Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a. (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
Afbeelding van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.47 MB)

Scans (18.14 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

(1869)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Hoe God sijns selfs doet wrac, en̄ hoe prelaten en̄ papen leven souden. C. III.

 
NU merct hoe God Onse Here /
 
Die gheloeft si emmermeer /
 
Sijns selfs doet wrac /
 
Die hi nochtan vertrac
190[regelnummer]
Meer dan .XL. iaec
[pagina 294]
[p. 294]
 
Eer hi wrac so swaer /
 
Alsic u nu sal vertien /
 
Omdat Hi gherne hadde ghesien
 
Dat si hadden met allen
195[regelnummer]
Te penitentien ghevallen.
 
En̄ doen Hi sach dat niet en bestoet /
 
En̄ bleven in haer hertheyt groet /
 
So heeft Hi daer toe verwect dan
 
Enen hoghen / mechteghen man
200[regelnummer]
In eenre stat / dat ic las
 
Dat hi coninc van Spaengen was /
 
En̄ gheheten was Vespasyanus.
 
Hi ende sijn sone Thytus
 
Belaghen teenre somme
205[regelnummer]
Die heylighe stat alomme /
 
En̄ alle die Ioden daer omtrent
 
Waren in die stat gherent
 
Hen te onthouden daer /
 
Daer men voer lach drie jaer /
210[regelnummer]
En̄ oec meer in mijn versinnen.
 
Daer was so groet hongher binnen
 
Dat si meest van hongher storven
 
En̄ van armoeden bedorven /
 
Ia so groet hongher / verstaet dat /
215[regelnummer]
Dat die moeder haer kint at.
 
Int leste wart die stat ghewonnen /
 
Also dat die Ioden connen
 
In Salomoens tempel doer den vaer
 
Om hen te onthouden daer.
220[regelnummer]
Vespasiaen trac den tempel toe /
 
En̄ versloech so vele Ioden doe
[pagina 295]
[p. 295]
 
Dat die perde ghinghen int bloet
 
Verre boven haren voet.
 
En̄ vanden Ioden die men daer vinc
225[regelnummer]
Gafmen .XXX. om enen penninc /
 
Ghelijc dat si Cristum sochten
 
En̄ om .XXX. penninghe cochten.
 
Dus can God met gheliken
 
Sijn vonnesse laten striken.
230[regelnummer]
Hier op soude dat paepscap mecken /
 
En̄ wijsheyt voer doghen trecken /
 
Hoe God die wrake sire doet swaer
 
Verlingde wel .XLII. iaer.
 
Die dan so swaer worpen haren ban /
235[regelnummer]
Om ene cleyne mesdaet nochtan
 
Setten si die siele al te hant
 
Inder hellen ewighen brant /
 
Ia dicke oec om niet /
 
Als men daghelijx wel siet.
240[regelnummer]
Sine houden niet wel tghebot
 
Dat hem gheboet Onse Here God.
 
‘Leert / spreect Hi / aen mi
 
Dat ic saechtmoedech si.’
 
Noch spreect Cristus van desen:
245[regelnummer]
‘Ghi sult goedertieren wesen
 
Ghelijc uwen Vader / die es
 
Inden hemel /’ sijts gewes.
 
Noch sprac Cristus: ‘Daer staet ghescreven:
 
“Dune salt .vij. werf niet vergheven /
250[regelnummer]
Maer .vij. werven .lxx. werven.”
 
Ic duchte papen bederven
 
Meneghe siele / voer waer gheseyt /
[pagina 296]
[p. 296]
 
Met hare ombescedenheyt.
 
Noch hoertmen Cristum spreken:
255[regelnummer]
‘Ghef mi die wrake / ic salt wreken.’
 
Noch so segher Hi / dat verstaet:
 
‘Eest dat u yemant slaet
 
Aen deen kennebacke / soe
 
Biedt hem dander daer toe;
260[regelnummer]
En̄ nemt men u een cleet /
 
So biedt dat ander ghereet.’
 
Lieve kinder / also men leest /
 
Spreect God dit ten papen meest /
 
Sine souden wreken noch scelden /
265[regelnummer]
Noch oec arch met arghe ghelden;
 
Maer een licht souden si sijn
 
Dat gheven soude sinenGa naar voetnoot1 schijn
 
Opt leke volc / telker steden /
 
Met dogheden en̄ met oetmoedecheden /
270[regelnummer]
Met verdraghen en̄ met caritaten /
 
Dat soude hem en̄ den volke baten.
 
Also dat kint / alsic versta /
 
Des vader werken volghet na /
 
Also volghen lantsheren na dien
275[regelnummer]
Dat si ane die prelaten sien /
 
En̄ also volghet na dat diet /
 
Alsoet ane die heren siet.
 
Also spruyt ter groter ombaten
 
Darcheyt uten prelaten /
280[regelnummer]
En̄ sonderlinghe / des sijt vroet /
 
Ghierecheyt en̄ overmoet;
 
Want waren si gherechtich en̄ sijn /
[pagina 297]
[p. 297]
 
Tfolc souds al te beter sijn.
 
Daer die herde doelt / seght men voer waer
285[regelnummer]
Dat die scape dolen daer.
 
Noch so seghet die Gods Sone fijn
 
Metten heylighen monde sijn:
 
‘Ic kenne mijn scape en̄ si
 
Kennen oec weder mi.’
290[regelnummer]
Noch singet die Kerke / sonder waen:
 
‘Die goede Herde es op ghestaen
 
Die sine siele / dat ghijt wet /
 
Voer sijn scape heeft gheset.’
 
Lieve kindre / wat sals ghewerden?
295[regelnummer]
Prelaten dat sijn Gods herden /
 
En̄ oec die prochie papen /
 
En̄ tfolc dat sijn haer scape.
 
Also die herde sorghe draghen /
 
Beyde bi nachte en̄ bi daghe /
300[regelnummer]
Om haer scape te bewarene al
 
Voer wolve ende voer ongheval /
 
Also souden telker stede
 
Prelate en̄ cureyte mede
 
Gode bidden / vroech en̄ spade /
305[regelnummer]
Dat Hi den volke sine ghenade
 
En̄ sine gratie moeste gheven
 
Te comen in dat eweghe leven.
 
Daer sijn si in allen stonden
 
Van rechter scout toe ghebonden.
310[regelnummer]
Ach / hier wt eest al ghegaen!
 
Men siet tpaepscap nu meer staen
 
Naer grote hope van ghelde
 
En̄ na perde van sconen telde /
[pagina 298]
[p. 298]
 
Dan na sfolx salichede.
315[regelnummer]
Cristus en̄ Peter mede /
 
En̄ die ghene die na hem waren
 
Wel in .iije. iaren /
 
En reden noyt op perde /
 
Maer si ghinghen op die erde /
320[regelnummer]
En̄ versochten stede en̄ steden
 
Om der menschen salicheden /
 
En̄ leerden den volke voert
 
Des heylighen Cristus woert /
 
En̄ wijsden den volke claerlike
325[regelnummer]
Den salighen wech te hemelrike /
 
Beyde met leringhen en̄ met werken.
 
Sine laghen niet in de kerken /
 
In kasteelen no in borghen
 
Vroech no spade gheborghen /
330[regelnummer]
Daerse nieman spreken en mochte
 
Dan die ghene die daer wasdom brochte.

voetnoot1
Hs. den sinen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken