckene, dertele, zoete, zotte, malle, lieflijcke, onghetemperde, danssende, zinghende, kittelende, gheluckighe, smeeckende, wellustighe.
Blindtheyt.Droevighe, duystere, donckere, elendighe, onwetende, botte, onsekere, beklaghelijcke, arme, mollen, nesschighe.
Blinckinghe,ziet Cieraet ofte Luyster. Schoone, verschoonende, lustighe, ghepareert, blosende, glinsterende, verniste, oliachtighe, glatte, klare, gheemailleerde, moye, schijnlijcke.
Bloedtstortinghe ofte Moordt.Grouwelijcke, bloedighe, deerlijcke, oproerighe, onmenschelijcke, wonderlijcke, schrickelijcke, vreeselijcke, jammerlijcke, elendighe.
Bloeme.Voorjarighe, rieckende, ooghenschat, lieflijcke, schoone, hof, Appolische, roode, zilver, levende, purpure, witte, ghespeende, daghelijcxsche, teere, zoete, lustighe, aerdige, versche, ghebloeyde, zachte, vercierde, gheklovene, aenghename, ghecoleurde, hyacintische, krachtighe, wtghelesene, verlichte, opene, droef-blauwe.
Blosinghe.Ioffrouwen, versche, roode, schoone, bleecke, verscheyden, looden, gheelachtighe, bruyne, verharde, ghecoloreerde, bestreken, wtghenomene, Adonische, verganckelijcke, gheschockierde, van eender nacht, witachtighe, bleecke, gheemailleerde, teere, teerachtighe, wtghesochte, wtghesonderde, blijde, troetel, ghespickelde, roode, gheschilderde, half opene, ghespeende, verflenste, welriecken, ghemoeyighe, aenlockende, smeeckende, edele, smakelijcke, blinckende, krans, groeyende.
Block.Weerachtigen, stommen, bladeloosen, ouden, ont-
[Folio C6v]
[fol. C6v]
 decten, onvruchtbaren, dicken, plompen, afghehouwenen, stercken, onnutten, ghesnoeyden.
Bloedt.Roodt, werm, ziedende, hittich, ghestolt, purpurachtichtich, swert, springhende, dick, lau, loopende, geronnen, dun, aderen, roodtmakende, vuyl, onreyn, hittich, blau, galsieck.
Bloedtlatinghe.Goede, ghesonde, veerdige, aderen, ghedwonghene, noodighe, bloedighe, vroeghe, haestighe, swackmakende, krachtbenemende.
Bloedtschande.Grouwelijcke, boose, schelmsche, boefsche, rabausche, afgrijselijcke, strafweerdige, sodomitische.
Blooheyt.Armhertighe, schandelijcke, luye, traghe, slappe, laffe, versluyerende, kleynhertighe, langhsame, swacke, afvallighe, teedere, onachtsame, vrouwen, wellustighe, treurende, vervaerde, vliedende, onaerdige, bevende, schaemachtighe, vreesachtighe, aschvijstersche, traghe.
Bobbel.op't water, baerachtighe, dicke, windige, vochtighe, baer, bobbelende, schuymachtighe, opgheblasene, Zee.
Bock.Bladen-eter, ghehoornden, ghebaerden, rouwen, wijngaertknagher, vrolijcken, onkuysschen, huppelaer, springhenden, klimmenden, stootenden, weerstootenden, baerdtdragher, stinckenden, vuylen, mallen, vierhoornighen.
Boeck.Doorwrochten, onsterffelijcken, studieusen, ghedructen, konsten, schat, handt, ghebladerden, swaren, diepsinnighen, profijtelijcken, gheleerden, verscheyden, troostelijcken, ghebeden, Psalm, Mis.
Boeckwinckel.Rijcken, edelen, konincklijcken, gheleerden, ontellijcken, onschattelijcken, vermaerden, studieusen, troostelijcken, grooten, schoonen, Plantijnschen.
Boeckverkooper.Edelen, scherpsinnighen, rijcken, studieusen, vermaerden, onbegrijpelijcken, overvloedighen, ouden, konincklijcken.
Bode.Rasschen, veerdighen, ghevloghelden, loghenachtighen, blijden, vrolijcken, droevighen, neerstighen, briefdraghenden, ghetrouwen, loopenden, wandelaer, reysenden,
[Folio C7r]
[fol. C7r]
 ghemeynen, stadts, heeren, openbaren, ghesworen, haestigen, wackeren, verwachten, ordinaris, post, verschrickenden.
Boeye.Yseren, sware, gheslotene, vaste, halspranghende, stock, dicke, hinderlijcke, bekommerende, schadelijcke, geluytslaende, klinckende, plompe, nijpende, gheslotene, peerdts, stercke, keten, moeyelijcke.
Boer.Onghemanierden, arbeydighen, hutten, ongeschicten, ongeleerden, stercken, onwetenden, lastlijdenden, botten, plompen, onverstandighen, onbequamen, dorper, noortschen, onvriendelijcken, wrecken, erghen, onbarmhertighen, aschvijstere, vuylen, trotsen, oneerlijcken, onbeleefden, leelijcken, mismaecten, schandelijcken, hatelijcken, onvermakelijcken, moeyelijcken, gierighen, elendighen, ondanckbaren, aerdachtighen.
Boersheyt.Slechte, malle, botte, eenvoudighe, grove, plompe, onaerdighe, onghemanierde.
Boef.Blijden, lustighen, vleyenden, klappenden, spottenden, potte, bootsighen, openbaren, aepachtighen, cortisaenschen, welsegghenden, koppelaer, lachenden, guychelenden, nieus-versierder, beusel-zeggher, botten, bevallighen, gratieusen, pluymstrijckenden, troetelenden, schalcken, koutenden, aenlockere, schoontael, fluytere, narren, snateraer, oorblaser, snooden, onachtbaren, hoerenvoocht, mallen, stuytvos, plompen, beuselverkooper, ghehouden, hittighen, dertelen, vuylen, rooaensighen, troubreker, onkuyschen, onghetrouwen, eedtbreker, schandighen.
Boete ofte Breucke.Schandelijcke, ghelt, eerlijcke, rechters, versmadelijcke, exemplaire, profijtelijcke, openbare, tortsdraghende, keersdraghende.
Boesem.Effenen, schoonen, liefde-ruste, witten, aderachtighen, vollen, ronden, rondekens, reynicheyts, zotsplaetse, diepen, breeden, rooden, ghecoloreerden, teeren, openen, delicaten, verhevenen, smeeckenden, zotten, sneeuwitten, ghebulten, glatten, vetachtighen, roodtachtighen, blosenden, lieflijcken.
[Folio C7v]
[fol. C7v]
Boghe.Ghekromden, ghespannen, ghe-yvoorden, turcxschen, stijven, oorlooghschen, ghebuychden, dreyghenden, ghepeesden moorders, hakighen, vergulden, omgheboochden, ghedraeyden, lichten, menschdooder, versilverden, beslaghenen, scheeven, stalen, ebben, palm, indiaenschen, gheweldighen, hinderlijcken, ruysschenden, wreeden, victorieusen, ghekroocten, schuyffelenden, kloot, pijl, amasonischen, triumphalen, ghekerfden, ghehoornden, voet, handt, ghespannen.
Bol.Ronden, gheronden, spherischen, omdraeyenden, roerenden, effenen, slibberenden, lichten, rasschen, globischen, rollenden, onvasten, speel, loopenden, harden, swaren.
Bolwerck.Beschanst, hooch, beweerlijck, aerden, sterck, verheven, omwatert, omgraven, weerbaer, gheflanqueert, gheborstweert, beschermelijck, onwinnelijck, half-rondt, trots, voorsien, ghekorft, onwederstaenlijck, besloten, ghepallisaedt, versekert.
Bondtghenoot.Conspirateurs, secrete, ongherechtighe, verborghene, verholene, verradersche, versworenen, schelmsche, oproerighe, ongheoorlofde, beraetslaechde, muytmakende, troublighe, be-eedichde, schadelijcke, elendighe, pestilentiale, boose, zorghelijcke, vereenichde, verplichte, ongeluckighe, veraccordeerde.
Boom.Vruchtbaren, vruchtdraghenden, groenen, gheloofden, dorren, lommerachtighen, gegaffelden, ghestroncten, ghestruycten, hoogen, hoveniers, ghetacten, groeyenden, groenenden, bloeyenden, botten, ghewortelden, vroechjarighen, breeden, gheweerden, gesnoeyden, grooten, verhevenen, dichten, schaduachtighen, ghebladerden, hollen, vol houts, geschorenen, ghekroonden, tackachtighen, bladerachtigen, gebloeyden, gheschicten, gomachtighen, veldt, ghestrecten, bosch, ghebouweden, tranenden, gheknoesselden, gherispeden, verplanten, ghestrecten, verstroyden, herstachtighen, ghepelden, ontschorsten, berchachtighen, bergen, ghegreffiden, gheinten, treurenden, gheknopten, ghevlochtenen, wilden, bloemighen, dichten, ruysschenden, daverenden, dichtbladighen, knobbi-
[Folio C8r]
[fol. C8r]
 ghen, roubastighen.
Boomken.Boschachtich, lustich, lieflijck, opgeschorst, groen, verborghen, lommerachtich, dicht, ghebloemt, jonck, appeldraghende, gheappelt, teeder, ghebladert, kleyn, vruchtbaer, bloeyende.
Boomgaert.Bloeyenden, schoonen, vruchtbaren, ghegraefden, appel, peeren, vruchtdraghenden, hof, lustighen, aerdighen, schoonen, vermakelijcken, ghebladerden, wijden, ghesloten, beslotenen, betuynden, omwaterden.
Boomwolle. ofte Cottoen.Zachten, witten, ghekemden, ghekaerden, ghekrolden, teeren, fijnen, edelen, vlockachtigen, Egyptischen, spin, warmen, wolachtighen, drooghen, ghelen, zuyveren.
Boone.Gheschelde, ghepelde, harde, windighe, bleecke, verstorvene, ghemeyne, pottagie, roomsche, turcxsche, platte, peerts, roode, swerte, ghelapte.
Boordt,ziet Frenie.
Boosheyr,Bedrieghelijcke, listighe, verborghene, brandende, vyerighe, subtijle, verdrietelijcke, voor-bedachte, loose, archlistighe, wijvelijcke, schelmsche, hatelijcke, schalcke, verradersche, smeeckende, ervarene, vernuftighe, eyghene, ghevonden, wtghesochte.
Bootsghezel.Vrolijcken, roepere, dronckaert, arbeydighen, lustighen, bleecken, stouten, avontuerschen, rouwen, gulsighen, vrymoedighen, zorgheloosen, rappen.
Bootsicheyt.Belachelijcke, pantagruelsche, wlenspieghels, vrolijcke, stekende, weder-weerdighe, bijtende, schimpighe, guychelaers, bittere, fabelsche, vermakelijcke, democritische, veerdighe, ydele, lustighe, historische, bemeelde, Fransche, nieuwe, aerdighe, apen, belachsame, wtmuntigen.
Bootse,ziet Kluchte.
Borghe.Vaste, besworene, verobligeerde, borgherlijcke, machtighe, solvabele, schult-plichtighe, ghetrouwe, zekere, ghestelde, welhebbende, bysittende, rijcke, gheerfde, ghegoeyde.
[Folio C8v]
[fol. C8v]
Borgher.Eerbaren, ghesetenen, vermaerden, notabelen, rijcken, voornaemden, treffelijcken, ghetrouwen, ghepriviligeerden, heuschen, beleefden, ghemanierden, welgheborenen, welghestelden, gheerfden.
Borstelen.Verckens, staende, rouwe, stekende, rugh, wildeverckens, daverende, vorckachtighe, gheschorene.
Borst.Aessemende, breede, yvoorige, witte, opene, ontdecte, korte, holle, schoone, albasteren, sneeuwitte, effene, witachtighe, teere, warme, swacke, hertelijcke, rouwe, hooghe, benaude.
Borstkens.Blosende, delicate, harde, vaste, appelighe, daverende, lieflijcke, glatte, gheknopte, zoete, sneeuwitte, onrijpe, verheven, melckrische, schoone, gheswollene, ronde, vrouwen.
Borstweeringhe.Kromme, ronde, manighe, slangwijse, ghegraven, beschermelijcke, lange, holle, ondergravene, lichtveerdighe, haest-ghemaecte, pijniers.
Borse ofte Buydel.Ghelt, fluweele, hangende, ghezoomde, welbeghelde, ghecarcelde, rijcke, stock, gheborduerde, moye, aelmosseniers, arme, koopmans, stadts.
Bosboom. ofte Palmboom.Altijt groen, tackachtigen, harden, ghelen, drooghen, dichten, ghekrolden, kleynen, wilden, slijmachtighen, ghegraenden, onverderffelijcken, swaren, werckelijcken.
Bosch.Groen, groenende, vermakelijc, dicht, lommerachtich, groot, ghebladert, verborghen, bebloemt, koel, doornen, lustich, geboomt, linden, eycken, verheughelijck, appel, voghelnestich, hooch, eysselijck, profijtelijck, willighen, brem, duyster, galmende, kael, wildt, woest, ghetact, haeghachtich, diep, grouwelijck, stil, hatelijck, bloeyende, heylich, oudt, vruchtbaer, wijdt, eeckel, akel, swart, buecken, ghebouwet, voorjarich, boeren, verstroyt, besettet.
Bouwinghe. ofte Timmeragie.Hoovaerdighe, gemeyne, konincklijcke, grootsche, huys, magnifijcke, timmer, verheven, bewoonlijcke.
[Folio D1r]
[fol. D1r]
Boterbloeme.Gulde, stercke, scherpe, krachtighe, quellijcke, verdrooghende.
Dit kruydt is van verscheyden specien, nochtans alle van ghelijcker kracht ende scherpicheyt, het brenght tot sweeringhe ende het doet 'tvel af gaen.
Boter.Goede, zachte, ghesmoltene, ghele, may, kruys, stercke, witte, Vriessche, Hollantsche, Dixmuydsche, Kuynder, Delfsche, Leydsche, melckboter.
Botte,ziet Wtspruyte.
Brantstichter.Oproerigen, afgrijselijcken, schelmschen, hatelijcken, elendighen, schadelijcken, landtverderver, boerenschender.
Braessem.Grooten, breeden, malsen, slijmachtighen.
Braeck-lant.Onvruchtbaer, ledich, voghelweye, rustende, onnut, begraesde, groen, omgroeyende.
Brackhondt ofte Speurhont.Hittighen, steghen, volghenden, grooten, moedighen, stercken, jaghers, ghespoorden, bassenden, verhongherden, grimmenden, knorrenden, opgheschorten, jacht, bijtenden, ghetopten, ghespitshayrden, dullen, rasenden, ghelochayrden, scherprieckenden.
Brader. ofte Braderije-houder.Vetten, kock, vuylen, besmeurden, lecspit, spijs-bereyder, versienen.
Brakinghe.Spouwende, quellijcke, haestighe, wtworpende, geubelende, zeeverighe, verscheyden, menichvuldige, heftighe, swacke, ghesichts-vyandt, verwecte, tranende, overghevende, brockelende.
Brabandt, ziet Landtschap.
Brem-haghe.Stekende, opstekende, bosschen, doornachtighe, scherpe, wilde, bijtende, ghepuncte, bezidraghende, groeyende, dichte, stercke, harde, voet.
Bresilihout.Roodt, gheel, zoet, Indisch, bruyn, verweghevende, vreemt, ghemalen.
Bril.Dobbelen, ronden, ghelasen, christalijnen, jonghen, ouden, byzienden, verrezienden, vergrootenden, verkleynenden, klaren, ghewelfden, inghesetten, leiren, zilveren.
[Folio D1v]
[fol. D1v]
Breydel ofte Toom.Lossen, ledigen, dwingenden, neerghelatenen, harden, toomenden, omkeerenden, omwendenden, los-gelatenen, gheteughelden, gebithoudenden, schuymenden, renpeerts, sluytenden, stercken, stilhoudenden, wanckelbaren, roerlijcken, beschuymden, temmenden, gulden, peerttemmer.
Briaerus.Den moedighen, hoovaerdigen, grooten, wreeden, stercken, machtighen, reuse, wonderlijcken.
VVordt oock anders ghenaemt Aegeon, Sone van Hemel ende Aerde, was een Reuse: De Poëten versieren dat hy hondert armen hadden en vijftich buycken, hy werdt alzoo ghenaemt om syner sterckheyts wille.
Brief.Zendtbrief, troostelijcken, bode, woort-bode, missive, schoonen, vriendelijcken, amoureusen, gezondenen, verborghenen, secreten, ghemeynen, gheslotenen, bezeghelden, onderteeckenden, schepenen, macht, onderschrevenen, gebiedenden, bevel, beleefden, accoort, groetenden, ghedateerden, konincklijcken, begheerden, verhoopten, openen, voorder, troost, willekomen, gheschrevenen, verwachten, verganckelijcken, menschelijcken, goddelijcken, heylighen, subtijlen, vrijen, paspoort, studieusen, onsterffelijcken, huys, opgheslaghenen, beschrevenen, schepenen.
Briesschinghe ofte Brullinghe.Grouwelijcke, schromighe, leeuwen, heesche, furieuse, schrickelijcke, vreeselijcke, droevighe, droeve, wilde, brullende, weerklinckende.
Brocke.Dicke, broodt, kleyne, groote.
Broodt.Voedende, ghekneedt, tarwen, gheheven, ghesneden, spaens, rogghen, garsten, ghebuylt, verheven, eyer, masteluynen, wit, bruyn, smakelijck, ghewijt, vetmakende, drooch, ghebacken, opghegaen, haveren, nieubacken, princen, zoet, tweeback, beschuyt, morselende, ghegaen, borghers, zuer, gheheefdeeght, bolkorstich, gheborsten, schoonrogghe.
Brootdronckenheyt.Opgheblasene, trotse, overdadige, spijtighe, ongheordineerde, hoovaerdige, dertele, malle, weeldighe, wellustighe, overvloedighe.
Broeder.Eyghenen, wettighen, halven, schoon, minne, barvoets, leeck, lieve, beminde, wel, christen, vriendelijcken,
[Folio D2r]
[fol. D2r]
 mede, goeden, ghemeynsamen, hertslieven, alderbesten, zonderlijcken, medehulpelijcken.
Bruydegom.Ghetrouwen, schoonen, fraeyen, ghecierden, lustigen, ghekrolden, maechden, blijden, wackeren, properen, moyen, aerdighen, ghelochayrden, edelen, ghekleeden, houwewelijcke, ghekemden, straffen, lachenden, opghetoyden.
Bruydt.Schoone, ghecierde, ghetoyde, enghe, beminde, ghekroonde, aerdighe, gheblanckette, blijde, ghetrouwe, bepeirelde, lieflijcke, ghehayrlocte, jonghe, ghestroyde, ghepaeyde, lustighe, poppen, troetelachtige, poeselachtige, loddelijcke.
Brugghe.Hooghe, verhevene, val, steenen, stercke, vaste, noodighe, gemackelijcke, leyt, kletterende, galmende, revier, overwelfde, dichte, passeer, tolle, zorghelijcke, opgaende, opslaende, sluytende, spuy, steyle, ronde.
Buyck.Ledighen, vetten, vetachtighen, hongherighen, rammelenden, ondanckbaren, hollen, weerbottenden, diepen, leckeren, harden, slockerighen, herdachtighen, luyen, quellijcken, zachten, ronden, breeden, verhongherden, glatten, effenen, blaffenden, vleesachtighen, epicureer, kindtdragenden, onverzadelijcken, ronden, verhevenen, klimmenden, zoeten, vruchtbaren, gierighen, gheswollenen, kelderighen, ghespannen, vollen, verslindenden, penssack, ghevleesden, snooden, effenen, gherompelden, dicken, verteerenden, woedenden, stijven, rammelenden, begheerighen, witten, vrouwen, gheslotenen, bevruchten, hanghenden, konsten-meester, ghebuycten, gulsighen, wellustighen, vuylen, onreynen, inslockenden, bachuys, tonachtighen.
Buyck-pijne.Colijcsche, gheweldighe, bittere, smertige, onverdraghelijcke, graveelachtighe, pijnlijcke, windighe, passighe, benaude.
Buye.Windt, windighe, dommelende, rasende, duystere, stoffige, golvende, roockende, draeyende, stercke, lichte, vlammighe, helsche, swerte, omdraeyende, bleecke, haestighe, stuyvende, tempeestighe, ontemmelijcke, gheweldighe, regenachtighe, vlaghighe, grouwelijcke, vlieghende, wonderlijcke,
[Folio D2v]
[fol. D2v]
 wechvoerende, blinde, verblinde, karighe, onverwachte, omstortende, furieuse, rouwe, blixemende, stortende, schipbrekighe.
Buyse.Water-fonteynen, loopende, enghe, besproeyende, looden, langhe, groeven, bedecte, ronde, ghedraeyde, holle, onder d'aerde.
Buffel.Sotten, harighen, wilden, stercken, swerten, arbeydighen, wel-ghefatsonneerden.
Den Buffel is den Os zeer gelijck, ofte hy is eenen wilden Os, swert van hayre, sterck van beenen, ende kort in't aensien van syn lichaem, hy is bequamer in't ghespan om te trecken, ende tot den arbeyt: Hy is gheduerigher ende volhardender dan den Os, de Buffels zijn nu zeer in't ghebruyck in Italien.
Buffet ofte Recht-tafel.Verheven, blinckende, reyn, gefatsonneert, ghemarbert, geciert, zalen-cieraet, opgestreelt, yvooren, eerbaer, heerlijck, gherichtet, schoon, ghesneden.
Bult.Verhevenen, grooten, krommen, ghekromden, schouder, halfrondt, mismaecten, zeltsamen, wonderlijcken, vreemden, dubbelen, opstijghenden.
Buyt.Rijcken, kostelijcken, gheplonderden, heerlijcken, diefschen, vyandts, ghestolen, gheroofden, verkreghenen, qualijck-verkreghenen, vervoerden, profijtelijcken, ghewonnen, elendighen, armen, ongheluckighen, ontrockenen, ghekreghen, ghevanghenen, blijden, gheladenen, beswarenden, grooten, roovers, vreemden, gierighen, gheweldighen.
Busse ofte Roer.Menschmoordersse, gheweldighe, veerdighe, haestighe, doodende, overdadighe, krijghs, rassche, vyerghevende, vyerspouwende, gheladene, langhe, verschrickelijcke, hatelijcke, wreede, doodende, Vulcanische, blixemende, Milaensche, donderende, grote, wonderlijcke.
Bus-poeder.Mensch-doodende, blixemende, duyvels, verschrickelijck, salpeter-kakende, tempeestighe, vermaledijt, vervloect, grouwelijck, verveerlijck, helsch, hatelijck, doodelijck, schadelijck, gheweldich, ghesolffert, lichtbran-
[Folio D3r]
[fol. D3r]
 dich, vyerghevende, verderffelijck, donderende, oorlooghsblixem, afgrijselijck, gheweldtdoende, wtberstende, krachtich, gheweldt-doende, oorlooghs, ongheluckich, onghenadich, sterck, wonderlijck.
Het schijnt dat dit boos kruydt niet en is van eenich menschelijck vernuft voort-ghekomen te zijn, maer erghens van eenen Duyvel, die lust ghehadt heeft dat de menschen niet alleen met de wapenen, maer oock met den donder ende blixem zouden strijden. Den Autheur hier van is onseker ende onbekent: Perilius werdt van den Tytan Phalaridi in den koperen Os (die hy om de menschen te tormenteren ghemaect hadde) ghesteken ende ghebraden. Hadde des bus-poeders inventeur oock alzoo ghetoont gheworden, ende zelver 'tgheschut moeten proeven, ende syn inventie met synen naem verborghen ghebleven, daer en zouden zoo veel kloecke Helden ende vrome strijdtbare Mannen van de bloode poltrons niet omghekomen zijn.
Basiris.Wreeden, Neptunischen, boosen, menschdooder, Epgyptischen, onmenschelijcken, grouwelijcken, tyran, Barbarischen.
VVas Neptuni sone, ende van Lybia, een van d'Egyptische Tyrannen, die van natueren zoo wreet was ende zoo onmenschelijck, dat hy de vreemdelingen offerde, ofte dedese met syne peerden verscheuren. Ten lesten werdt hy van Hercules ghedoodet, ende dat landt van die peste ghezuyvert.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken