Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Epitheta, dat zijn bynamen oft toenamen (2017)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.38 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (1.93 MB)

tekstbestand






Editeurs

Ingrid Biesheuvel

René Kurpershoek

Nicoline van der Sijs



Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Epitheta, dat zijn bynamen oft toenamen

(2017)–Anthoni Smyters–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

N.

NAbuchodonosor.Babylonischen, Monarch, strijtbaren, machtighen, hoochmoedighen, Assirischen, grooten, trotsen, hoovaerdighen, Godes gheessel, victorieusen.
Hy was zeer gheluckich in't oorlooghen, hadde veel victorien, ende daeromme wordt hy ghenaemt de Groote: Maer om dies wille dat hy hem verhoovaerdichde, ende dien d'oorsake der zelve was, niet en kende: hy werdt van Godt berooft van syne zinnen, wt syn Rijck verstooten, ende leefde zeven jaer lanck als een beeste onder de beesten. Daer na bekeerde hy hem tot Gode, die hem weder syn verstandt verleende, ende in syn Rijck stelde. Na dat hy 40 jaer gheleeft hadden sterf hy te Babylonien, ende liet synen sone Nabuchodonosor in syne besittinghe.
Nacht.Slaperighen, vaeckerighen, kouden, vochtighen, huyverachtighen, duysteren, donckeren, schaduachtighen, natten, rustmoeder, stillen, blinden, dauachtighen, luyen, sterlichten, liefdenbootschapper, swerten, diepen, kalmen, lieffelijcken, stommen, aerden-dochter, verghetelijcken, traghen, droevighen, minnaers dienstbode, dooven, mistighen, ghesterreden, secreten, vervaerlijcken, vreedtzamen, overdeckten, overtrockenen, sterreghekroonden, ghestoorden, dieven, onkuysschen, bleecken, rooden, bedecten, droomenden, spaden, gheluckighen, ghetrouwen, arbeydighen, verdrietelijcken, gheschilderden, des vaecx moeder, des dachs teghendeel, nevel, Chaos dochter.
De nacht is de schaduwe des Aerdtrijcx, de schaduwe van den dach, des dachs teghendeel, de beneminghe der Sonne. De Poëten versieren dat sy is de dochter van't Aerdtrijck ende van de parcken.
Nachtegael.Lieflijck, lustighen, kariende, zinghende, vlieghende, voorbyvlieghende, aerdich, zoete, musicalen, mereminnen, bosch, moy, lief, quetterende, stom, kleyn, fluytende, schetterende, edel, des boschs-eere, schuyffelende, wilden zanck zinghende.
Onder de zinghende voghelen ist grootlijcx te verwonderen,
[Folio O2v]
[fol. O2v]
 dat eene zoo luyden stemme, ende zoo melodieus wt een zoo kleynen lichaem komt, ende synen aessem zoo langh kan houden. Ghemeynlijck leggen sy eyeren in't beginsel van de Lenten, ende meesten deele zes. VVanneer de hitte hun overvalt, veranderen sy van stemme ende vederen, niet meer zingende: Eyntlijcken des VVinters en zietmense niet, want sy vlieghen elders.
Naelde.Broose, kortbrekighe, puntighe, werck, klare, dunne, stekende, rancke, teere, fijne, kleyne, neerstighe, subtijle, linnewercstere, doorstekersse, naeystere, Iouffrouwen, tapijtmaecstere, priemachtighe, Milaensche, Spaensche, broduerder, pack, huyshoudtstere.
Naenken, ziet Pigmaei.
Naghel ofte Spijcker.Puncteloosen, scherpen, ghekromden, ghekroocten, ghehoofden, krommen, haeckighen, stercken, plompe, stompen, ghespijckerden, dunnen, yseren, stalen, vergulden.
Naghel der handt.Teeren, scherpen, grijpenden, krassenden, halfronden, haeckachtighen, dunnen, stijven, krauwighen, langhen, breeden, krommen, gheboochden, wreeden, witten, begheerighen, onghekorten, stercken, vuylen, boeren, rouwen, harpers, gheplacte, gheklovenen, ronden, gheweldighen, gheronden, nijen ofte nieuwen, korten.
Nayaden.Water, onthulde, revieren, baerachtighe, lieflijcke, amoureuse, water-koninghinnen, malle, blauachtighe, vliedende, aerdighe, schoone, vochtighe, Dat zijn water-Nymphen.
Narcissus. ofte Narcisse.Schoon, lieflijck, troetelich, blosende, Cephisidisch, roodtachtich, ghelockhayrt, schalck, loos.
De sone Cephisi ende van Liriopa ofte Miriopa, was een jonck kindt, wtnemende schoon, na dat het veel Nymphen versmaedt hadde, die op hem verlieft waren, voornemelijck Echon, den welcken eens syne schaduwe in't water ziende, werdter zoo op verlieft ende meynende hem te hebben, verdronck zich zelfs in dat water.
Nardus.Zoetrieckenden, Stirischen, olyachtighen, ghe-
[Folio O3r]
[fol. O3r]
 len, Tryrolischen, welrieckenden, vochtighen, zalvighen, Assyrischen, bloeyenden, Indischen specerijen.
Den oprechten Nardus groeyt in Stirien by Oostenrijck, in't Graefschap Tyrol, is dun ende kleyn van plante, heeft incarnate bladeren met ghele bloemen, men ghebruyct alleenlijcken den wortel ende de stanghe, die beter riecken dan de bloem, ende daer in is oock de meeste kracht gheleghen.
Narre.Hersseloosen, vrolijcken, wtsinnighen, lichten, hanneken, mallen, gheroepenen, bespotteden, aerdighen, botten, onbeschaemden, slechten, verbaesden, onnutten, verachten, opgheblasenen, bootsighen, bemeelden, bestovenen, korzelen, quaden, ghekovelden.
Narricheyt.Zoete, vriendelijcke, malle, lieflijcke, belachelijcke, verheugende, bootsighe.
Natuere.Stercke, milde, voortbrenghende, werckersse, wijse, aenporrende, voortdringhende, aengheboorne, aenlockende, grootdadighe, onhebbelijcke, voorsienighe, behendighe, alder-moeder, voorsichtighe, zorchvuldighe, goedertierene, wonderbare, zeltsame, onsterffelijcke, ghemeyne, goetdadighe, behulpelijcke, neerstighe, goede, ghedienstige, werckende, groeyende, zorchdraghende, broosche, wtbottende, vruchtbrenghende, vruchtghevende, krachtighe, gheweldighe.
Navel.Kleynen, knoopachtighen, ronden, lieflijcken.
Navolghinghe.Nabootsighe, konstighe, subtijle, scherpsinnighe, lichte, naghemaecte, nijdighe, na, bearbeyde, ghevolchde, vervalschte, behendighe.
Nectar.Smakelijcken, zoeten, zuyckerighen, rooden, bacchischen, wijnachtighen, edelen, welrieckenden, Godtlijcken, Hybleaenschen, honichachtighen, behonichden, zoetghesuyckerden, roodtachtighen, delicaten, hemelschen, verzoetten, kostelijcken, zoetloopenden, onsterffelijcken, gheluckighen, Idalischen, vloeyenden, zoetachtighen.
De Poëten verzieren, dat den Nectar is der Goden dranck: by dit woordt wordt oock verstaen alle andere loopende zoeticheyt.
Neerlaghe.Groote, overwonnen, ongheschicte, treffelijc-
[Folio O3v]
[fol. O3v]
 ke, vluchtighe, schrickelijcke, desoorderlijcke, verstroyde, verjaechde.
Neersticheyt.Haestende, voorderende, spoedighe, veerdighe, zorchvuldighe, rassche, behoorlijcke, voorsienighe, curieuse, vlijtighe, behendighe, wackere, loopende, studieuse, abele, bequame, zorchdraghende, lichtveerdige, posten, nootzakelijcke, ghevloghelde, onghestadighe, ghestadighe, gheduerighe, arbeydighe, werckende, subtijle.
Nemesis.Goddinne, Adrasteesche, wreecstere, wreede, machtighe, straffe, kale, straffende, plaechstere.
Iupiters dochtere, ende van den Noodt, strafte de menschen van hunne misdaden, ende loondese van hunne weldaden. Sy wort Adrasteesche ghenaemt, om dat Adrastus Koninck van Arges den eersten, haer eenen Tempel dede bouwen.
Nepenthe.Aerdighe, moye, zoete, rieckende, blijde.
Dit's een kruydt 'twelck in Duytsche sprake, noch gheenen anderen naem en heeft, welckers sap dese kracht heeft, dat met wijn inghedroncken, verdrijft de melancolie. Den wortel nuchteren ghedroncken met water, is goet voor die hunnen adem niet wel en konnen halen.
Neptunus.Koninck van de Zee, ghebiedenden, ouden, Saturnischen, Zee-godt, aerd'-omringher, der winden Vader, tempeestighen, blauwen, Meduses temmer, schildtpaddighen Godt, aerd'voordrijver, windighen, Zee-regeerder, dryvorckdrager, baerachtighen, baer-opworper, diepen, Koninck van de Zee, onwederen, schuymenden, dreyghenden, waterighen, furieusen.
Neptunus sone van Saturnus ende Ops, als de weerelt ghedeelt werdt onder syn broeders, viel hem de Zee ten deele, ende daeromme draecht hy de drytandighe vorcke tot eenen Scepter. Desen naem wert hem ghegheven doe hy Godt van der Zee gemaect wert. Amphitrité was syne vrouwe, van welcke hem verscheyden Nymphen gheboren werden, oock gheholpen wesende van Apollo, boude hy de mueren van Troyen.
Nereus.Gheweldighen, schuymenden, blauwen, ouden, Tethyden, windighen, Zee-godt, Oceaenschen, diepen, grooten, zeyldragher, vreemden, vagabonden.
[Folio O4r]
[fol. O4r]
  Sone van't Ocean ende Tethys (zoo Hesiodis zeght) is eenen Zee-godt, die by syn vrouwe ende by syn suster vele Nymphen ghehadt heeft, die hun Vaders naem voeren, ende worden Nereyden ghenaemt: zomtijdts Nerée wordt voor de Zee verstaen.
Nereyden.Malle, vochtighe, waterverwighe, zanghsters, onkuyssche, groenachtighe, schipperssen, gheschilderde, groengrauwe.
Dat zijn Zee-Nymphen met menschen aensichten, Dochteren van Nereus ende van Dorida.
Nero den Tyran.Wreeden, onbarmhertighen, ongherechtighen, hoovaerdighen, trotsen, boosen, moederdooder, bloetschandighen, hatelijcken, ondanckbaren, kalen, schandighen, begheerlijcken, onbeleefden, onmenschelijcken, bloetgierighen, wellustighen, elendighen, furieusen.
Hy was de sone Domitij ende van Agripina, de dochter van Germanicus, die Keyser van Roomen was van syns Moeders weghen: gheduerende d'eerste vijf jaren syns Keyserrijcx, was hy zeer liberael, goedertieren ende beleeft: ja zelfs verbeterde hy de quade gewoonten, modereerde d'overvloedicheyt van onkosten, ende ordonneerde vele goede wetten: Maer korts daer na vergetende de Keyserlijcke weerdicheyt, ontdecte syne boosheyt, ongheluckighe begheerlijckheyt, giericheyt, ende wreetheyt, men zegt dat hy bloetschande met syn Moeder dede, ende daer na dede hyse dooden. Hy doodde Crispijn synen sone die hy by syne tweede vrouwe hadde, ende den man van syne derde, om haer te hebben: Syne eerste vrouwe die oock ghenaemt was Octavia, Britanicus, Seneca ende Lucianus, en konden niet verhinderen dat de bloedighe wreedtheyt van desen elendighen mensche in't werck niet ghestelt en werde. Dat meer is, hy stack de stadt in brandt, 'twelck zes daghen en zeven nachten langh duerde, ende desen Tyran was op eenen toren dat aensiende, ten lesten sneedt hy hem zelven de kele af, in het 32 Iaer syns ouderdoms, na dat hy gheheerschet hadde 13 jaren ende 6 maenden.
Nesea.Schipperse, Nymphische, Nereidische, Doriaensche.
Dese Zee-Nymphe was een van de Dochteren van Nereus ende Dorida.
Nest.Voghel, piepende, ghetacten, hollen, lichten, verhevenen, voorjarighen, zoeten, kleynen, behendighen, be-
[Folio O4v]
[fol. O4v]
 pluymden, hooghen, gheroofden, welghemaecten, hanghenden, staenden, strooen, hoender.
Nestor.Ouden, wijsen, welsprekenden, goede Vader, voorsichtighen, Geryniaenschen, eloquenten, Melidischen, grysaert, kloecken, welzegghenden, rijpen, kaelkoppighen, Nelischen, wel-wijsen.
Hy was de sone van Neleus ende Clorida, is een kloeck krijghsman gheweest, een man zeer goet van rade, in manieren dat hy ghekomen wesende met d'andere Griecksche Princen in de belegheringhe van Troyen, 90 jaer oudt wesende, ofte na het zegghen van Ovidius 300 jaren. Agamemnom zeyde opentlijcken, dat om die te destrueren ende te verderven, en behoefde hy maer tien Nestoren: VVant boven syne groote voorsichticheyt die hy met den ouderdom verkreghen hadde, was hy zoo welsprekende, dat syn sprake zoeter als honich wt synen monde vloeyde. Euridice de dochter van Clymenus was syn vrouwe, waer van hy hadde zeven sonen ende een dochter.
Net.Voghel ofte visch, listich, bedrieghelijck, ghevlochten, jaghers, fijn, subtijl, ghedraeyt, garen, ghespannen, visschers, ghescheurt, ghebroken.
Netel.Netelende, brandende, scherpe, stinckende, wilde, bijtende, onnutte, stekende, veldt, heete, ghekertelde.
Netteboef, ziet Pluymstrijcker.
Neve.Overlevenden, toekomenden, nakomelinck, broeders sone, oft susters.
Neuse.Gheschorsten, schoonen, slaepwachter, handelijcken, verhevenen, Cardinaels, bockel, domphoornighen, effenen, platten, camusen, snuyvenden, besnotten, magheren, rancken, langhen, inghevallenen, druyp, havicx, snuffel, spotters, narren, scherpen, ghecarbonckelden, bepeerelden, rooden, stinckenden, gerimpelden, ghemaecten, Papegaeyen, gherobijnden, pockighen, pocputtighen, ghekneusden.
Neusgaten.Roockende, opene, groote, tweelinghen, ghedronghene, camuse, snottighe, vuyle, snuffelende, dobbele, scherpe, holle, ghewapende, hayrighe, vlammighe, assemende, rieckende.
Nijdicheyt ofte Hatinghe.Bleecke, vuyle, yverighe,
[Folio O5r]
[fol. O5r]
 oude, deuchtschaduwe, vervloecte, vermaledijde, brandende, wreede, koppighe, grouwelijcke, boose, hittighe, furieuse, elendighe, catijvige, arme, droevighe, verborghene, dreygende, hondtsche, doggen, hatende, blinde, achterklappighe, lasterlijcke, missegghende, ghezellinne der deucht, onzalige, schadelijcke, hoovaerdighe, onbeleefde, ongherechtighe, loghen vindende, onverzoenlijcke, moeyelijcke, veroude, doodelijcke, wraecgierighe, ghebroeyden, diepen, innighen, hardtneckighen, hatelijcken, vyantlijcken, twistighen, bittermoedighen, scheelooghsche.
Niere.Hoerachtighe, luxurieuse, natuerghevende, dubbel, ghevleesde, hanghende, gheschorste, zadighe, lendenachtighe.
Nieuwicheyt.Moye, blijde, lustighe, aerdighe, vreemde, schadelijcke, wtghelesene, wtghezonderde, onghehoopte, wonderlijcke, wonderbare, vermakelijcke, brootdronckene, zoete, edele, onghewoone, wellustighe, voorjarighe, monsterdierighe, schoone, onbekende, aenghename, bloeyende, loffelijcke, verwonderende, miraculeuse.
Nieumaren.Begheerde, zekere, onzekere, blijde, overghebrochte, verborghene, boden, aenghename, verwachte, aenghebodene, verwonderende.
Nijl.Een reviere, stroomende, stercke, vruchtbare, barende, hobbelende, vruchtbrengende, slymighe, Egyptische, vermaerde, wijtloopende, Ethiopische, rijcke, overloopende, besproeyende, nedervallende, vlietende, diepe, gheluckighe.
Dese vermaerde Reviere scheyt Africa van Asia, Zuydtwaerts besproeyt sy het Aethiopische landt, daer sy van her komt ende den oorspronck neemt, voorts haren loop naer het Noorden nemende, laeft het landt van Egypten, dat overvloedich ende vruchtbaer makende: Eyndelijcken valt ende verliest haer in de Zee met zeven inghanghen.
 
Sy vliedt na d'Zee door zeven monden,
 
Haer oorspronck heeft noyt mensch ghevonden.
 
En t'Zomers heet, haer water klaer
 
Gheheel Egypten maect vruchtbaer.
[Folio O5v]
[fol. O5v]
Nymphen.Schoone, amoureuse, malle, ledichgaende, aerdighe, bossche, onthulde, blijde, vrolijcke, fraey, lustich, gheestich, vriendelijcke, lieffelijcke, revierighe, vreesachtige, volhayrighe, zoete, barachtighe, onder-aerdighe, fonteynsche, der Musen ghellinnen, Nereydische, waterverwighe, groengrauwe, vochtighe, onkuyssche, vleysterssen, waterdochters, water-koninginnen, ghelocthayrde, witte, Oceaensche, Zeesche, edele, dertele, voerloose, zasseme.
De Bosch-Nymphen noemtmen Dryaden, ofte Hamadryaden: die van de berghen Oreaden: die van de wateren Naiaden ofte Nevonden.
Nijpinghe.Smertelijcke, quellijcke, sluytende, bijtende, pijnlijcke, stekende.
Nijptanghe.Bijtende, t'zamendouwende, sluytende, stercke, langhe, nijpende, vasthoudende.
Noe.Den Patriarch, wijngaertplanter, goeden, ouden, eersten wijngaerdenier, twee-aensichtighen, weereltbouwer, ouden Ianus, Godt-vreesenden, Arckenbouwere.
Hy was Lameths sone, 500 jaer out wesende, genereerde Sem, Cam, ende Iaphet, hy was een rechtveerdich man, Godt vreesende, die hem oock bewaerde van den Zondtvloet, met syn vrouwe, kinderen, ende hunne huysvrouwen, Hy plante eerst den wijngaert: maer niet kennende de kracht van syn vruchten, wert hy er droncken van.
Nonne.Maecht, zuyvere, beslotene, slechte, eenvoudighe, Godt-dienstighe, schoone, ghepaternosterde, klooster, devote, devotighe, zoetsprekende, gheprofesside, zieckenbewaerstere, curieuse, schuddebolstere, heylighe, ghewijdde, ootmoedighe, nederighe, smeeckende, beschaemde, reyne, zoete, ghemanierde.
Noodt. ofte Noodtwendicheyt.Wtersten, noodtwendighen, lesten, nutten, konsten-moeder, ghedronghenen, strenghen, kloeckzinnighen, nauwer, armen, ghebreckelijcken, droevighen, elendighen, gheweldighen, dringhenden, straffen, druckenden.
Noorden windt.Reghenachtighen, wolckdrijvenden,
[Folio O6r]
[fol. O6r]
 oproerighen, rootzenbewegher, kouden, koutachtighen, grouwelijcken, Zee-verstoorder, haestighen, ijsachtighen, vreesselijcken, voortdrijvenden, yverichblasenden, drooghen, nevelachtighen, dorren, stuymighen, gheweldighen, trotsen, windighen, schuyffelenden, brullenden, buyachtighen, stercken, trotsighen, stijven, sneeuachtighen, winterschen.
Notarius.Ghetrouwen, voortveerdighen, secreten, instrumentschrijver, openbaren, scherpzinnighen, diepzinnighen, veddervechter, pennelecker, bezighen, neerstighen, beleefden, verbondtmaker, contractsluyter, toehoorder, tongenkonstighen.
Note.Olyachtighe, harde, smakelijcke, quade, bittere, hasel, nietdooghende, ronde, ocker, gal, kruyt, holle, lichte, stercke.
Noteboom.Ouden, breeden, openen, schadelijcken, groenen, ghetacten, verbreyden, vruchtbaren, lommerachtighen, bebladerden.
November.Slachtmaendt, koude, droevighe, versnoterde, verstijfde, huyverighe.
Numa.Vreedtzamighen, rechtveerdighen, Richter, Religieusen, goedertierenen, ouden, Godt-vruchtighen, Sabiniaen, Wetghevere, voorsichtighen, Romulus erfghenaem, eerweerdighen, onsterffelijcken.
VVas geboren van de Sabijnen: hy was den tweeden Koninck van Roomen zeer gheneghen tot der Goden-dienst: Hy regeerde syn volck met zulcken justicie, gherechticheyt, ende hielt hem zoo wijselijck teghen syne Na-bueren, dat binnen synen tijdt te Roomen gheen oorloghe en was noch eenigen tweedracht, ende na dat hy 40 jaren gheregert hadde, sterf hy.
Numantia.Een Landtschap, onoverwinnelijck, krijghs, begaefde, eerweerdich, hoovaerdich, ontemmelijck, moedich, gheluckich.
Numiden.Beestachtighe, grouzame, wreede, onhandelijcke, herders, krijghers, ontemmelijcke, Africanen, grove, rouwe, leechganghers, onghebreydelde.
Dit volck zitten te peerde, diese niet en breydelen noch toomen,
[Folio O6v]
[fol. O6v]
 maer alleenlijck dwinghen met een roeyken, sy en ghebruycken noch reghel noch reden, wet noch eenighe costuyme, levende een beestelijck leven, ghelijck als de Poëten de menschen vander eerster eeuwe toeschrijven. Niet teghestaende, hebben eenen Koninck die hun ghebiedt, dien sy zulcken eere bewijsen ghelijck de beesten van natueren eere bewijsen die de weerdichste onder hun is, die van ghelijcken aerde zijn. De meeste oeffeninghe onder hun is ter jacht te gaen, ofte op hun dieverije, maer dry ofte vier dagen in een plaetse blijvende. Hunne vrouwen zijn tamelijcken schoon, bevallijck ende vriendelijck, waer over sy zeer jalours zijn: door dien datse hare wanckelbaerheyt kennen.
Nutticheyt.Bequame, profijtelijcke, openbare, noodtsakelijcke, vruchtbare, betamelijcke, eerbare, blijde, ghemeyne, menigherleye, groote.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken